AUTORADIO
Gebruik van de
bedieningsschakelaar
OPMERKING Om veiligheidsredenen
zijn bepaalde functies tijdens het rijden
van het voertuig gedeactiveerd.
De volgende handelingen zijn mogelijk
door op de schakelaars rondom de
bedieningsknop te drukken fig. 164:
geeft het startscherm weer.
geeft het scherm "Entertainment"
weer.
NAVgeeft het scherm "Navigatie" weer
(uitsluitend op voertuigen uitgerust
met een navigatiesysteem). Als de
SD-kaart van het navigatiesysteem
niet is ingevoerd, zal het kompas
dat de richting waarin het voertuig
rijdt aanduidt worden
weergegeven.
geeft het scherm "Favorieten"
weer. Lang ingedrukt houden
om bepaalde items in
"Favorieten" op te slaan (de
radio, het telefoonboek en de
bestemming van het
navigatiesysteem kunnen
geprogrammeerd worden).
voert terug naar het vorige
scherm.
Gebruik van de volumeknop
Druk op deVOL-knop om de MUTE in
en uit te schakelen.
Regel het volume door aan de
volumeknop te draaien. Door de
volumeknop rechtsom te draaien neemt
het volume toe; door de volumeknop
linksom te draaien neemt het volume af.
Selectie van iconen op het
beeldscherm
Kantel of draai aan de bedieningsknop
en verplaats de cursor naar de
gewenste icoon. Druk op de
bedieningsknop en selecteer de icoon.
OPMERKING Voor bepaalde functies is
het ook mogelijk om de bedieningsknop
lang ingedrukt te houden.
Gebruik van het touchscreen
Aanraken en aantippen: raak of tip
het item op het beeldscherm aan. Dehandeling wordt gestart en het
volgende item wordt weergegeven.
Schuiven: raak het in te stellen item
aan door een schuifbalk weer te geven.
Raak de schuifbalk met uw vinger aan
en verplaats de schuifbalk tot het
gewenste niveau is bereikt.
Vegen: raak het beeldscherm met uw
vinger aan en beweeg uw vinger
omhoog of omlaag. De items die niet
weergegeven werden, kunnen nu
weergegeven worden.
BELANGRIJK Druk niet te hard of met
een scherp en puntig voorwerp op het
beeldscherm. Anders kan het
beeldscherm beschadigd raken.
OPMERKING Om veiligheidsredenen is
het gebruik van het touchscreen tijdens
het rijden van het voertuig
gedeactiveerd.
AUDIO AFSTELLEN
Selecteer de icoonop het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven.
SelecteerGeluidom het item dat u wilt
wijzigen te selecteren:
Bas(Lage tonen): + Verhoging lage
tonen /– Verlaging lage tonen;
Treble(Hoge tonen): + Verhoging
hoge tonen /– Verlaging hoge tonen;
Fade(Volumebalans voor/achter):
Voor (verbetering volumebalans
16406020400-122-002
210
MULTIMEDIA
luidspreker voor)/Achter (verbetering
volumebalans luidspreker achter);
Balans(Volumebalans links/rechts):
Links (verbetering volumebalans
luidspreker links)/Achter (verbetering
volumebalans luidspreker rechts);
ALC(Automatische volumeregeling)
(standaardaudio): Uit-Regeling op zeven
niveaus;
Bose®AudioPilot(Automatische
volumeregeling) (Bose®-
geluidssignaal, indien aanwezig):
Aan/Uit;
Pieptoon(Geluid werking audio):
Aan/Uit.
STARTSCHERM
De iconen die op het startscherm
weergegeven worden zijn:
Applicaties: informatie zoals
het gemiddelde
brandstofverbruik, onderhoud
en waarschuwingen kunnen
geverifieerd worden. Het
beeldscherm kan variëren
afhankelijk van de versie en de
specificatie.
Entertainment: bedient de
audio, zoals de radio. De laatst
gebruikte geluidsbron wordt
weergegeven. Een geluidsbron
die op dat moment niet gebruikt
kan worden, wordt
overgeslagen en de vorige
geluidsbron zal worden
weergegeven. Wijzig de
geluidsbron door de icoon die
onderaan op het scherm wordt
weergegeven te selecteren.
Communicatie: Aan
Bluetooth®-verbonden functies
zijn beschikbaar.
Navigatie: Het navigatiescherm
(waar voorzien) wordt
weergegeven. Als de SD-kaart
van het navigatiesysteem niet is
ingevoerd, zal het kompas dat
de richting waarin het voertuig
rijdt aanduidt worden
weergegeven. Het kan zijn dat
het kompas niet de juiste
richting aangeeft wanneer het
voertuig stil staat of langzaam
rijdt.
