57
Vergrendelen
F Duw of trek het portier dicht om het te sluiten en vergrendel het portier vervolgens.
Als een portier niet goed is gesloten:
-
g
aat, bij stilstaande auto en
draaiende motor, dit lampje
branden in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven,
-
g
aat, als de auto rijdt (rijsnelheid
hoger dan 10
km/h), dit lampje
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
Handbediende
schuifdeur(en)
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de
afstandsbediening of via het Keyless
entry and start-systeem) en trek aan de
portiergreep.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto. Om de schuifdeur open te houden moet hij
volledig worden geopend, zodat hij wordt
geblokkeerd door het blokkeersysteem
(aan de onderzijde van de deur).
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voor werpen die het openen of sluiten van
de schuifdeur in de weg kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om
storingen te voorkomen niet rijden met
geopende schuifdeuren.
Van binnenuit
Auto vergrendeld
F Trek aan de binnenportiergreep van
een schuifdeur om de auto volledig te
ontgrendelen, en open de schuideur.
2
Toegang tot de auto
60
Van binnenuit, ontgrendelen
en vervolgens openen
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
kinderbeveiliging.
Met de knop(pen) voorin
F Druk als de kinderbeveiliging is
uitgeschakeld op de knop van een
schuifdeur om de auto te ontgrendelen en
de desbetreffende schuifdeur elektrisch te
laten openen.
F
D
ruk nogmaals op de knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
Met de knop(pen) op de deurstijl
De knop werkt niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als:
-
d
e auto rijdt,
-
v
an buitenaf de auto is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld
(afhankelijk van de uitvoering met de
sleutel, met de afstandsbediening of via
het Keyless entry and start-systeem),
-
d
e kinderbeveiliging is ingeschakeld.
De knop van de linker schuifdeur werkt
niet en er klinkt bij het indrukken een
geluidssignaal als de brandstofvulklep is
geopend.
De knop werkt niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als:
-
d
e auto rijdt,
-
v
an buitenaf de auto is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld
(afhankelijk van de uitvoering met de
sleutel, met de afstandsbediening of via
het Keyless entry and start-systeem),
-
d
e kinderbeveiliging is ingeschakeld.
De knop van de linker schuifdeur werkt
niet en er klinkt bij het indrukken een
geluidssignaal als de brandstofvulklep is
geopend.
F
D
ruk als de kinderbeveiliging is
uitgeschakeld op de knop van een
schuifdeur om de auto te ontgrendelen en
de desbetreffende schuifdeur elektrisch te
laten openen. F
D
ruk nogmaals op de knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
Toegang tot de auto
67
Uitschakelen
De handsfree-functie is standaard
ingeschakeld.
De functie kan worden uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Automatische vergrendeling
De auto wordt automatisch vergrendeld nadat
de schuifdeur via de handsfree-functie is
gesloten.
De automatische vergrendeling kan worden
uitgeschakeld via het configuratiemenu van de
auto.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende ongeveer
2
seconden branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd
ingeklapt.
Met audiosysteem
Open het menu " Persoonlijke
instelling – configuratie " en activeer/
deactiveer " Handsfree toegang ".
Met touchscreen
Open het menu "Rijden/Auto" en
activeer/deactiveer " Handsfree
toegang ".
Als u wilt dat de auto na het sluiten van de
schuifdeur automatisch wordt vergrendeld
of juist niet, activeer of deactiveer dan de
functie " Handsfree toegang automatische
vergrendeling ".
Storingen
Als tijdens het gebruik van de functie een
geluidssignaal bestaande uit drie piepjes is te
horen, is er een storing in het systeem.
Raadpleeg een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. Als in het menu Auto de optie "
Handsfree
toegang automatische vergrendeling "
is geselecteerd, controleer dan na het
sluiten van de schuifdeur of de auto is
vergrendeld.
De auto wordt namelijk niet vergrendeld:
-
a
ls het contact aan staat,
-
a
ls een van de portieren/deuren of
de achterklep geopend of niet goed
gesloten is,
-
a
ls zich een "Keyless entry and start"-
afstandsbediening in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende
voetbewegingen geen effect hebben
gehad, wacht dan enkele seconden
alvorens weer een voetbeweging te
maken.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld bij zware neerslag of
opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of
de werking van de afstandsbediening niet
wordt gehinderd door elektromagnetische
straling (smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese
mogelijk minder goed.
Ook als een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct.
2
Toegang tot de auto
68
De schuifdeur kan mogelijk onver wacht
worden geopend of gesloten als:
-
e
en trekhaakkogel is gemonteerd,
-
u e
en aanhanger aankoppelt of
loskoppelt;
-
u e
en fietsendrager bevestigt of
verwijdert,
-
u e
en fiets op een fietsendrager zet of
er vanaf haalt,
-
u i
ets achter de auto plaatst of optilt,
-
e
en dier de bumper nadert,
-
u d
e auto aan het wassen bent,
-
e
r werkzaamheden aan de auto
worden uitgevoerd,
-
u e
en wiel ver wisselt.
