26
Boordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius,
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid enz.).
Display van het
instrumentenpaneel
Monochroom display C
Gegevensdisplay
F Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
om de verschillende functies van de
boordcomputer weer te geven. De
boordcomputer kan de volgende informatie
weergeven:
-
Actieradius.
-
H
uidig brandstofverbruik.
-
A
fgelegde afstand.
-
G
emiddeld brandstofverbruik.
-
G
emiddelde snelheid.
F
D
ruk nogmaals op de toets om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Op nul stellen
F Druk langer dan 2 seconden op de toets
om de afgelegde afstand, het gemiddelde
brandstofverbruik en de gemiddelde
snelheid op nul te zetten.
Touchscreen
De informatie is toegankelijk via het
menu Rijden / Auto .
Instrumentenpaneel
28
Deze waarde kan variëren door een
gewijzigde rijstijl of het rijden op een
helling, waardoor het momentane
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display. Na het
tanken van minimaal 5
liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en weergegeven
als deze meer dan 100
km bedraagt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als tijdens het rijden
de streepjes continu worden weergegeven.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km of km/l)
B erekend over de laatste seconden. Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h.
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km of km/l)
B erekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(k m)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Teller Stop & Start
of (minuten/seconden of uren/minuten) Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, houdt een teller bij hoelang de STOP-
stand tijdens een rit is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Boordcomputer, enkele
definities
Actieradius
(k m)
Het aantal kilometers dat
kan worden afgelegd met
de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank. Berekend
op basis van het gemiddelde
verbruik over de laatste
afgelegde kilometers.
Instrumentenpaneel
30
Het vergrendelen wordt bevestigd door het
gedurende ongeveer twee seconden branden
van de richtingaanwijzers.Als een van de portieren of de achterklep
geopend is, werkt de automatische
centrale vergrendeling niet: u hoort de
sloten dan weer openspringen.
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk
wordt ontgrendeld zonder dat binnen
30
seconden een van de portieren of het
kofferdeksel wordt geopend, wordt de auto
automatisch weer vergrendeld.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. Uw auto moet zijn vergrendeld.
F
D
ruk op de afstandsbediening
op de knop met het gesloten
hangslot.
Hierna zullen gedurende enkele seconden
de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Storing in de
afstandsbediening
Bij een storing in de afstandsbediening kan
de auto niet meer met de afstandsbediening
ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd
worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Synchroniseren
F Zet het contact uit en ver wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
ruk direct gedurende enkele seconden op
het gesloten hangslot.
F
D
raai de sleutel terug in de stand 2
(c
ontact
AAN ).
F
Z
et het contact uit en ver wijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
De batterij vervangen
Batterij ref.: CR2032 / 3 V.
A ls de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt u
gewaarschuwd door dit lampje op het
dashboard, een geluidssignaal, en
een melding op het display. F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
er wijder de lege batterij uit de houder.
F
P
laats de nieuwe batterij in de juiste richting
in de houder.
F
K
lik het deksel op de afstandbediening vast.
Toegang tot de auto
33
Portieren
Openen
Van buitenaf
Van binnenuit
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:- gaat bij draaiende motor
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10
km/h)
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
Noodbediening
Hiermee kunt u de portieren mechanisch
vergrendelen en ontgrendelen in het geval van
een storing in de centrale vergrendeling of van
de accu.
Bestuurdersportier
Steek de geïntegreerde sleutel in het slot om
het portier te vergrendelen of ontgrendelen.
Overige portieren
F Controleer of de kinderslot van de achterportieren niet geactiveerd is.
F
O
ntgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
F
T
rek aan de binnenportiergreep van
een portier; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld. F
V
er wijder de zwarte dop op de zijkant van
het portier met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel voorzichtig in de opening
en duw de hendel zonder de sleutel te
verdraaien, naar de binnenzijde van het
portier.
F
V
er wijder de sleutel en plaats het
afdekkapje terug.
Als de centrale vergrendeling niet werkt,
moet de accu worden losgekoppeld om de
achterklep te kunnen vergrendelen zodat
de auto volledig is vergrendeld.
2
Toegang tot de auto
34
Kofferdeksel
Openen
Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel met
de afstandsbediening
F Houd de middelste knop van de afstandsbediening langer dan
1
seconde ingedrukt.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een
kier gezet.
Het kofferdeksel van binnenuit
openen
F Druk links op het dashboard op de knop voor het openen van het kofferdeksel.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een
kier gezet.
Openen van het kofferdeksel
F Beweeg het kofferdeksel omhoog tot het volledig is geopend.
