Wanneer hendel 1 fig. 33 naar de
“d”-stand wordt bewogen, wordt de
activering van de “Dynamic”-modus
bevestigd door een tijdelijke variatie in
de helderheid (knipperen) van het
instrumentenpaneel.
Uitschakelen
Beweeg hendel 1 fig. 33 naar de
"Natuurlijke" stand;
“All Weather” MODUS AAN/UIT
SCHAKELEN
Inschakelen
Breng hendel 1 fig. 33 omlaag (naar de
letter “a”) en houd hem 0,5 seconden in
deze stand tot de betreffende led gaat
branden of tot het woord “All Weather”
op het display verschijnt.
Uitschakelen
Beweeg hendel 1 fig. 33 naar de
"Natuurlijke" stand;
BELANGRIJK
9)"VELOCE" VERSIE: Gezien de hoge
niveaus van de prestaties van het voertuig
wordt aanbevolen de "Dynamic" modus niet
te gebruiken bij het rijden van de eerste
kilometers met het voertuig, zoat de
mechanische onderdelen de noodzaklijke
inrijperiode hebben.
VERSIE MET LPG-SYSTEEM
19) 21)10) 11) 12) 13) 14) 16)
INLEIDING
De LPG-uitvoering heeft twee
brandstoftoevoersystemen: een voor
benzine en een voor LPG.
PASSIEVE VEILIGHEID/ACTIEVE
VEILIGHEID
Alhoewel het LPG-systeem talrijke
veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd als volgt te werk te gaan als
het voertuig lange tijd niet gebruikt
wordt of als het voertuig verplaatst
wordt in een noodgeval na pech of een
ongeval:
de bevestigingselementen 1 fig. 34los
te maken en vervolgens het deksel 2 te
verwijderen;
Draai de LPG-kraan dicht door de ring
1 fig. 35rechtsom te draaien.
zet het deksel terug en draai de
bevestigingen weer vast.
LPG-TANK
De auto heeft een tank (onder druk) A
voor de opslag van LPG in vloeibare
staat. Deze is toroïdaal en is in de ruimte
voor het reservewiel geplaatst en is op
passende wijze beschermd.
Certificatie LPG-TANK
De LPG tank is gecertificeerd in
overeenstemming met de geldende
voorschriften.
In Italië heeft de tank een levensduur van
10 jaar vanaf de
kentekenregistratiedatum van de auto.
Als de auto in een ander land dan Italië is
geregistreerd, kunnen de duur en test- en
inspectieprocedures van de LPG-tank
variëren, afhankelijk van de wettelijke
34A0K0322C
35A0K0323C
34
WEGWIJS IN UW AUTO
iTPMS-systeem (indirect Tyre
Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
BESCHRIJVING
De auto kan uitgerust zijn met het iTPMS
(indirect Tyre Pressure Monitoring
System) dat via de wielsnelheidsensoren
de toestand van de bandenspanning
controleert.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
als een of meer banden leeg zijn met een
permanent brandend
waarschuwingslampje
en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem aangeven om welke band het
gaat: het wordt in elk geval aanbevolen
om de spanning van alle vier de banden te
controleren.
Deze aanduiding wordt ook weergegeven
nadat de motor wordt afgezet en weer
gestart wordt, zolang de resetprocedure
niet wordt uitgevoerd.
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint wanneer
de RESET-procedure wordt uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel verwisseld
wordt;
wanneer de banden worden gedraaid
of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET wordt
uitgevoerd, de banden met de juiste
bandenspanning op, vermeld in de
bandenspanningstabel (zie de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens").
Als de reset niet wordt uitgevoerd in alle
bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.Druk, voor het uitvoeren van de RESET bij
stilstaande auto en contactsleutel op
MAR, 2 seconden op de knop
fig. 39 op
het dashboard; na de RESET toont het
display een speciaal bericht dat aangeeft
dat het "inleren" is gestart.
WERKINGSCONDITIES
47) 48) 49) 50) 51) 52)
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen) kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan een band
slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
39A0K0608C
65
Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band, montage
van het noodreservewiel, gebruik van de
"Fix&Go Automatic" kit, gebruik van
sneeuwkettingen, verschillende banden
op de assen gemonteerd) kan het
systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld worden.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld is,
knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna continu branden; tegelijkertijd
wordt op het display een speciaal bericht
weergegeven.
