
94Instrumenten en bedieningsorganenSnel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Vervangen van lampen  3 198.
Zekeringen  3 203.
Richtingaanwijzers  3 126.
Gordelverklikker Gordelverklikker op de
voorstoelen
X  van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de instrumenten‐
groep.
k  van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de midden‐ console wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van het contact,
tot de veiligheidsgordel is omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor tot de
gordel is vastgemaakt.Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Midlevel-display)
X  brandt of knippert wit of grijs op het
Driver Information Center, na het star‐ ten van de motor.
Brandt wit
De veiligheidsgordel is losgemaakt.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert wit of grijs
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen  3 45.
Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Uplevel-display)
X  brandt groen of grijs of knippert
geel op het Driver Information Center, na het starten van de motor.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is losgemaakt.Brandt groen
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert geel
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen  3 45.
Airbag en gordelspanners
v  brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp enkele secon‐
den. Brandt deze niet, dooft deze niet
na een paar seconden of licht deze tijdens het rijden op, dan zit er een
storing in het airbagsysteem. Roep de hulp van een werkplaats in. De
airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeluk.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van  v. 

96Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld  3 158.
Antiblokkeersysteem (ABS) u  brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat
branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Antiblokkeersysteem  3 157.
Schakelen
R  of  S met het getal van een hogere
of lagere versnelling verschijnt
wanneer wordt aanbevolen om
vanwege de brandstofbesparing op of terug te schakelen.
Systeem voor gecontroleerde afdaling
u  brandt of knippert groen.
Brandt groen
Het systeem is gebruiksklaar.
Knippert groen Het systeem is in gebruik.
Lane Departure Warning
)  brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Lane Departure Warning  3 175.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
n  brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b  brandt of knippert geel.
Brandt Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐
teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen. 

Instrumenten en bedieningsorganen97KnippertHet systeem grijpt actief in. Het
motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3  160.
Traction Control-systeem  3 159.
Traction Control-systeem UIT
k  brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming !  brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld.
AdBlue
ù  knippert geel.Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
Bandenspanningscontrole‐systeem
w  brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3  211.
Motoroliedruk
I  brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand  N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Ontsteking uitschakelen. 

98Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3  192.
Te laag brandstofpeil Y  brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Tanken  3 179.
Katalysator  3 149.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3  197.
Startbeveiliging d  knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een reparatiebedrijf laten verhel‐ pen.
Rijverlichting
8  brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3  119.
Grootlicht C  brandt blauw.
Brandt wanneer het grootlicht aan is of tijdens een lichtsignaal  3 120 of
wanneer het grootlicht aan is met grootlichtassistentie, adaptief rijlicht
3  123.Grootlicht-assistent
f  brandt groen.
De grootlicht-assistent is geactiveerd
3  123.
Adaptive Forward Lighting
f  brandt of knippert geel.
Brandt
Het adaptief rijlicht voor moet worden onderhouden.
De hulp van een werkplaats inroepen. Adaptief rijlicht (AFL)  3 123.
Knippert
Systeem overgeschakeld op symme‐ trisch dimlicht.
Controlelamp  f knippert na het
inschakelen van de ontsteking ca. 4 seconden om u eraan te herinneren
dat het systeem is geactiveerd
3  122.
Automatische verlichting  3 120. 

100Instrumenten en bedieningsorganenDisplaysDriver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de instru‐
mentengroep is het Driver Informa‐
tion Center verkrijgbaar als Midlevel-
display of Uplevel-display.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● boordinformatie
● reis- / brandstofinformatie
● informatie over zuinig rijden
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● auto-instellingenMidlevel-display
Hoofdmenu's zijn: ● Rit- / brandstofinformatie, weer‐ gegeven door  ;, zie onder‐
staande beschrijving.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door  ?, zie onderstaande
beschrijving.
● Eco-informatie, weergegeven door  @, zie onderstaande
beschrijving.
Enkele van de weergegeven functies
zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies
zijn alleen actief als met de auto wordt gereden.
Uplevel-display
Hoofdmenu's zijn:
● Rit- / brandstofinformatie, weer‐ gegeven door  Info  Q , zie onder‐
staande beschrijving.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door  Opties L, zie onder‐
staande beschrijving.
Enkele van de weergegeven functies
zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies
zijn alleen actief als met de auto wordt gereden. 