Instellingen: het menu met de
algemene instellingen (zoals
display, geluid,Bluetooth®en
taal). Het beeldscherm kan
variëren afhankelijk van de versie
en de specificatie.DE RADIO AANZETTEN
Selecteer de icoonop het
startscherm om het scherm
"Entertainment" weer te geven.
Wanneer u de gewenste radio kiest
worden de volgende iconen onderaan
op het beeldscherm weergegeven:
geeft het menu “Entertainment”
weer. Gebruik dit menu om naar
een andere geluidsbron over te
schakelen;
geeft de lijst weer van
RDS-radiozenders (alleen FM) die
ontvangen kunnen worden;
geeft de zenderlijst (alleen AM)
weer. Selecteer"Zenderlijst
bijwerken"om de frequenties
van maximaal tien zenders in de
automatisch ingesteld lijst weer
te geven. Selecteer de gewenste
frequentie.
geeft de Favorietenlijst weer.
Lang ingedrukt houden om de
radiozender waar nu naar
geluisterd wordt op te slaan.
u kunt zoeken naar de
radiozenders die ontvangen
kunnen worden. Het scannen
wordt bij elke zender vijf
seconden lang onderbroken.
Opnieuw selecteren om de
radiozender te blijven ontvangen.
211
u kunt de radiofrequentie met de
hand wijzigen. Draai aan de
bedieningsknop, schuif over het
scherm of raak de radiofrequentie
aan. Wijzig de radiofrequentie stap
voor stap door op
ofte
drukken. De radiofrequentie wijzigt
continu als lang op
of
gedrukt wordt. De
radiofrequentie wijzigt niet langer
als u uw hand van de icoon of de
bedieningsknop haalt.
schakelt de TA-modus in en uit.
/Automatische keuze
radiozender. De
radiofrequentie wijzigt
continu als er lang op
gedrukt wordt. De
radiofrequentie wijzigt niet
langer als u uw hand van de
icoon of de bedieningsknop
haalt.
Geeft het scherm met de
FM-instellingen (alleen FM) weer.
Aan/Uit, Alternatieve frequentie en
Region lock kunnen worden
ingesteld.
Geeft de geluidsinstellingen weer
zodat het kwaliteitsniveau van het
geluid kan worden ingesteld.
OPMERKING Wanneer de icoon
ofgeselecteerd wordt terwijl
FM geselecteerd is, wordt elk
programma geselecteerd.
Digital Audio Broadcasting (DAB)
Radio
(indien aanwezig)
Selecteer de icoon
op het
startscherm om het scherm
"Entertainment" weer te geven.
SelecteerDAB, de volgende
pictogrammen worden onderaan op het
scherm weergegeven:
Geeft het menu “Entertainment”
weer. Wordt gebruikt om naar
een andere audiobron over te
schakelen.
Geeft de zenderlijst weer
(ensemble en zender). Selecteer
“Updatelijst” om de zenderlijst bij
te werken. Selecteer “Selecteer
Ensemble” om het ensemble te
selecteren dat u wilt weergeven.
Geeft de lijst favorieten weer.
Druk op dit pictogram en houd
het ingedrukt om de huidige
afgestemde zender in de lijst
favorieten op te slaan.
Zoekt uw gewenste zender in de
zenderlijst. Stemt 10 seconden
lang op iedere zender in de
zenderlijst af. Selecteer deze
optie nog een keer als op uw
gewenste zender is afgestemd.
Als de zenderlijst niet
beschikbaar is, wordt er
overgeschakeld naar het
updatescherm van de zenderlijst.
Voer een update van de
zenderlijst uit.
Schakelt de TA-modus in en uit.
/Keert terug naar het vorige
station/gaat door naar het
volgende station. Druk op
dit pictogram en houd deze
ingedrukt om terug te keren
naar de bovenste zender in
het vorige/volgende
ensemble.
Geeft het instellingenscherm van
DAB-radio weer.
Geeft de geluidsinstellingen weer
zodat het kwaliteitsniveau van het
geluid kan worden ingesteld.
212
MULTIMEDIA
INSTELLINGEN
OPMERKING: Afhankelijk van de
kwaliteit en specificatie, kan het
schermdisplay afwijken.
Selecteer de icoon
op het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven. Gebruik
het tabblad en selecteer de instelling
van het onderdeel dat u wilt wijzigen.
