12Kort en bondig1Vaste uitstroomkanalen .....137
2 Koplampreikwijdte
instellen .............................. 116
Park pilot met
ultrasoonsensoren ..............174
Traction Control-systeem ...165
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) ..............166
3 Zijdelingse
uitstroomkanalen ...............136
4 Lichtschakelaar ..................114
Richtingaanwijzers .............117
Grootlicht en dimlicht,
lichtsignaal ......................... 115
Stadslichten ........................ 114
Automatische verlichting ....114
Omgevingsverlichting ......... 121
Mistlampen ......................... 118
Mistachterlicht ....................118
Grootlichtassistentie ............ 1155 Instrumenten ........................ 95
Versnellingsbakdisplay .........98
Driver Information Centre .... 107
Boordcomputer ...................110
6 Claxon .................................. 89
Bestuurdersairbag ...............66
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ................................ 89
Cruise control .....................168
8 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................90
Boordcomputer ...................110
9 Munthouder .......................... 77
10 Elektrische aansluiting,
USB-sleuf .............................. 93
11 Middelste
uitstroomkanalen ...............136
12 Opbergvak ............................ 77
13 Info-Display ......................... 108
14 Passagiersairbag ..................66
15 Opbergvak ........................... 77
16 Handschoenenkastje ...........7817Gordelwaarschuwing ..........101
Passagiersairbag
deactiveren ........................... 67
18 Bekerhouders ....................... 78
19 Verwarming en ventilatie ...122
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........124
20 Aansteker ............................. 94
Stekkerdoos ......................... 93
21 Schakelhefboom,
handgeschakelde
versnellingsbak ...................158
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................158
22 Cruise control .....................168
Snelheidsbegrenzer ...........170
Geautomatiseerde
versnellingsbak, winter-
en beladingsmodus .............161
Stationair-toerentalregeling . 143
Stop/Start-systeem .............143
Modus ECO ........................ 140
23 Contactslot met stuurslot ...141
88Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................89
Stuurwielverstelling ...................89
Stuurbedieningsknoppen ...........89
Claxon ....................................... 89
Knoppen op stuurkolom ............89
Wis- en wasinstallatie voorruit ...90
Buitentemperatuur .....................91
Klok ........................................... 92
Elektrische aansluitingen ...........93
Aansteker .................................. 94
Asbakken ................................... 94
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................95
Instrumentengroep ....................95
Snelheidsmeter ......................... 95
Kilometerteller ........................... 95
Dagteller .................................... 95
Toerenteller ............................... 96
Brandstofmeter .......................... 96
AdBlue-meter ............................ 96
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 97
Peilsensor motorolie ..................97
Service-display .......................... 97Versnellingsbakdisplay ..............98
Controlelampen ......................... 98
Richtingaanwijzers ..................101
Gordelverklikker ......................101
Airbag en gordelspanners .......101
Airbag-deactivering .................101
Laadsysteem ........................... 102
Storingsindicatielamp ..............102
Service-indicatie ......................102
Schakel motor uit .....................103
Remsysteem ........................... 103
Antiblokkeersysteem (ABS) .....103
Opschakelen ........................... 103
Lane Departure Warning .........103
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) ........................ 104
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................. 104
Koelvloeistoftemperatuur .........104
Voorverwarming ......................104
AdBlue ..................................... 104
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 105
Motoroliedruk ........................... 105
Te laag brandstofpeil ...............105
Brandstoffilter aftappen ...........106
Stop-startsysteem ...................106
Rijverlichting ............................ 106
Dimlicht .................................... 106
Grootlicht ................................. 106Grootlichtassistentie................106
Mistlamp .................................. 106
Mistachterlicht ......................... 106
Cruise control .......................... 106
Actief noodstopsysteem ..........106
Snelheidsbegrenzer ................107
Tachograaf .............................. 107
Portier open ............................. 107
Displays ..................................... 107
Driver Information Center ........107
Info-Display ............................. 108
Boordinformatie ......................... 108
Geluidssignalen .......................109
Tripcomputer .............................. 110
Tachograaf ................................. 112
Instrumenten en bedieningsorganen89Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruisecontrol 3 168.
Snelheidsbegrenzer 3 170.
Claxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolom Bepaalde functies van het infotain‐
mentsysteem kunnen ook via de toet‐
sen op de stuurkolom worden
bediend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Instrumenten en bedieningsorganen95Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep Bij sommige uitvoeringen draaien denaalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Snelheidsbegrenzer Maximumsnelheid kan door een snel‐ heidsbegrenzer beperkt zijn. In dat
geval zit er een waarschuwingslabel
op het instrumentenpaneel.
Er klinkt gedurende 10 seconden een
waarschuwingssignaal bij kort over‐
schrijden van de ingestelde snelheid.
Let op
In bepaalde omstandigheden (bijv.
op steile aflopende hellingen) kan de
rijsnelheid de ingestelde grens over‐
schrijden.
Snelheidsbegrenzer 3 170.
Cruisecontrol 3 168.Kilometerteller
Toont de geregistreerde afstand in
km.
Dagteller
De dagteller geeft de gereden afstand
aan sinds de laatste reset.
Druk één keer op de knop op het
uiteinde van de ruitenwisserhendel
om de dagteller te laten verschijnen.
Terugzetten door, met weergegeven
dagteller en ingeschakeld contact, de
knop enkele seconden ingedrukt te
houden. Het display zal knipperen en de waarde wordt op 0 teruggezet.
