
101
Monteren
Terugplaatsen van de mat aan
bestuurderszijde:
F
l
eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
raai de bevestigingen een kwartslag,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
-
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Bij gebruik van niet door CITROËN
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Gebruik het klittenband om de dwarsgeplaatste
matten van de 2e zitrij aan de in lengterichting
geplaatste matten van de 2e en 3e zitrij vast te maken.
Zonneklep
De zonneklep beschermt tegen zonlicht dat van
voren of van de zijkant komt en is voorzien van een
make-upspiegel met verlichting (afhankelijk van de
uitvoering).
De zonneklep aan bestuurderszijde is voorzien van
een opbergmogelijkheid voor tolkaarten, tickets, enz.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje bevindt zich de
schakelaar voor het uitschakelen van de
passagiersairbag en er kan een fles water, de
boorddocumentatie enz. in worden opgeborgen.
F
T
rek de hendel naar u toe om het
dashboardkastje te openen.
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje
als er iemand op de voorpassagiersstoel zit
– bij een noodstop of een aanrijding kan dit
leiden tot ernstig letsel!
Op 2e en 3e zitrij
F Open bij aangezet contact het afdekkapje. De verlichting van de make-upspiegel gaat
automatisch branden.
3
Ergonomie en comfort

102
Opbergruimte
In deze ruimte kunnen een fles water, de
boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.
F
D
ruk op het linker gedeelte van de knop om
de opbergruimte te openen en begeleid de
klep tot de aanslag voor volledig openen.
Afhankelijk van de uitvoering treedt de
verlichting in werking zodra de klep wordt
geopend.
Houd tijdens het rijden de opbergruimte
gesloten. Inzittenden kunnen anders
gewond raken bij een ongeval of een
noodstop. Afhankelijk van het land van
bestemming en de aanwezigheid
van airconditioning, bevat het
kastje een ventilatieopening
waaruit dezelfde (gekoelde) lucht
stroomt als uit de ventilatieroosters
van het interieur.
Opbergvakken in de
voorportieren
Vloeistof die in de bekerhouder wordt
ver voerd (bijvoorbeeld in een mok)
en wordt gemorst, kan bij contact met
schakelaars op het dashboard en de
middenconsole storingen veroorzaken.
Wees voorzichtig.
Bovenste dashboardkastje
Dit bevindt zich in het dashboard, achter het
stuurwiel.
Druk op de knop om de klep (afhankelijk van de
uitvoering) te openen en begeleid de klep tot de
aanslag voor volledig openen.
Begeleid om het te sluiten de klep omlaag en
druk ver volgens kort op het midden er van.
Het morsen van vloeistof kan kortsluiting
veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
Uitklaptafeltjes
Op de uitklaptafeltjes aan de achterzijde van
de rugleuning van beide voorstoelen kunnen
voorwerpen gelegd worden.
Ergonomie en comfort

152
Houd tijdens het rijden het
dashboardkastje gesloten. Dit zou in het
geval van een ongeluk of plotseling remmen
tot lichamelijk letsel kunnen leiden.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is ingebouwd in het
stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden geactiveerd, met uitzondering
van de airbag aan passagierszijde als deze is
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór
(A) , in de lengterichting van de auto in het
horizontale vlak en vanaf de voorzijde richting de
achterzijde van de auto.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier(s)
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
Storing
Als dit lampje gaat branden,
raadpleeg dan altijd het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Zijairbags
Indien uw auto is uitgerust met zijairbags,
beschermen deze de bestuurder en de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel aan het
bovenlichaam, tussen de buik en het hoofd, te
verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Het afgaan van de gordelspanners gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van het activeren van de
pyrotechnische lading van het systeem.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een of
meer airbags wordt geproduceerd, kan
het gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Veiligheid

154
Veiligheidsvoorschriften
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag
en de inzittenden (kinderen, huisdieren,
objecten enz.) en bevestig niets in de buurt van
de airbags of in het gebied waar de airbags
afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van
de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daar voor bestemde
openingen naar buiten stromen.Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het
dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het CITROËN-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van
de stoelen (kleding enz.): dit zou bij het
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags. De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen, kan
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer
goed werken – In dat geval werken de zij-
airbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren
uitsluitend uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid

247
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op
het dashboard bij het aanzetten van het
contact na 30
minuten de juiste waarde
aangeven.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het ver versingsinter val voor uw
auto.
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA X" te bevinden. Controleer
indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn
versleten.
Vloeistof ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het ver versingsinter val voor uw
auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Het vloeistofniveau dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken
"MA X" te bevinden. Controleer dit
door bij afgezette motor het niveau
op de vulpijp af te lezen.
Koelvloeistofniveau
Controleer geregeld het
koelvloeistofniveau.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Voor een juiste aflezing van het koelvloeistofniveau
dient de auto op een horizontale ondergrond te
staan en moet de motor koud zijn.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MA X" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Wacht na uitschakelen van de motor minstens
1
uur met het uitvoeren van werkzaamheden
aan het koelsysteem, omdat het koelsysteem
onder druk staat.
7
Praktische informatie

254
Onderhoudstips
Algemene adviezen voor wat betreft het
onderhoud van uw auto vindt u in het garantie-
en onderhoudsboekje.Houd u aan de volgende voorschriften om
beschadiging van uw auto te voorkomen:
-
G
ebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
-
P
robeer hardnekkig vuil niet van de
koplampen, de achterlichten en de
randen ervan te verwijderen met een
hogedrukreiniger, om te voorkomen dat
de vernislaag en afdichtingen beschadigd
raken.
-
G
ebruik nooit een schuurspons voor het
verwijderen van hardnekkig vuil, omdat
hierdoor de laklaag kan bekrassen.
Gebruik in plaats daar van een zachte
doek met zeepwater.
-
R
einig tijdens het wassen van uw auto
nooit het interieur met een waterstraal.
-
W
anneer uw auto wordt gewassen in
een wasstraat met rolborstels, sluit dan
alle portieren, ver wijder de sleutel en,
afhankelijk van de uitvoering, deactiveer
het " Handsfree toegang "-systeem. Laat lakreparaties uitsluitend over aan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
-
G
ebruik nooit een hogedrukreiniger
voor het reinigen van de motorruimte,
omdat hierdoor het elektrische systeem
beschadigd kan raken.
-
V
loeistof die in de bekerhouder wordt
ver voerd (bijvoorbeeld in een mok)
en wordt gemorst, kan bij contact met
schakelaars op het dashboard en de
middenconsole storingen veroorzaken.
Wees voorzichtig.
Om te voorkomen dat stickers op de
carrosserie beschadigen of losraken, is
het raadzaam om geen hogedrukreiniger
te gebruiken voor het wassen van uw auto
(afhankelijk van de uitvoering). U wordt
geadviseerd de auto te wassen met een
sterk stromende waterstraal en deze af te
spoelen met gedemineraliseerd water.
Alleen een microvezeldoekje is geschikt voor
het afvegen van uw auto. Dit moet schoon
zijn en voorzichtig worden gebruikt.
Praktische informatie

282
Versie 2 (Full)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto. Zekeringnr.
N r.
Stroomsterkte (A) (A)Functies
F1 3"Keyless entry and start" of diefstalbeveiliging.
F5 5Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.
F7 10Bediening airconditioning achter, hifi-versterker.
F8 20Ruitenwisser(s) achter.
F10/F11 30Interne/externe sloten, voor en achter.
F12 3Alarm.
F17 1012V-aansluiting achter.
F18 5Urgence- en Assistance-oproep.
F21 3Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.
F22 3Verlichting dashboardkastje, plafonniers achter.
F23 5Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.
F24 5Stuurkolomschakelaars.
F25 5Hoogteverstelling koplampen.
F26 3
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.
F273Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.
F28 10Bediening airconditioning vóór, bediening autoradio,
keuzeschakelaar transmissie, head-up display.
F30A of B 15Audiosysteem (+ accu).
F31 5Airbags.
F33 1512V-aansluiting vóór
F35 5Instrumentenpaneel.
F36 20Audiosysteem, touchscreen, CD-speler, navigatiesysteem.
Storingen verhelpen