U kunt de instellingen in het
configuratiescherm als volgt
aanpassen:
"Display": raadpleeg de paragraaf
"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de
bijlage Radio 7;
"Sound": raadpleeg de paragraaf
"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de
bijlage Radio 7;
"Klok": "Tijd aanpassen", "GPS
Sync", "Tijdformat", "Tijd zone
geselecteerd", "Zomertijd";
“Voertuig”: Regensensor
ruitenwisser/Deurvergrendeling/Andere;
“Apparat.”: selecteerBluetooth®
of "Network Management";
“Systeem”: "Tooltips", "Taal",
"Temperatuur", "Afstand",
"Muziekdatabase updaten",
"Fabrieksreset", "Systeem informatie
(overeenkomsten en rechten)",
"Systeem informatie (Versie-informatie)"
AUX / USB / iPod
Door een in de handel verkrijgbare
draagbaar audioapparaat op de
AUX-aansluiting aan te sluiten kan de
audio via de luidsprekers van het
voertuig worden weergegeven.
Daarvoor is een in de handel
verkrijgbare stereo minikabel zonder
impedantie (3,5 Ø) nodig.
Bovendien kan het audiosysteem van
het voertuig audio weergeven door een
iPod of USB-apparaat op de
USB-poort fig. 165 (1= USB-poorten/
2= hulpaansluiting) aan te sluiten.
Aansluiten op de USB-poort /
AUX-aansluiting
Een apparaat aansluiten: verwijder
het klepje als de AUX-aansluiting of de
USB-poort door een klepje wordt
afgesloten. Sluit de connector van het
apparaat aan op de USB-poort.Aansluiten met een
verbindingskabel: verwijder het klepje
als de AUX-aansluiting of de USB-poort
door een klepje wordt afgesloten. Sluit
de stekker van het apparaat/de
verbindingskabel aan op de
AUX-aansluiting/USB-poort
De AUX-modus gebruiken
Selecteer de icoon
op het
startscherm om het scherm
"Entertainment" weer te geven. Schakel
over naar de AUX-modus doorAUXte
selecteren.
Gegevens die afgespeeld kunnen
worden: MP3/WMA/AAC/OGG-
bestand.
OPMERKING De AUX-modus wordt
niet ingeschakeld als geen apparaat op
de AUX-aansluiting is aangesloten.
OPMERKING Regel het geluidsvolume
op het draagbare audio-apparaat, met
de bedieningsschakelaar of met de
audioregelschakelaar. Het geluid kan
ook worden geregeld met behulp van
de volume-instelling van het
audio-apparaat.
OPMERKING Het is mogelijk dat u
geluid hoort wanneer de stekker uit de
AUX-aansluiting wordt gehaald terwijl
de AUX-modus is ingeschakeld.
OPMERKING Dit systeem ondersteunt
geen USB 3.0-apparaat. Afhankelijk van
16506020700-122-001
213
het model of de versie van het
besturingssysteem is het bovendien
mogelijk dat andere apparaten niet
worden ondersteund. USB-apparaten
met een FAT32-formattering worden
ondersteund (USB-apparaten met een
andere formattering, zoals NTFS,
worden niet ondersteund).
Bluetooth® HANDSFREE
Koppelen van het apparaat
Om
Bluetooth®-audio en de
handsfree te kunnen gebruiken moet de
Bluetooth®-apparatuur aan de hand
van de volgende procedure met het
systeem gekoppeld worden. In totaal
kunnen zeven apparaten, inclusief
Bluetooth®-audio-apparaten en
handsfree mobiele telefoons worden
gekoppeld.
OPMERKING Het is mogelijk dat het
Bluetooth®-systeem 1 of 2 minuten
lang niet werkt nadat het contact naar
ACC of ON is gedraaid. Dit duidt echter
niet op een probleem. Als het
Bluetooth®-systeem niet automatisch
ingeschakeld wordt nadat 1 of
2 minuten verstreken zijn, verzeker u
ervan dat de
Bluetooth®-instelling op
het apparaat in orde is en probeer het
Bluetooth®-apparaat weer vanaf het
voertuig aan te sluiten.
OPMERKING Om de lijst van
compatibele mobiele telefoons teraadplegen, bezoek de website
http://124spiderinfotainment.nl.
Koppelprocedure
Ga als volgt te werk:
selecteer de icoonop het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven;
selecteer de tabApparat.;
selecteerBluetooth®en zet deBluetooth®-instelling aan;selecteerNieuw apparaat
toevoegenvoor de weergave van het
bericht en om naar de werking van het
apparaat over te schakelen. Zoek met
uw apparaat naar het
Bluetooth®-
apparaat (randapparaat);
selecteer “124 Spider” uit de lijst
met de apparaten die door het
apparaat zijn gevonden;
Apparaat metBluetooth®-versie
2.0: voer de weergegeven 4-cijferige
koppelcode op het apparaat in.
