114Instrumenten en bedieningsorganenBrandt geelDe afstand tot een voorligger wordt te
kort of wanneer u een ander voertuig
te snel nadert.
Adaptieve cruise control 3 197, fron‐
taanrijdingswaarschuwing 3 205.
Voetgangersdetectie
7 brandt geel.
Het systeem detecteert een voetgan‐
ger vóór de auto.
Snelheidsbegrenzer L brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 195.Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 231.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep staat open.Displays
Driver Information Center Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de instru‐
mentengroep is het Driver Informa‐
tion Center verkrijgbaar als Basele‐
vel-display, Midlevel-display of Uple‐
vel-display.
De indicatie op het Driver Information
Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● boordinformatie en instellingen
● informatiemenu dagteller/brand‐ stof
● informatie over zuinig rijden
● waarschuwingen ter ondersteu‐ ning van de bestuurder
● waarschuwingsmeldingen
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● navigatie-informatie
116Instrumenten en bedieningsorganenStuurbedieningsknoppen
De menu's en functies kunnen
worden geselecteerd met de knoppen rechts op het stuurwiel.
Druk op è of é om te wisselen
tussen de hoofdmenu's of om vanuit
een submenu één niveau terug te
gaan.
Druk op å of ä om een submenu van
het hoofdmenu te selecteren of om
een numerieke waarde in te stellen.
Druk op 9 om een functie te selecte‐
ren en te bevestigen.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver Information Center. Bevestig berich‐
ten door op 9 te drukken. Boordin‐
formatie 3 127.
Midlevel-display
U selecteert menupagina's door op
è en å op het stuurwiel te drukken.
Hoofdmenu's zijn:
● Rit-/brandstofinformatie, weer‐ gegeven door Info, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Audio-informatie, weergegeven door Audio , zie beschrijving hier‐
onder.
● Telefooninformatie, weergege‐ ven door Telefoon, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Navigatie-informatie, weergege‐ ven door Navigatie, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door Opties, zie beschrijving
hieronder.
Enkele van de weergegeven functies
zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies
zijn alleen actief als met de auto wordt gereden.
Menu's en functies selecteren
De menu's en functies kunnen
worden geselecteerd met de knoppen rechts op het stuurwiel.
Instrumenten en bedieningsorganen117
Druk op è om de hoofdmenupagina
te openen.
Selecteer een hoofdmenupagina met
ä of å.
Bevestig een hoofdmenupagina met
9 .
Druk na het selecteren van een
hoofdmenupagina op ä of å om
subpagina's te selecteren.
Druk op é om een volgende map van
de geselecteerde subpagina te
openen.
Druk op ä of å om functies te selec‐
teren of zo nodig een numerieke
waarde in te stellen.
Druk op 9 om een functie te selecte‐
ren en te bevestigen.
Na het selecteren van een hoofdme‐
nupagina blijft deze selectie opgesla‐ gen totdat er een andere hoofdmenu‐ pagina wordt geselecteerd. U veran‐
dert de subpagina's door op å of ä te
drukken.
Eventueel verschijnt er boord- en onderhoudsinformatie op het DriverInformation Center. Bevestig berich‐
ten door op 9 te drukken. Boordin‐
formatie 3 127.
Uplevel-display U selecteert menupagina's door op
è en å op het stuurwiel te drukken.
Hoofdmenu's zijn:
● Rit-/brandstofinformatie, weer‐ gegeven door Info, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Audio-informatie, weergegeven door Audio , zie beschrijving hier‐
onder.
● Telefooninformatie, weergege‐ ven door Telefoon, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Navigatie-informatie, weergege‐ ven door Navigatie, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door Opties, zie beschrijving
hieronder.
Instrumenten en bedieningsorganen121brandstofverbruik. Tegelijkertijd
wordt de gemiddelde verbruiks‐
waarde weergegeven.
Afhankelijk van de autoversie toont de Eco-index waarden voor dagteller‐
pagina A/1 of de actuele rijcyclus. In
het laatste geval wordt de volgende
keer dat u het contact inschakelt de
indicator gereset.
Menu Audio
In het menu Audio kunt u naar muziek zoeken, uit favorieten selecteren of
van audiobron wisselen.
Zie handleiding bij het Infotainment.
Menu Telefoon In het menu Telefoon kunt u telefoon‐
gesprekken beheren en voeren, door contactpersonen scrollen of hands‐
free telefoneren.
Zie handleiding bij het Infotainment.
Menu Navigatie
In het menu Navigatie kunt u route‐
begeleiding inschakelen.
Zie handleiding bij het Infotainment.Menu Voertuiginformatie, ? of
Opties
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het Optie‐
menu. Sommige zijn voor uw speci‐
fieke auto wellicht niet beschikbaar. Afhankelijk van het display zijn
sommige functies weergegeven als
symbool.
Draai aan het stelwiel of druk op ä of
å om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's op:
● eenheden
● displayonderwerpen
● infopagina's
● snelheidswaarschuwing
● draagvermogen band
● metertjes
● software-informatie
Eenheden
Druk op é terwijl de eenhedenpagina
wordt weergegeven. Selecteer Engelse of metrische eenheden door
op 9 te drukken.Displayonderwerpen
Druk tijdens het weergeven van
Displayonderwerpen op é. Selecteer
Sport- of Tourmodus door op 9 te
drukken. In de Sportmodus is er meer
boordinformatie, in de Tourmodus is
er meer media-informatie.
Deze instelling is alleen beschikbaar
bij een Uplevel-display.
Infopagina's
Druk tijdens het weergeven van Info‐
pagina's op é. Er verschijnt een lijst
met alle opties in het menu Info.