Deze aanduiding wordt ook weergegeven
na het afzetten en opnieuw starten van
de motor, als de correcte
bedrijfsomstandigheden niet hersteld
worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
BELANGRIJK
47)Als het systeem een spanningsafname
van een bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de spanning van alle vier de
banden te controleren.
48)Het iTPMS ontslaat de bestuurder niet
van de verplichting om de bandenspanning
elke maand te controleren en mag niet
beschouwd worden als vervanging voor het
onderhoud of een veiligheidssysteem.
49)De bandenspanning moet bij koude
banden gecontroleerd worden. Als de
bandenspanning om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden gecontroleerd,
dan mag de spanning niet worden verlaagd,
ook wanneer de gemeten waarde hoger is
dan de voorgeschreven spanningswaarde.
Controleer de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.
50)Het iTPMS-systeem waarschuwt niet bij
een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen het
voertuig tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
51)Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het is niet in staat
om de banden op te pompen.
52)Een te lage bandenspanning verhoogt
het brandstofverbruik, verkort de
levensduur van het loopvlak en kan het
vermogen om de auto op veilige manier te
besturen beïnvloeden.
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met de
rug tegen de rugleuning zit.
Om de gordels vast te maken, de gesp 1
fig. 40 vasthouden en deze in sluiting
3 steken, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Om de gordel los te maken, druk op knop
2 en begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij niet
draait.
53)
40A0K0659C
66
VEILIGHEID
EEN WIEL VERVANGEN
KRIK
115) 116) 117) 118) 119) 120)
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 1,76 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik door
een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Onderhoud krik:
voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
breng nooit wijzigingen aan de krik aan.
Omstandigheden waarin de krik niet
gebruikt moet worden:
temperatuur onder -40°C
op zanderige of modderige grond
op ongelijke ondergrond
op steile wegen
onder extreme weersomstandigheden:
onweer, tyfonen, orkanen,
sneeuwstormen, stormen, enz.
in direct contact met de motor of voor
reparaties onder het voertuig
op schepen.Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:
stop het voertuig op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar het
wiel op veilige wijze vervangen kan
worden. De grond moet zo mogelijk vlak
en voldoende compact zijn;
zet de motor af, trek de handrem aan
en schakel de 1steversnelling of de
achteruit in. Doe het reflecterende
veiligheidsvest (wettelijk verplicht) aan
voordat u uit het voertuig stapt;
open de bagageruimte, til de mat op
met de voorziene tab;
met sleutel 1 fig. 87 uit de
gereedschapshouder, draai de
blokkeerschroef los, neem de
gereedschaphouder 2 uit en plaatst hem
naast het te vervangen wiel. Neem het
noodreservewiel 3;
draai de wielbouten ongeveer een slag
los d.m.v. de sleutel 1 fig. 88. Bij versies
met lichtmetalen velgen, de auto
schudden om het loskomen van de velg
van de wielnaaf te vergemakkelijken;
plaats de krik onder de auto, nabij het
te verwisselen wiel. Op versies waar dit
geschikt is, ervoor zorgen de plastic
aerodynamische afscherming niet te
beschadigen;
voorziening 1 fig. 89 bedienen om de
krik omhoog te krijgen, totdat het
bovenste deel correct is ingebracht in het
zijlid op het punt aangeduid door de pijl
fig. 89. De hefpunten 3 worden
getoond in fig. 90.
87A0K0649C
88A0K0650C
119
waarschuw alle omstanders dat het
voertuig wordt opgekrikt; zorg dat
niemand in de nabijheid van het voertuig
komt tot het weer helemaal op de grond
staat;
plaats de slinger 2 fig. 89 in de zitting
in voorziening 1 en krik het voertuig op
tot het wiel enkele centimeters van de
grond is;
35)
Voor versies met wieldop, verwijder
de wieldop na het losmaken van de
4 bevestigingsbouten en maak tot slot de
vijfde bout los en neem het wiel uit;
zorg dat de contactvlakken van het
reservewiel en de velg schoon zijn om het
losraken van de wielbouten te
voorkomen;
monteer het ruimtebesparende
reservewiel door de eerste wielbout twee
slagen aan te draaien in het gat dat zich
het dichtst bij het ventiel bevindt;
neem de sleutel 1 fig. 87 en draai de
wielbouten volledig vast;
draai aan de slinger van de krik 2
fig. 89 om de auto omlaag te brengen.