Apparaat met
Bluetooth®-versie
2.1 of recenter: controleer of de
6-cijferige code op het audiosysteem
ook op het apparaat weergegeven
wordt en druk opJa. Afhankelijk van
het mobiele apparaat kan toestemming
voor de verbinding en toegang tot het
telefoonboek van uw mobiele apparaat
vereist zijn. Als het koppelen is gelukt,
zullen de functies van het apparaat dat
met
Bluetooth®is gekoppeld worden
weergegeven;
apparaten compatibel met
sms-functie: de sms-berichten worden
automatisch gedownload. Afhankelijk
van het apparaat kan het zijn dat er
voor uw apparaat een
downloadtoestemming vereist is.
Het systeem herkent het apparaat
automatisch nadat een apparaat
geregistreerd is.
Apparaat selecteren
Als diverse apparaten gekoppeld zijn,
zal het
Bluetooth®-systeem het
laatste gekoppelde apparaat verbinden.
Als u echter een koppeling wilt maken
met een ander gekoppeld apparaat, is
het noodzakelijk om de koppeling te
wijzigen. De prioriteitsvolgorde van het
apparaat, nadat de koppeling is
gewijzigd, wordt gehandhaafd zelfs als
het contact wordt uitgeschakeld.
Andere apparaten aansluiten
Ga als volgt te werk:
selecteer de icoonop het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven;
selecteer de tabApparat.en
vervolgens
Bluetooth®. Schakel deBluetooth®-instelling aan en selecteer
de naam van het apparaat dat u wilt
verbinden;
Selectie telefoon en audiosluit de
beide apparaten als handsfree en
Bluetooth®-audio aan.Selectie
alleen telefoonsluit een apparaat
214
MULTIMEDIA
alleen als hand-free aan.Selectie
alleen audiosluit een apparaat als
Bluetooth®-audio aan.
Een nummer bellen
Door de naam van het contact in het
gedownloade telefoonboek of de naam
van een persoon wiens nummer in de
Bluetooth®-handsfree is opgeslagen
uit te spreken, kan een nummer worden
gebeld. Druk op de spreekknop en
wacht tot u de pieptoon hoort. Zeg
vervolgens: "Bel XXXXX... (bijv. "Jan")
mobiel" en volg de spraakbegeleiding
om een nummer te bellen.
Een contact importeren
(gedownload telefoonboek)
De gegevens van het telefoonboek van
uw apparaat (mobiele telefoon) kan via
Bluetooth®naar uwBluetooth®-
handsfree telefoonboek worden
gezonden en erin worden opgeslagen.
Automatisch downloaden:de
instelling "Autom. download
contactpersonen" moet zijn aangezet.
Als handsfree met het apparaat is
verbonden, wordt het telefoonboek
automatisch gedownload.
Handmatig downloaden: als "Autom.
download contactpersonen" niet is
aangezet, kan het telefoonboek met de
volgende procedure worden
gedownload:
selecteer de icoonop het
startscherm om het scherm"Communicatie" weer te geven;
selecteerContactpersonenom de
lijst met contacten weer te geven;
selecteerContactpersonen
Bewerken;
selecteerAlle Contactpersonen
ImporterenofGeselecteerde
Contact Importerenom de werking
van het apparaat te bepalen. Selecteer
DownloadalsAlle Contactpersonen
Importerenis geselecteerd. Het
downloaden van de mobiele telefoon
wordt gestart.
OPMERKING In het telefoonboek
kunnen maximaal 1000 contacten
worden opgeslagen.
Een inkomend gesprek ontvangen
Als een inkomende oproep wordt
ontvangen, wordt het scherm
Binnenkomende gespreksinformatie
weergegeven. De instelling
"Binnenkomende gespreksinformatie"
moet ingeschakeld zijn.
Accepteer het gesprekdoor op de
audioregelschakelaar op het stuurwiel
te drukken of selecteerBeantwoorden
op het scherm.Negeer het gesprek
door op de verbreekknop op het
stuurwiel te drukken of selecteer
Negerenop het scherm.
NAVIGATIE
SD-KAART
Om het navigatiesysteem te gebruiken,
moet de SD-kaart met de
kaartgegevens in het SD-kaartslot
worden gestoken fig. 166.
Zet de schuif aan de zijkant van de
SD-kaart nooit in de stand LOCK
(VERGRENDELD), als u de SD-kaart
erin steekt. Als de schuif op LOCK is
gezet, kan de SD-kaart niet worden
gelezen en werkt het navigatiesysteem
niet.
Deze SD-kaart is alleen geldig voor
gebruik in één voertuig. Gebruik de
SD-kaart nooit in een ander voertuig.
Als de SD-kaart eerst in een voertuig
wordt gebruikt en dan in een ander
voertuig, kan het navigatiesysteem voor
beide voertuigen onbruikbaar worden.
16606020777-177-077AB
215