100Instrumenten en bedieningsorganenControlelampjes op de
middenconsole
Controlelampen in de dakconsole
OverzichtORichtingaanwijzers 3 101XGordelverklikker 3 101vAirbags en gordelspanners
3 101WAirbag deactiveren 3 101pLaadsysteem 3 102ZStoringsindicatielamp 3 102jLaat auto spoedig nakijken
3 102oService-display 3 102CSchakel motor uit 3 103RRemsysteem 3 103uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 103k jOpschakelen, terugschakelen
3 103ìLane Departure Warning
3 103RElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) 3 104ØElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) uit 3 104WKoelvloeistoftemperatuur
3 104!Voorverwarmen 3 104úAdBlue 3 104wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 105IMotoroliedruk 3 105kBrandstoffilter aftappen 3 106YTe laag brandstofpeil 3 105DAutostop (Stop/Start-systeem)
3 106\Autostop geblokkeerd (Stop/
Start-systeem) 3 1060Buitenverlichting 3 1069Dimlicht 3 106CGrootlicht 3 106íGrootlichtassistentie 3 106>Mistlamp 3 106øMistachterlicht 3 106mCruise control 3 106
106Instrumenten en bedieningsorganenBrandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Brandstofpeil in de tank is te laag.
Onmiddellijk bijtanken.
Tank nooit leegrijden.
Tanken 3 180.
Katalysator 3 150.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 194.
Brandstoffilter aftappen
k brandt wanneer er water in het
brandstoffilter is gedetecteerd.
Dieselbrandstoffilter 3 194.
Stop-startsysteem \ brandt wanneer een Autostop
wordt verhinderd als niet aan
bepaalde voorwaarden wordt
voldaan.
Ï brandt of knippert geel / groen.Brandt
Licht groen op tijdens een Autostop.
Als Ï geel oplicht, is er sprake van
een fout in het Stop/Start-systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert Knippert groen tijdens automatisch
opnieuw starten.
Stop-startsysteem 3 143.
Rijverlichting
0 brandt groen.
Brandt wanneer de zijmarkeringslich‐ ten aan zijn 3 114.
Dimlicht
9 brandt groen.
Brandt wanneer de koplampen aan
zijn 3 114.
Grootlicht P brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 115.Grootlichtassistentie
í licht op wanneer de grootlichtas‐
sistentie wordt geactiveerd 3 115.
Mistlamp > brandt groen.
Brandt bij ingeschakelde voorste mistlampen 3 118.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld mistachter‐
licht 3 118.
Cruise control
m , U brandt groen of geel.
m brandt groen als een bepaalde
snelheid wordt opgeslagen.
U brandt groen als het systeem aan
is.
Cruisecontrol 3 168.
Actief noodstopsysteem
l brandt of knippert geel.
Instrumenten en bedieningsorganen111● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● afstand vóór onderhoudsbeurt 3 97
● klok 3 92
● cruise control 3 168
● snelheidsbegrenzer 3 170
● storings- en informatieberichten
● kilometerteller 3 95
● dagteller 3 95
Brandstofverbruik
Geeft de hoeveelheid brandstof aan
die verbruikt is sinds de laatste reset.
Het meten kan op elk gewenst
moment opnieuw worden gestart
door de knop aan het einde van de
wisserhendel ingedrukt te houden.
Gemiddeld verbruik De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
Het gemiddelde verbruik wordt
aangegeven op basis van de afge‐
legde afstand en de verbruikte brand‐ stof sinds de laatste reset.De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Momentaan verbruik
De waarde verschijnt na het bereiken van een snelheid van 30 km/u.
Actieradius De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
De actieradius wordt berekend op
basis van de huidige inhoud van de
brandstoftank en het gemiddelde
verbruik sinds de laatste reset.
De actieradius verschijnt niet als
controlelampje Y op de instrumenten‐
groep 3 105 verschijnt.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.Gemiddelde snelheid
De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Ritonderbrekingen waarbij het
contact wordt uitgeschakeld niet
meegerekend.
Informatie boordcomputer
resetten
Boordcomputer terugzetten door een
van de functies ervan te selecteren en
de knop aan het uiteinde van de
wisserhendel ingedrukt te houden.
De volgende informatie op de boord‐ computer kan worden gereset:
● brandstofverbruik
● gemiddeld verbruik
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
Rijden en bediening139Rijden en bedieningRijtips......................................... 140
Economisch rijden ...................140
Controle over de auto ..............140
Sturen ...................................... 140
Starten en bediening .................141
Nieuwe auto inrijden ................141
Contactslotstanden ..................141
Motor starten ........................... 142
Regeling stationair toerental ....143
Uitrol-brandstofafsluiter ...........143
Stop/Start-systeem ..................143
Parkeren .................................. 146
Luchtvering .............................. 147
Uitlaatgassen ............................. 149
Roetfilter .................................. 149
Katalysator .............................. 150
AdBlue ..................................... 150
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 158
Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 158
Versnellingsbakdisplay ............158
Motor starten ........................... 159
Keuzehendel ........................... 159
Handgeschakelde modus ........160Elektronische rijprogramma's ..161
Storing ..................................... 162
Stroomonderbreking ................162
Remmen .................................... 162
Antiblokkeersysteem ...............162
Handrem .................................. 163
Remassistentie ........................164
Hellingrem ............................... 164
Rijregelsystemen .......................165
Traction Control .......................165
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) ........................ 166
Achteras met gedeeltelijke
blokkering ............................... 167
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 168
Cruise control .......................... 168
Snelheidsbegrenzer ................170
Actieve noodrem .....................171
Parkeerhulp ............................. 174
Achteruitkijkcamera .................176
Lane Departure Warning .........178
Brandstof ................................... 179
Brandstof voor dieselmotoren . 179
Tanken .................................... 180
Trekhaak .................................... 182
Algemene informatie ...............182
Rijgedrag en aanhangertips ....182Aanhanger trekken ..................182
Aanhangerstabilisatie ..............183
Extra functies ............................. 183
PTO (krachtafnemer) ...............183