22Sleutels, portieren en ruitenCar Pass
Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze
autogegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor: ● centrale vergrendeling
● vergrendelingssysteem
● diefstalalarmsysteem
Afhankelijk van het model is de auto voorzien van een handzender met 2
of 3 toetsen.
De afstandsbediening heeft een
bereik van ca. 5 m. Dit kan worden
beïnvloed door externe factoren.
Brandende alarmknipperlichten
dienen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor het systeem
opnieuw moet worden gepro‐
grammeerd in een werkplaats.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activeringvan de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 25.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
24Sleutels, portieren en ruitenAccu elektronische sleutel
vervangen
Batterij meteen vervangen zodra het systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Batterijvak openen door een munt‐
stuk in de sleuf te steken en dit te verdraaien.
Batterij vervangen (batterijtype
CR2016), hierbij op de juiste plaat‐
sing letten.
Let op
Raak bij het vervangen van de batte‐ rij niet het elektronische circuit in de
klep ervan aan.
De twee helften van de behuizing op
elkaar plaatsen en erop letten dat ze
goed ingrijpen.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden bediend of als de motor niet
kan worden gestart, kan dit de
volgende oorzaken hebben:
● storing in elektronische sleutel
● elektronische sleutel buiten het ontvangstbereik
● batterijspanning te laag
● overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activeringvan de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
● storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen
Portiersloten
Diefstalvergrendeling
Open het portier en schakel de dief‐
stalvergrendeling in om te voorkomen
dat de voorportieren van buiten af
wordt geopend.
Sleutels, portieren en ruiten41Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer 2 seconden wach‐
ten en opnieuw proberen te starten.
Als dat niet lukt, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel de auto na
het verlaten altijd 3 25 en schakel
het diefstalalarmsysteem in 3 39.Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een
asferisch gebied en verkleint de dode hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de
gewenste richting te draaien.
De onderste spiegels zijn niet te
verstellen.
Elektrische verstelling
Schakel het contact in om de elektri‐
sche buitenspiegels te verstellen.
De betreffende buitenspiegel selecte‐
ren door de knop naar links of rechts
te schakelen en vervolgens de knop
te verdraaien om de spiegel af te stel‐ len.
Als de knop in de middelste stand
staat, is er geen spiegel geselec‐
teerd.
De onderste spiegels zijn niet te
verstellen.
212Verzorging van de autoDe bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 256.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐ verklaring die bij uw auto is geleverd,
of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de banden‐ spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op.
Bandenspanningswaarden op het
etiket bandenspanningsinformatie en
het overzicht bandenspanningswaar‐
den gelden voor koude banden,
d.w.z. bij 20 °C. Bij elke 10 °C meer neemt de spanning met zo'n 10 kPa
(0,1 bar) toe. Houd hiermee rekening
wanneer u warme banden contro‐ leert.
Rijden met een aanhanger Bij het trekken van een aanhanger
met een volledig beladen auto moet
de bandenspanning worden
verhoogd met 20 kPa/0,2 bar
(3,0 psi) en de maximumsnelheid
worden beperkt tot 100 km/h.
Rijden met een aanhanger 3 182.
Achterwielaandrijving, met
dubbele achterbanden
Bij het opblazen van de buitenste
band moet de opblaasbuis tussen de
twee wielen door worden geleid.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem gebruikt radiografische en
sensortechnologie ter controle van de
bandenspanningswaarden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
258KlantinformatieKlantinformatieKlantinformatie........................... 258
Conformiteitsverklaring ............258
REACH .................................... 262
Gedeponeerde handelsmerken .......................262
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 262
Event Data Recorders (EDR) ..262
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 266Klantinformatie
Conformiteitsverklaring Radio-uitzendsystemen
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven versturen en/of ontvangen
volgens Richtlijn 2014/53/EU. De
fabrikanten van de onderstaande
systemen verklaren conformiteit
volgens Richtlijn 2014/53/EU. De
volledige tekst van de EU-conformi‐
teitsverklaring voor elk systeem is
beschikbaar gesteld op het volgende
internetadres: www.opel.com/confor‐
mity.
De importeur is
Opel / Vauxhall, Bahnhofsplatz,
65423 Ruesselsheim am Main,
Germany.
Ontvanger handzender
Visteon Electronics
04 Rue Nelson Mandela, Zone Indu‐
strielle Borj Cedria, 2055 Bir El Bey,
Tunisia
Bedrijfsfrequentie: 433 MHz
Maximaal vermogen: 10 mW ERPZender handzender
Visteon Electronics
04 Rue Nelson Mandela, Zone Indu‐
strielle Borj Cedria, 2055 Bir El Bey,
Tunisia
Bedrijfsfrequentie: 433 MHz
Maximaal vermogen: 10 mW ERP
Elektronische sleutelzender
ALPS ELECTRIC EUROPE GmbH
Ohmstrasse 4, 85716 Unterschleiss‐
heim, Germany
Bedrijfsfrequentie: 433 MHz
Maximaal vermogen: 10 mW ERP
Startbeveiliging
Visteon Electronics
04 Rue Nelson Mandela, Zone Indu‐
strielle Borj Cedria, 2055 Bir El Bey,
Tunisia
Bedrijfsfrequentie: 125 kHz
Maximaal vermogen:
42 dBμA/m @ 10 m
Startbeveiliging
ALPS ELECTRIC EUROPE GmbH
Klantinformatie265mogelijk tussen een smartphone en
de auto, in het bijzonder geen actieve
toegang tot autogegevens. De aard
van verdere gegevensverwerking
hangt af van de aanbieder van de
gebruikte app. Of u instellingen kunt
verrichten, en zo ja, welke, hangt af van de desbetreffende app en van het
besturingssysteem van uw smart‐
phone.