Om een ongewenste werking van de
functie te voorkomen, is het raadzaam
om de sleutel buiten het detectiebereik
te houden (en buiten de bagageruimte)
of de functie uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto.
Zorg er voor dat het sluiten of openen van
de schuifdeuren niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich
tijdens het bedienen van de schuifdeuren
niet kunnen bezeren.Achterdeuren
De twee achterdeuren zijn symmetrisch.
De linker achterdeur is voorzien van een slot.
Van buitenaf
F Trek, als de achterdeuren zijn ontgrendeld (afhankelijk van de uitvoering met de
sleutel, met de afstandsbediening of via het
Keyless entry and start-systeem), aan de
handgreep van de achterdeur.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto. F
T
rek nadat u de linker achterdeur hebt
geopend de hendel A naar u toe om de
rechter achterdeur te openen.
Sluiten
F Sluit eerst de rechter achterdeur en vervolgens de linker achterdeur.
Als eerst de linker
achterdeur wordt
gesloten, voorkomt
een aanslag op
de zijkant van de
rechter achterdeur
dat deze kan worden
gesloten.
Toegang tot de auto
70
Achterklep
Openen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
F
T
rek, als de achterklep is ontgrendeld
(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel,
met de afstandsbediening of via het Keyless
entry and start-systeem), aan de handgreep en
beweeg de achterklep ver volgens omhoog.
Sluiten
Als de achterklep niet goed is gesloten:
- gaat, bij stilstaande auto en draaiende motor, dit lampje branden in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt
weergegeven,
-
g
aat, als de auto rijdt (rijsnelheid hoger dan
10
km/h), dit lampje branden in combinatie met een
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die
enkele seconden wordt weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
Noodontgrendeling
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in het systeem van de centrale
vergrendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
F Klap indien nodig de achterbank (indien aanwezig) naar voren om van binnenuit bij
het slot te komen,
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
F
Trek de achterklep omlaag met behulp van de lus
aan de binnenzijde en vergrendel de achterklep.
F Steek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
Toegang tot de auto
71
Ruit van de achterklep
De ruit van de achterklep kunt u openen, zodat
u het achtercompartiment rechtstreeks kunt
bereiken zonder dat u de achterklep hoeft te
openen.
Openen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
Sluiten
Sluit de achterruit door op het midden van de
ruit te drukken totdat deze volledig gesloten is.
Als de ruit van de achterklep niet
goed is gesloten:
Druk, nadat u de auto hebt ontgrendeld
(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel,
de afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem), op deze knop en beweeg de
achterruit omhoog om hem te openen. -
b
ij stilstaande auto en draaiende motor
brandt dit lampje in combinatie met
een waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven,
-
t
ijdens het rijden (wagensnelheid
hoger dan 10
km/h) brandt dit lampje
in combinatie met een geluidssignaal
en waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel
, de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
De achterklep en de achterruit kunnen niet
gelijktijdig worden geopend. Ze zouden
anders beschadigd kunnen raken.
2
Toegang tot de auto
72
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene
uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
werkzaamheden aan het alarmsysteem
uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Het systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt.Als uw auto is uitgerust met een
programmeerbaar verwarmings-/
ventilatiesysteem en dit systeem is
ingeschakeld, kan de interieurbeveiliging niet
worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het programmeerbare
verwarmings-/ventilatiesysteem .
Volledige beveiliging
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
F
V
ergrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem. Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2
seconden branden.
Na het vergrendelverzoek met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging
na 5 seconden en de interieurbeveiliging na
45
seconden geactiveerd.
Als een van de te openen carrosseriedelen
(portier, achterklep of achterdeur, motorkap
enz.) niet goed is gesloten, kan de auto niet
met de afstandsbediening worden vergrendeld,
maar wordt de beveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop gaat uit en
de richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2
seconden.
Toegang tot de auto
73
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als 30 seconden zijn
verstreken zonder dat een van de te
openen carrosseriedelen is geopend),
wordt het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Beveiliging – met alleen
de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
p
ersonen in de auto aanwezig zijn,
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt ver voerd.
Interieurbeveiliging
Uitschakelen F
Z
et het contact af en druk binnen
tien seconden op de knop tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto. F
V
ergrendel de auto onmiddellijk
met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje knippert één
keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Opnieuw activeren F
S
chakel de omtrekbeveiliging
uit door de auto te ontgrendelen
met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje gaat uit.
F
S
chakel het alarmsysteem
weer volledig in door de
auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw
één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless
entry and start"-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing in afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F O ntgrendel de auto met de sleutel (in de
afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
F
o
pen het portier; het alarm gaat af,
F
Z
et het contact aan; het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
2
Toegang tot de auto