Page 145 of 248

143
Parkeerhulp
Deze functie signaleert met behulp van sensoren
in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto
(personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.) die
binnen het detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die
aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden
mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de sensoren
bevinden.Dit systeem is een hulpsysteem: de bestuurder
dient altijd alert te blijven.
Parkeerhulp achter
Deze functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Geluidssignalen Grafische
w
eergave
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Parkeerhulp vóór
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken. De grafische weergave is een aanvulling op het
geluidssignaal. Op het scherm worden blokken
weergegeven die het pictogram van de auto steeds
dichter naderen.
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij
een wagensnelheid van maximaal 10
km/h vóór de
auto een obstakel wordt gedetecteerd.
Zodra uit de achteruitversnelling wordt geschakeld,
is de functie niet meer actief.
06
Rijden
Page 146 of 248

144
Uitschakelen/activeren van de
parkeerhulp vóór en achter
Via het configuratie- of instellingenmenu van
de auto kan de functie worden geactiveerd en
gedeactiveerd.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
uitzetten van het contact.De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of
een fietsendrager wordt gemonteerd (auto's
voorzien van een trekhaak of een aanbevolen
fietsendrager).
Storing
Als er een storing optreedt, gaat bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
dit lampje op het instrumentenpaneel
branden en/of wordt er een melding op
het display weergegeven, in combinatie
met een geluidssignaal (korte pieptoon).
Raadpleeg het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de
systemen te laten controleren.
Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren bedekt zijn
met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen geven
als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden
(motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen
obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de
wagensnelheid hoger wordt dan 10
km/h.
Aan de hand van het geluid dat via
de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het obstakel
zich voor of achter de auto bevindt.
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel voor
de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
De afstand tussen de blauwe strepen
correspondeert met de breedte van uw auto zonder
de buitenspiegels. De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
De beelden van de camera worden in kleur
weergegeven op het touchscreen.
06
Rijden
Page 147 of 248
145
De blauwe strepen geven de rijrichting van de auto
w e e r.
De rode steep geeft een afstand van 30 cm direct
achter de achterbumper van uw auto weer. Als de
afstand tot een obstakel nog kleiner wordt, klinkt
een ononderbroken geluidssignaal.
De groene strepen geven een afstand van circa
1
en 2 meter weer achter de achterbumper van uw
auto.
Ze worden weergegeven als strepen "op de
weg" en geven geen indicatie van de positie
van de auto ten opzichte van hoge obstakels
(bijvoorbeeld andere auto's).
Een zekere ver vorming van het beeld is
normaal.
Het is normaal dat onder aan het scherm een
stukje van de kentekenplaat is te zien.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon
met een zachte, droge doek.
Wassen met een hogedrukreiniger
Bewaar een afstand van minimaal 30
cm
tussen de lans van de hogedrukreiniger en de
lens van de camera.
06
Rijden
Page 148 of 248
PR AKTISCHE INFORMATIE
07
Page 149 of 248
147
DYNAMISCHE PARTNERS,
GERICHT OP DE
T O E K O M S T.
Al meer dan 45 jaar delen TOTAL en DS dezelfde waarden:
t opprestaties, creativiteit en technische innovatie.
In het kader hier van heeft TOTAL een serie TOTAL
QUARTZ-smeermiddelen ontwikkeld die geschikt zijn voor
motoren van het merk DS. Deze smeermiddelen dragen er
toe bij dat het brandstofverbruik wordt verminderd en het
milieu zo min mogelijk wordt belast.
Kies TOTAL QUARTZ-smeermiddelen
voor het onderhoud van uw auto; deze
garanderen een optimale levensduur en
uitstekende prestaties van uw motor.
07
Praktische informatie
Page 150 of 248

148
Brandstoftank
Inhoud van de tank:
- B enzine: ongeveer 30 of 50 liter (afhankelijk van
de uitvoering).
-
D
iesel: ongeveer 30 of 46 liter (afhankelijk van
de uitvoering).
Te laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau in de
brandstoftank is bereikt, gaat dit lampje
op het instrumentenpaneel branden.
Wanneer dit lampje gaat branden, zit
er nog ongeveer 5
liter brandstof in
de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te
voorkomen dat u
zonder brandstof komt
te staan.
Indien u
per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de tank
beslist worden afgetapt voordat de motor
kan worden gestar t.
Vullen
Een sticker aan de binnenzijde van de vulklep geeft
aan welke brandstof u moet tanken voor het type
motor in uw auto.
Als er minder dan 7
liter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter. Tank nooit als de motor door het Stop & Start-
systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel.
Om veilig te tanken:
F
Z
et de motor af.
F
O
pen de brandstofvulklep.
F
S
teek de sleutel in de dop en draai de sleutel
linksom. Bij het openen van de brandstofvuldop kan
een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit
is volkomen normaal en wordt veroorzaakt
door de onderdruk die ontstaat door de
afdichting van het brandstofcircuit.
Als u klaar bent met tanken:
F
P
laats de vuldop.
F
D
raai de sleutel naar rechts en ver wijder hem uit
de vuldop.
F
S
luit de brandstofvulklep.
Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de dop
worden verwijderd.
F
V
er wijder de vuldop en bevestig deze aan de pal
aan de binnenzijde van de brandstofvulklep. F
V
ul de tank maar laat het vulpistool niet meer
dan drie keer afslaan ; doet u dit wel, dan kan
dit leiden tot storingen.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht bij auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om
benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan de
motor, ontstaan door het tanken van de verkeerde
brandstof, voorkomen.
07
Praktische informatie
Page 151 of 248

149
Werking
Wanneer u bij een uitvoering met dieselmotor een
b enzinetankpistool in de tankopening probeert te
plaatsen, wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er dus
niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken maar
kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met behulp
van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, druk deze
niet tegen de klep van de tankbeveiliging en
giet voorzichtig om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt. Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken van
dieselbrandstof per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging
op de auto er toe leiden dat tanken niet
mogelijk is.
Wij adviseren u
daarom voordat u naar het
buitenland afreist bij het dealernetwerk te
informeren of uw auto geschikt is om in het
desbetreffende land te kunnen tanken.
Deze voorziening, die in de tankopening is
ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstofvuldop
verwijdert.
07
Praktische informatie
Page 152 of 248

150
Geschikte brandstoffen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen en die bij tankstations
getankt kunnen worden:Benzine die voldoet aan de norm EN228
en
is gemengd met een biobrandstof die
voldoet aan de norm EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de
norm B715001
mogen worden gebruikt.
Brandstof voor dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige Europese
richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt
kunnen worden: Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een
gehalte aan methyl-ester vetzuren van 0 tot
10 %) ,
Paraffinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn EN15940 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214 (met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 7%).
De brandstof B20 of B30 die voldoet
aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt
voor de dieselmotor van uw auto. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor
"Zware rijomstandigheden") strikt worden
nageleefd.
Raadpleeg voor meer informatie het dealernetwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie…) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit). Alleen het gebruik van dieseladditieven die
voldoen aan de norm B715000
is toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen
in het brandstofsysteem van uw auto veroorzaken.
Om dit te voorkomen is het raadzaam winterdiesel
te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur lager
dan -15
°C moeilijk aanslaat, laat dan de auto even
in een garage of ver warmde werkplaats staan.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor
beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke
brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal,
specifieke commerciële benaming enz.) om de
goede werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN590
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een
gehalte aan methyl-ester vetzuren van 0
tot
7 %) ,
07
Praktische informatie