Online services Als uw auto een verbinding heeft met
een radionetwerk, kunnen gegevens
uitgewisseld worden tussen uw auto
en andere systemen. De verbinding
met het radionetwerk wordt mogelijk
gemaakt door een zender in uw auto
of door een van uw mobiele appara‐ ten (bijv. een smartphone). Via deze
verbinding met het radionetwerk zijn
online functies te gebruiken. Derge‐
lijke functies omvatten online services en applicaties / apps die u zijn gele‐
verd door de fabrikant of andere
aanbieders.Services van de fabrikant
In het geval van de online services
van de fabrikant, worden de relevante functies beschreven door de fabrikant
op een geëigende locatie (bijv.
gebruikershandleiding, internetsite
van de fabrikant) en de desbetref‐
fende informatie met betrekking tot
gegevensbescherming worden
verstrekt. Er worden mogelijk
persoonlijke gegevens gebruikt voor
het aanbieden van online services.
Uitwisseling van gegevens voor dit
doel vindt plaats via een beveiligde
verbinding, bijv. gebruikmakend van
de specifieke IT-systemen van de
fabrikant. Het verzamelen, verwerken en gebruiken van persoonlijke gege‐
vens ter voorbereiding op het aanbie‐ den van services vindt uitsluitendplaats op basis van wettelijke
toestemming, bijv. in het geval van
het eCall-noodoproepsysteem of een
contractuele verplichting of op basis
van toestemming.
U kunt de services en functies (waar‐
voor tot op zekere hoogte kosten in
rekening worden gebracht) en, in
sommige gevallen, de complete auto‐verbinding met het radionetwerk acti‐ veren of deactiveren. Dit geldt echter
niet voor wettelijk verplichte functies
en services zoals eCall.
Services van derde partijen Indien u gebruikmaakt van online
services van andere aanbieders
(derde partijen), zijn deze services
onderworpen aan de voorwaarden
met betrekking tot aansprakelijkheid en gegevensbescherming en gebruik van de desbetreffende aanbieder. De
fabrikant heeft wat dat betreft veelal
geen invloed op de uitgewisselde gegevens.
Let daarom op de aard van de
persoonlijke gegevens, de reikwijdte
ervan en het doel van de verzameling
binnen het kader van de services die
de desbetreffende derde partij
verstrekt.
266KlantinformatieRadiofrequentie-identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en de startbeveiliging. Het
wordt ook samen gebruikt met appa‐
raten zoals handzenders voor het
vergrendelen/ontgrendelen van de
deuren en starten. RFID-technologie
in Opel voertuigen gebruikt geen
persoonlijke informatie, houdt ze niet
bij of koppelt deze niet aan andere
Opel systemen die persoonlijke infor‐
matie bevatten.
271LLaadsysteem ............................. 102
Laadvloernet ................................. 80
Lampenkappen, beslagen ..........118
Lane Departure Warning ....103, 178
Leeslamp achteraan ...................120
Leeslampen ............................... 120
Leeslamp vooraan ......................120
Lekke band ......................... 216, 219
Lichtschakelaar .......................... 114
Lichtsignaal ................................ 116
Luchtinlaat ................................. 137
Luchtvering ................................ 147
Luchtveringssysteem ..................227
M Meldingen ................................... 108
Meters........................................... 95
Mistachterlicht .................... 106, 114
Mistachterlichten ........................ 118
Mistlamp .................................... 106
Mistlampen .................114, 118, 199
Mistlampen voor ........................118
Modus ECO ................................ 140
Motoraanduiding .........................237
Motorgegevens .......................... 239
Motor-ID...................................... 237
Motorkap .................................... 187
Motorolie .................... 188, 234, 238
Motorolieadditieven ....................234Motoroliedruk ............................. 105
Motorolieviscositeitsindexen .......234
Motorremmomentregeling ..........166
Motor starten ................18, 142, 159
N Nieuwe auto inrijden ..................141
Nooduitgang ........................... 44, 46
O
Obstakeldetectiesystemen .........174
Olie ............................................. 188
Oliedruk ...................................... 105
Olie, motor .......................... 234, 238
Oliepeil.......................................... 97
Ontlaadbeveiliging accu ............121
Ontwasemen en ontdooien ..........16
Opbergnet............................... 78, 79
Opbergruimte................................ 77
Opbergruimte achterin ..................80
Opbergruimte onder achterbank ..79
Opbergruimte plafond ..................80
Opbergruimte voor........................ 78
Opbergvakken .............................. 77
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................77
Opbergvak onder passagiersstoel 79
Opschakelen............................... 103
Opwarmen van de turbomotor ....142
Overzicht instrumentenpaneel .....11P
Panne ......................................... 227
Panoramadak .............................. 46
Parkeerafstandsregeling ............174
Parkeerhulp ............................... 174
Parkeerrem - zie Handrem .........163
Parkeertickethouder .....................46
Parkeren .............................. 19, 146
Park pilot met ultrasoonsensoren 174
Partikelfilter ................................. 149
Pedalen ...................................... 140
Peilsensor motorolie .....................97
Portieren ....................................... 32
Portier open ............................... 107
Portiersloten ................................. 24
Portiervergrendelknoppen ............25
Profieldiepte ............................... 214
PTO (krachtafnemer) ..................183
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 266
REACH ....................................... 262
Regeling stationair toerental .......143
Regensensor ................................ 90
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 262
Remassistentie .......................... 164
Remmen ............................ 162, 192
Remsysteem .............................. 103