SluitenF Trek het kofferdeksel omlaag met behulp van een van de handgrepen aan de
binnenzijde.
F
D
uw ver volgens op het kofferdeksel om het
te sluiten.
-
gaat bij draaiende motor
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10
km/h)
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in de centrale vergrendeling het
kofferdeksel mechanisch ontgrendeld worden.
OntgrendelenAls het kofferdeksel niet goed is gesloten:
F
K
lap de achterbank naar voren om bij het
slot in de bagageruimte te komen,
Neem als uw auto is voorzien van een
vaste achterbank contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om het kofferdeksel
te ontgrendelen.
Laat de achterklep bij een storing of
moeilijkheden bij het openen of sluiten
snel controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om te voorkomen dat het probleem erger
wordt en de achterklep loslaat, wat ernstig
letsel tot gevolg kan hebben.
Toegang tot de auto
42
Uitschakelen
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters, voetenruimten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de rolknop in een
middenstand te zetten of door de
ventilatieroosters te sluiten.
Toevoer van buitenlucht /
Luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
F
S
chuif de knop naar links in de
stand "Luchtrecirculatie in het
inter i eur ".
F
S
chuif de knop naar rechts in de
stand "Toevoer van buitenlucht".
Handbediende
airconditioning (zonder
display)
Dit systeem werkt alleen bij draaiende motor.
1 Temperatuur.
2 Luchtopbrengst.
3 Luchtverdeling.
4 Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
5 Airconditioning.
Comforttemperatuur
F Draai de rolknop naar blauw
(koel) of rood (warm) om de
temperatuur naar wens in te
stellen.
Luchtopbrengstregeling
F Draai de rolknop om de gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Ergonomie en comfort
44
Automatische
airconditioning (met
display)
Dit systeem werkt alleen bij draaiende motor.
1Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
2 Temperatuur.
3 Airconditioning.
4 Maximumstand airconditioning.
5 Luchtverdeling.
6 Luchtopbrengst.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht
weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
F Druk op de toets om de toevoer van
buitenlucht af te sluiten en de lucht
in het interieur te laten circuleren. Dit
wordt bevestigd door de indicator die
op het display verschijnt.
F Druk nogmaals op de toets
om de toevoer van buitenlucht
weer in te schakelen. Dit wordt
bevestigd door het verdwijnen
van de indicator op het display.
Comforttemperatuur
F Druk op deze toetsen (rood voor warm en blauw voor koud) om
de temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Er verschijnen of verdwijnen geleidelijk
temperatuurbalkjes op het display.
Airconditioning
Inschakelen
F Druk op deze toets. De desbetreffende indicator
verschijnt op het display.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. De indicator verdwijnt.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Maximumstand
airconditioning
Met deze toets wordt de lucht in het interieur
snel gekoeld.
Inschakelen
F Druk op deze toets. De desbetreffende indicator
verschijnt op het display.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. De indicator verdwijnt.
Ergonomie en comfort
45
Luchtverdeling
F Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen
naar hetzij:
-
d
e voorruit en de zijruiten
(ontwasemen of ontdooien),
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,
-
d
e voorruit, de zijruiten,
de ventilatieroosters en de
voetenruimten,
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voetenruimten,
-
d
e ventilatieroosters en de
voetenruimten,
-
d
e ventilatieroosters.
Luchtopbrengstregeling
F Druk op deze toets om de luchtopbrengst te verhogen .
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op deze toets (van de
luchtopbrengstregeling) tot
alle balkjes op het display zijn
verdwenen.
F
D
ruk op deze toets om de
luchtopbrengst te verlagen .
Er verschijnen geleidelijk balkjes van de
luchtopbrengst. De balkjes van de luchtopbrengst verdwijnen
geleidelijk.
Hiermee worden alle functies van de airconditioning
uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Er blijft
door de rijwind nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Als u nogmaals op deze toets (van
de luchtopbrengstregeling) drukt,
wordt de functie weer ingeschakeld.
Rijd niet te lang met een uitgeschakeld
airconditioningssysteem (kans op beslaan van
de ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit).
Ontwasemen – ontdooien
voorzijde
Deze opdruk op het
bedieningspaneel geeft aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem
F Zet de knoppen van de temperatuurregeling
en de luchtverdeling in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven stand.
F Zet de knop van de luchttoevoer in de stand "Toevoer van
buitenlucht" (knop naar rechts
g e s c h ove n).
F
Z
et de knop van de
luchtverdeling in de stand
"Voorruit".
3
Ergonomie en comfort