Selecteer de functies die op de
pagina Info moeten worden weerge‐
geven door op 9 te drukken. Gese‐
lecteerde pagina's hebben een 9 in
een aankruisvakje. Niet zichtbare
functies hebben een leeg aankruis‐
vakje. Zie Menu Info bovenstaand.
Snelheidswaarschuwing
Op het snelheidswaarschuwingsdis‐
play kunt u een snelheid instellen die
u niet wilt overschrijden.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op é te drukken terwijl de
pagina wordt weergegeven. Druk op
124Instrumenten en bedieningsorganenSpraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Valetmodus Indien geactiveerd gelden er beper‐
kingen voor bepaalde functies van
het Driver Information Center en het
Info-Display. De bagageruimte wordt
vergrendeld en kan niet worden
ontgrendeld.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Head-updisplay
Op het head-updisplay verschijnt
bestuurdersinformatie over de instru‐
mentengroep op de voorruit aan
bestuurderszijde.
De informatie verschijnt als een
geprojecteerd beeld vanuit een lens
in het instrumentenpaneel op de
voorruit recht vooruit in het zicht van
de bestuurder. Het beeld verschijnt
gericht naar buiten naar de voorkant
van de auto toe.Afhankelijk van de uitrusting kan het
head-updisplay aangeven:
● algemene rij-informatie
● waarschuwingen van rijhulpsys‐ temen
● stand keuzehendel automatische
versnellingsbak
● schakelindicatie
● audio-/telefooninformatie
● informatie over geleide navigatie mits uitgerust met Infotainment
met navigatie.
Er zitten drie knoppen boven de licht‐ schakelaar voor bedienen van het
head-updisplay.
Displayschermen
Op het head-updisplay kunt u
verschillende schermen selecteren
door op de toets / te drukken. Bij
elke druk verandert het display‐
scherm.
Scherm Snelheid
Geeft aan
● snelheidsmeter: digitale snel‐ heidsaanduiding
● verkeersborden: aanduiding van maximumsnelheden
Instrumenten en bedieningsorganen125Scherm Prestaties
Geeft aan
● snelheidsmeter: digitale snel‐ heidsaanduiding
● toerenteller: motortoerental in omwentelingen per minuut
● automatische versnellingsbak: stand keuzehendel
● handgeschakelde/automatische versnellingsbak: Schakelindica‐
tie
Scherm Audio
Geeft aan
● snelheidsmeter: digitale snel‐ heidsaanduiding
● informatie over momenteel beluisterde audio
Scherm Navigatie
Geeft aan
● snelheidsmeter: digitale snel‐ heidsaanduiding
● informatie over geleide navigatieControlelampjes actieve veiligheid
Op alle schermen verschijnen contro‐
lelampjes van de volgende rijhulpsys‐
temen op de bovenste regel van het
display
● voorligger gedetecteerd A: voer‐
tuigherkenning
● lane keep assist a: status en
waarschuwing
● adaptieve cruisecontrol Õ:
ingestelde snelheid en status
● voetganger vóór gedetecteerd 7:
voetgangersherkenning
Pop-upwaarschuwingen
De volgende lijst bevat maar enkele
van de mogelijke waarschuwingen.
Sommige zijn mogelijk niet beschik‐
baar voor uw specifieke auto, andere
kunnen afhankelijk van de boordcon‐
figuratie verschijnen.
Zo nodig verschijnen er waarschu‐
wingen op elke pagina
● voetgangersbeschermingswaar‐ schuwing
● frontaanrijdingswaarschuwing● waarschuwing op-/terugschake‐ len
● inkomend gesprek
Waarschuwingen met een lagere
prioriteit kunnen worden teruggezet
door op G te drukken, waarschuwin‐
gen met een hoge prioriteit verschij‐
nen zo lang als het gevaar aanhoudt.
Bij systeemberichten of boordwaar‐
schuwingen is mogelijk onmiddellijke
actie vereist. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
De stand van het beeld van het
head-updisplay aanpassen
1. De bestuurdersstoel verstellen.
2. Start de motor.
3. Knop indrukken of optillen . om
het beeld te centreren. Het kan
alleen omhoog en omlaag worden bijgesteld, niet zijwaarts.9 Waarschuwing
Als het scherm van het head-
updisplay te helder is of te hoog in uw gezichtsveld staat, kan dit uw
138Instrumenten en bedieningsorganenAls u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j totdat u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer
beschikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie
altijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Software-updates
OnStar kan op afstand software-
updates uitvoeren, zonder dat zij u
daarover van tevoren inlichten of om
uw toestemming vragen. Deze upda‐
tes verbeteren of behouden de veilig‐
heid en beveiliging of de werking van uw voertuig.Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.
272Verzorging van de autoAuto's met een
audioluidsprekersysteem
De schroevendraaier en het sleepoog
zitten onder de vloerplaat in de baga‐
geruimte, naast het ronde gedeelte
van het luidsprekersysteem.
Bandenreparatieset 3 278.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden
over scherpe randen kan schade aan banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid bij temperaturen onder 7 °C en
moeten daarom op alle wielen
worden gemonteerd.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Alle bandenmaten zijn toegestaan als winterbanden 3 314.GSi met banden van het type Michelin
Pilot Super Sport of Pilot Sport 4 S
Dit model is af fabriek uitgerust met
high-performance sportbanden die bij
lage temperaturen minder goed pres‐ teren.9 Gevaar
Gebruik winterbanden bij tempe‐
raturen lager dan 0 °C, omdat
schade aan de high-performance
sportbanden anders niet uitgeslo‐
ten is.
Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 V
215:bandbreedte in mm60:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat16:velgdiameter in inch95:kengetal voor draagvermogen, 95 komt bijv. overeen met
690 kgV:kenletter voor snelheid