Instrumenten en bedieningsorganen101Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op  MENU om van hoofdmenu te
wisselen of om vanuit een submenu
één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een
submenu van het hoofdmenu te
selecteren of om een numerieke
waarde in te stellen.
Druk op  SET/CLR  om een functie te
selecteren en te bevestigen.
Eventueel verschijnt er boord- en onderhoudsinformatie op het Driver
Information Center. Bevestig berich‐
ten door op  SET/CLR te drukken.
Boordinformatie  3 106.
Informatiemenu Dagteller /
brandstof,  ; of Info  Q
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het menu Info. Sommige zijn voor uw specifieke auto
mogelijk niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display worden sommige
functies als symbool weergegeven.
Draai aan het stelwiel om een pagina te selecteren:
● Dagteller 1/2 of A/B
● Gemiddeld brandstofverbruik
● Gemiddelde snelheid
● Digitale snelheid
● Actieradius brandstof
● Actueel brandstofverbruik
● Resterende levensduur olie
● Bandenspanning
● Verkeersbordherkenning
● Afstand tot voorligger● Timer
● AdBlue-peil
Op het Midlevel-display worden de
pagina's Resterende levensduur van
de olie, Bandenspanning, Verkeers‐
bordherkenning en Afstand tot voor‐
ligger weergegeven in het menu
Voertuiginformatie; selecteer  ?.
Dagteller 1/2 of A/B
De dagteller geeft de huidige afstand
vanaf een bepaalde reset weer.
Dagteller telt op tot een afstand van
9999 km en begint dan weer bij 0.
Voor het resetten drukt u  SET/CLR
enkele seconden in.
De informatie van dagtellerpagina 1/
A en 2/B is apart te resetten terwijl het desbetreffende display actief is.
Gemiddeld brandst.verbr.
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en start
met een standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u  SET/CLR
enkele seconden in. 

102Instrumenten en bedieningsorganenGemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u  SET/CLR
enkele seconden in.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt berekend op
basis van het huidige brandstofpeil en het momentane verbruik. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het peil in de brandstoftank
laag is, verschijnt er een bericht op het display en gaat het controle‐
lampje  Y op de brandstofmeter bran‐
den.
Wanneer er onmiddellijk brandstof
moet worden bijgetankt, verschijnt er
een waarschuwingsbericht dat op hetdisplay blijft staan. Daarbij gaat het
controlelampje  Y op de brandstofme‐
ter knipperen  3 98.
Actueel brandst.verbr.
Weergave van het actuele verbruik.
Resterende levensduur olie
Geeft een schatting van de levens‐
duur van de olie. Het percentage geeft de resterende levensduur aan
van de olie  3 88.
Bandenspanning
Controleert de bandenspanning van
alle banden onderweg  3 211.
Verkeersbordherkenning
Geeft de waargenomen verkeersbor‐
den tijdens het huidige traject weer
3  172.
Afstand tot voorligger
Geeft de afstand tot een rijdende
voorligger weer  3 167.
Timer
Volg de instructies op het display om
te starten en te stappen. Druk om te
resetten op  SET/CLR.AdBlue
Geeft een schatting van het AdBlue-
peil. Het percentage geeft de reste‐
rende levensduur aan van de AdBlue. Ook wordt aangegeven of het peil
voldoende of te laag is.
Eco-informatiemenu,  @
● Grootste verbruikers ● Zuinigheidstrend
● Eco-index
Op het Uplevel-display verschijnen
de pagina's Grootste verbruikers,
Zuinigheidstrend en Eco-index in het informatiemenu Dagteller/brandstof;
selecteer  Info.
Grootverbruikers
Lijst met grootste momenteel inge‐
schakelde comfortgebruikers
verschijnt in aflopende volgorde. De
mogelijke brandstofbesparing wordt
aangegeven.
Onder bepaalde omstandigheden
activeert de motor de achterruitver‐
warming automatisch om de motor
zwaarder te belasten. In dat geval wordt de achterruitverwarming 

Instrumenten en bedieningsorganen103aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.
Zuinig rijden
Toont de ontwikkeling van het gemid‐
delde verbruik over een afstand van
50 km. Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en laten de gevolgen van de terreingesteld‐
heid of het rijgedrag op het brandstof‐ verbruik zien.
Eco-index
Het huidige brandstofverbruik wordt
weergegeven op een zuinigheids‐
schaal. Pas voor een zuinige rijstijl de
rijstijl zodanig aan dat de gevulde
segmenten binnen de Eco-zone blij‐
ven. Hoe meer segmenten er gevuld
zijn, hoe hoger het brandstofverbruik.
Tegelijkertijd wordt de gemiddelde
verbruikswaarde weergegeven.
Menu Voertuiginformatie,  ? of
Opties  L
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het Optie‐
menu. Sommige zijn voor uw speci‐
fieke auto mogelijk niet beschikbaar.
Afhankelijk van het display zijn
sommige functies weergegeven als
symbool.
Draai aan het stelwiel om een pagina te selecteren en volg de instructies in
de submenu's op:
● Eenheden
● Infopagina's
● Snelheidswaarschuwing
● Band belastenEenheden
Druk tijdens het weergeven van
Eenheden op  SET/CLR. Selecteer de
gewenste eenheden door aan de
verstelknop te draaien. Bevestig uw keuze door op  SET/CLR te drukken.
Infopagina's
Druk tijdens het weergeven van Info‐
pagina's op  SET/CLR. Er verschijnt
een lijst met alle opties in het menu
Info. Selecteer de weer te geven func‐
ties op de Infopagina door aan het
stelwiel te draaien en bevestig uw
keuze door op  SET/CLR te drukken.
Geselecteerde pagina's hebben een
9  in een aankruisvakje. Niet-zicht‐
bare functies hebben een leeg
aankruisvakje. Zie  Menu Info boven‐
staand.