295
Eco-mode ............................................... 241-242
Eendelige vaste bank ................................85 - 87
Een lamp vervangen (achterdeuren)
............275
Een lamp vervangen (achterklep)
.................277
Electronic Stability Program (ESP)
.....2
1, 142-147
Elektrisch bedienbare schuifdeur
.................38 -39, 43, 48 -50, 59 - 64
Elektrische ruitbediening
................................ 74
E
lektrisch kinderslot
..................................... 175
Elektrisch verstelbare stoelen
.................. 8
0 - 81
Elektronische remdrukregelaar (EBD)
......142-143
Elektronische sleutel
.......................38, 18 4 -185
Elektronische startblokkering
...........41, 54, 186
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
............180, 187, 195 -201, 249
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
.........21, 142-143
Etiketten
.................................................... 7, 1 0 0
Extra verwarming
............................. 72, 124 -125
E
F
Follow me home-verlichting ....................4 0, 13 0
Frequentie (radio) ............................... .......24-25
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
...........12 9
D
DAB (Digital Audio
Broadcasting) – Digitale radio ..........25, 9, 6 -7
Dagrijverlichting
..................... 1
27, 129, 270-272
Dagteller
.......................................................... 33
Dashboardkastje
........................................... 101
Datum instellen
.......................36, 36 -37, 36, 20
Derde remlicht
....................................... 276, 278
Detectie te lage bandenspanning
.................234-235, 263, 268
Dieselmotor
.................... 1
8, 239, 245, 255, 290
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting)
.............................25, 9, 6
Dimlicht
...................... 25 -26, 127, 270-271, 273
Dimmer dashboardverlichting
...................33-34
Display instrumentenpaneel
.............3 4 - 35, 189
Dodehoekbewaking
.......................25, 225, 227
DSC/ASR
............................................... 142-143
GGereedschap ....................................... 258, 263
Gereedschapskist ................................. 256-258
Gevarendriehoek
.......................................... 255
Gewichten
............................................. 2
89-290
GPS
................................................................. 14
Grip control
............................................ 145 -147
Grootlicht
.................... 2
5 -26, 127, 270, 272-273
Grootlichtassistent
...............................
.........132
Grootlichtassistent
................... 2
5, 132-13 3, 2 23
HHalogeenlampen ...................................2 70-272
Handbediende schuifdeur ...................57- 5 8 , 6 2
Handgeschakelde versnellingsbak
......18, 187-188, 198 -201, 249
Handgrepen
.......................................... 10
5 -10 6
Handrem
................................. 14, 186, 249 -250
Handsfree-schuifdeur
............................... 6
5 - 67
Handsfree set
......................28 -2 9, 15 -16 , 11-12
Head-up display
..................... 20
1-202, 201-203
Helderheid
....................................................... 19
Hill Start Assist
.............................................. 187
Hoedenplank
................................................. 102
Hoek van de stoel verstellen
....................79, 81
Hoofdsteunen achter
...................................... 86
Hoofdsteunen verstellen
...........................82, 84
Hoofdsteunen vóór
................................... 8
2, 84
Hoogteverstelling veiligheidsgordels
............148
Hulpoproep
............................................ 140 -141
I
Identificatie auto............................................ 293
Individuele achterstoel(en) op rails .......9 6 - 9 9, 149
Inhoud brandstoftank
.............................237-238
Instapverlichting
..................................... 13 0 -131
Instellingen van het systeem
....................3
5, 19
Instrumentenpaneel
........................................ 10
Intelligente tractiecontrole
............................143
Interieurfilter (vervangen)
.....................248-249
Interieurverlichting
...............................
.10 9, 13 4
ISOFIX
............................ 167-16 8 , 170 -171, 173
ISOFIX-bevestigingen
...16 5 , 16 8 , 170 -171, 173
ISOFIX-kinderzitjes .........167-16 8 , 170 -171, 173
Kentekenplaatverlichting
......................276, 278
Keuzeschakelaar elektronisch gestuurde versnellingsbak
......................... 24
9
Keyless entry and start ....43, 45 - 57, 182-183, 18 6
Kilometerteller
................................................. 33
Kinderbeveiliging
................................... 175 -176
Kinderbeveiliging achterportierruiten
...........176
Kinderen
.................. 16 2 , 167-16 8 , 170 -171, 173
Kinderen (veiligheid)
..................................... 175
Kinderzitjes
...... 15 0 -151, 15 5 -157, 161-165, 174
Kledinghaak
.......................................... 105 -10 6
Klembeveiliging
...................................... 10
9 -110
Kleurcode lak
...............................
.................293
Klimaatregeling
............................... 11
7-11 8 , 12 3
Klokje (instellen)
............................ 36 -37, 36, 20
Koelvloeistoftemperatuur
.................... 15, 29 - 3 0
Koelvloeistoftemperatuurmeter
................29-30
Koplampsproeiers
......................................... 137
Koplampverstelling
....................................... 13 3
Krik
........................................................ 263-264
K
JJack ...................................................104, 26, 10
Jack-aansluiting ............................ 104, 26, 10, 9
Jack-kabel
................................................. 26, 10
.
Trefwoordenregister