Verwijder de krik;
gebruik de bijgeleverde sleutel 1
fig. 87 om de wielbouten kruiselings vast
te draaien, in de volgorde die is
aangegeven in fig. 91;
het is raadzaam om bij vervanging van
een lichtmetalen velg het wiel
ondersteboven te plaatsen, met het
versierde gedeelte naar boven gericht.
Herstel de normale band zo snel mogelijk,
want als hij in het vak van het reservewiel
geplaatst is, maakt hij de laadvloer van de
bagageruimte ongelijkmatig omdat hij
breder is dan het reservewiel.
36)
DE SUBWOOFER VERWIJDEREN
(versions with Bose HI-FI)
(voor bepaalde versies/markten)
BELANGRIJK De onderstaande
procedure is alleen van toepassing voor
auto's voorzien van een Bose Hi-Fi
systeem met subwoofer (voor bepaalde
versies/markten).
Subwoofer en noodreservewiel
Bij deze versies is het gereedschap voor
het verwisselen van een wiel opgeborgen
in een speciale houder aan de linkerkant
van de bagageruimte (zie fig. 92 ).
89A0K0651C
90A0K0904C
91A0K0040C
120
NOODGEVALLEN
Ook de krik wordt ook bewaard aan de
linkerkant van de bagageruimte, in een
speciaal vak.
Ga als volgt te werk om de subwoofer te
verwijderen:
open de bagageruimte, til de mat op
met de voorziene tab en verwijder het
afstandsstuk van de laadruimte;
draai de vergrendeling 1 fig. 93 los,
verwijder de bevestigingsklem 2 van de
kabel en til vervolgens de subwoofer op;
plaats de subwoofer naast de
bagageruimte en neem het
noodreservewiel;
plaats het reservewiel terug als eerder
beschreven.
Na afloop van de werkzaamheden:
herplaats de subwoofer correct (zie
aanwijzingen op het etiket op de
subwoofer zelf), zodat het woord “BOSE”
in de goede leesrichting is geplaatst;
plaats de kabel van de subwoofer op
de juiste manier zonder dat hij bekneld
raakt. Bevestig dan bevestigingsklem
2 en bevestig het de vergrendeling 1.
Plaats dan het afstandsstuk fig. 92 van
de laadruimte correct en breng de mat
weer omlaag.
Subwoofer en “Automatic Fix&Go Kit”
De Automatic Fix&Go Kit localiseren:
open de bagageruimte, til de mat op
met de voorziene tab;
pak de "Fix&Go Automatic Kit"
geplaatst aan de linkerkant van de
bagageruimte (zie fig. 94 );
blaas de band op (zie paragraaf
“Fix&Go Automatic Kit”).
BELANGRIJK Als u de subwoofer wilt
verwijderen, raadpleeg dan de instructies
op het plaatje fig. 94 op de subwoofer
zelf om deze correct te herplaatsen.
BELANGRIJK
115)Het noodreservewiel is specifiek voor
deze auto bestemd. Monteer het niet op
andere automodellen. Monteer ook geen
reservewielen van andere modellen op uw
auto. Gebruik het ruimtebesparende
reservewiel alleen in noodgevallen. Gebruik
het nooit langer dan strikt noodzakelijk en
rijd nooit harder dan 80 km/h. Op het
noodreservewiel is een oranje sticker
aangebracht waarop de belangrijkste
waarschuwingen over het gebruik en de
betreffende beperkingen zijn vermeld. Deze
sticker mag nooit verwijderd of afgedekt
worden. Monteer nooit een wieldeksel op het
noodreservewiel.
92A0K0235C
93A0K0654C
94A0K0178C
121
116)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Blokkeer de wielen met
blokken of andere geschikte voorwerpen als
de auto op een helling of een slecht wegdek
stilstaat.
117)Een gemonteerd noodreservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle bochten.
De totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer ruimtebesparende
reservewielen is verboden. Smeer de
schroefdraad van de wielbouten niet met vet
voordat ze gemonteerd worden: ze kunnen
hierdoor losraken.118)De krik mag alleen gebruikt worden om
wielen te vervangen van de auto waarbij de
krik geleverd is of van auto's van hetzelfde
model. Gebruik de krik niet voor andere
doeleinden, zoals het opkrikken van andere
voertuigmodellen. Gebruik de krik nooit voor
het uitvoeren van reparaties onder het
voertuig. Door een verkeerde plaatsing van
de krik, kan het voertuig van de krik vallen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje op de krik.
Monteer nooit sneeuwkettingen op het
ruimtebesparende reservewiel. In geval van
een lekke voorband (aandrijfwiel), kan het
ruimtebesparende reservewiel op de
achteras en het standaard achterwiel op de
vooras worden gemonteerd. Zo heeft de
vooras twee normale wielen waarop
sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
119)Als het wieldeksel niet juist
gemonteerd is, kan het loskomen wanneer
de auto rijdt. Voer nooit werkzaamheden aan
het ventiel uit. Steek nooit gereedschap
tussen de velg en de band. Controleer
regelmatig de spanning van de banden en
het noodreservewiel (zie hoofdstuk
"Technische gegevens").120)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij de
krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Nooit gebruiken voor onderhoud
of reparatie-activiteiten onder de auto of
om de zomer-/winterbanden te verwisselen
en andersom. Zorg dat u zich nooit bevindt
onder het opgekrikte voertuig. Mocht het
nodig zijn om werkzaamheden te verrichten
onder het voertuig, contact opnemen met
het Alfa Romeo Servicenetwerk. Onjuiste
plaatsing van de krik kan er toe leiden dat
het opgekrikte voertuig eraf valt: gebruik
hem alleen op de aangegeven plaatsen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje op de krik.
Start de motor nooit wanneer het voertuig
opgekrikt is. Als het voertuig meer dan
noodzakelijk is opgekrikt, kan alles
onstabieler worden, met het risico dat het
voertuig met een harde klap omlaag komt.
Krik daarom het voertuig alleen op zover als
nodig is, om toegang te krijgen tot het
reservewiel.
122
NOODGEVALLEN
WIELEN
STANDAARD VELGEN EN BANDEN
Versies Wielen Standaard banden WinterbandenNoodreservewiel
Velg Band
1,4 Turbo Benzine
1.4
Turbo
MultiAir
1.6 JTD
M2.0 JTDM
7Jx16 H2 ET 41 205/55 R16 91V 205/55 R16 91Q
T135/
70 R16 100M
T125/
80 R17 99M4Bx16ET22
4Bx17ET25 7 1/2 Jx17 H2 ET 41225/45 R17 91W 225/45 R17 91Q
225/45 R17 94V ALL
SEASON–
7 1/2 Jx18 H2 ET 41
(*)225/40 R18 92W
REINFORCED(*) (**)225/40 R18 92Q
REINFORCED
1,4 Turbo Benzine
(***)1.4 Turbo MultiAir(***)1.6 JTDM(***)
2.0 JTDM(***)
7 1/2 Jx17 H2 ET 41 225/45 R17 91W 225/45 R17 91Q
T125/
80 R17 99M4Bx17ET25
7 1/2 Jx18 H2 ET 41225/40 R18 92W
REINFORCED
(**)225/40 R18 92Q
REINFORCED
1750 Turbo Benzine
(*)
7 1/2 Jx17 H2 ET 41 225/45 R17 91W 225/45 R17 91Q
T125/
80 R17 99M4Bx17ET25
7 1/2 Jx18 H2 ET 41225/40 R18 92W
REINFORCED
(**)225/40 R18 92Q
REINFORCED
(*) Voor bepaalde versies/markten
(**) Banden waarop geen kettingen gemonteerd kunnen worden
(***) Versies met vergrote remklauwen
Bij versies met 205/55 R16” en 225/45 R17” banden, sneeuwkettingen met smalle schakels gebruiken, die maximaal 9 mm
uitsteken buiten het bandprofiel.
166
TECHNISCHE GEGEVENS