Page 121 of 133
Streaming audio via Bluetooth121Bediening
USB-muziekfunctie activeren Als het apparaat nog niet met het Info‐tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 124.
Het Infotainmentsysteem schakelt
automatisch over op de Bluetooth-
muziekmodus.
Is het apparaat al verbonden, druk
dan herhaaldelijk op SRCq om over
te schakelen op de Bluetooth-muziek‐
modus.
Als de muziekweergave niet automa‐
tisch start, moet u de audiobestanden
mogelijk starten vanaf het Bluetooth-
apparaat.
Functietoetsen
Volgende of vorige track afspelen
Druk op O om de volgende track af te
spelen.
Druk op N om de voorgaande track af
te spelen.
Page 122 of 133
122SpraakherkenningSpraakherkenningAlgemene informatie..................122
Gebruik ...................................... 122Algemene informatie
De spraakdoorschakeling van het
Infotainmentsysteem biedt toegang
tot Siri. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om te
controleren of uw smartphone deze
functie ondersteunt.
Om de spraakdoorschakeling te
kunnen gebruiken moet de smart‐ phone zijn verbonden via Bluetooth
3 124.
Gebruik
Spraakherkenning activeren Houd s op het stuurwiel ingedrukt
totdat een spraakherkenningssessie
is gestart.
Volume van gesproken vragen
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk de volumeknop op het stuur‐ wiel omhoog (hoger volume) À of
omlaag (lager volume) Á.Spraakherkenning deactiveren
Druk op het stuurwiel op v. De
spraakherkenningssessie wordt
beëindigd.
Page 123 of 133

Telefoon123TelefoonAlgemene aanwijzingen.............123
Bluetooth-verbinding ..................124
Noodoproep ............................... 125
Bediening ................................... 126
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................128Algemene aanwijzingen
De telefoonfunctie biedt u de moge‐ lijkheid om via een microfoon en deluidsprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het Info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele telefoon te bedienen. Om de telefoon‐
functie te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon een Bluetooth-
verbinding hebben met het Infotain‐
mentsysteem.
Niet alle functionaliteiten van de tele‐
foonfunctie worden door elke mobiele
telefoon ondersteund. Welke functio‐
naliteiten beschikbaar zijn, hangt af
van de desbetreffende mobiele tele‐
foon en van de netwerkprovider.
Verdere informatie hierover vindt u in de bedieningshandleiding van uwmobiele telefoon. U kunt hierover ook
informatie vragen bij uw netwerkpro‐
vider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
Page 124 of 133

124Telefoonmobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
De telefoonfunctie is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. een telefoon met andere appa‐
ratuur. Gegevens zoals een telefoon‐
boek, gesprekslijsten, de naam van
de netwerkoperator en de sterkte van de verbinding kunnen worden over‐
gedragen. Welke functies er beschik‐
baar zijn hangt af van het type tele‐
foon.
Een Bluetooth-apparaat koppelen
Activeer de Bluetooth-functie van het
Bluetooth-apparaat. Voor nadere informatie verwijzen we u naar de
gebruiksaanwijzing van het Blue‐
tooth-apparaat.
Druk op MENU, selecteer
Verbindingen en druk op OK.
Selecteer Extern apparaat zoeken via
Bluetooth en druk op OK. Zodra het
apparaat wordt gedetecteerd,
verschijnt de lijst Gedecteerde
externe apparatuur .
● Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund: Bevestig de
berichten op het Infotainment‐
systeem en het Bluetooth-appa‐ raat.
● Als SSP (secure simple pairing) niet wordt ondersteund: Op het
Infotainmentsysteem: er
verschijnt een bericht waarin u
wordt gevraagd om een pincode
op uw Bluetooth-apparaat in te
voeren. Op het Bluetooth-appa‐
raat: voer de pincode in en
bevestig de ingevoerde gege‐ vens.Het apparaat wordt automatisch
verbonden. Boven aan het scherm
verandert het Bluetooth-symbool: De
X van het symbool wordt onderdrukt
en N verschijnt.
Let op
Het telefoonboek van uw mobiele telefoon wordt automatisch gedown‐
load. De presentatie en volgorde
van de telefoonboekvermeldingen kunnen op het display van het Info‐
tainmentsysteem en op het display
van de mobiele telefoon verschillend zijn.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was verbonden
met het Infotainmentsysteem, wordt
dat apparaat nu losgekoppeld van het systeem.
Als de Bluetooth-verbinding mislukt:
start de bovenstaande procedure
nogmaals of raadpleeg de gebruiks‐
aanwijzing van het Bluetooth-appa‐
raat.
Page 125 of 133

Telefoon125Een ander gekoppeld apparaat
verbinden
Activeer de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat. Voor nadere
informatie verwijzen we u naar de
gebruiksaanwijzing van het Blue‐
tooth-apparaat.
Druk op MENU, selecteer
Verbindingen en druk op OK.
Selecteer Beheer Bluetooth-
verbindingen en druk op OK. Er
verschijnt een lijst met alle Bluetooth- apparaten die op dat moment aan het Infotainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het op dat moment met het Infotain‐ mentsysteem verbonden Bluetooth-
apparaat wordt aangeduid met ¥.
Selecteer het gewenste apparaat en druk op OK om een verbinding te
maken.
Een apparaat loskoppelen Druk op MENU, selecteer
Verbindingen en druk op OK.Selecteer Beheer Bluetooth-
verbindingen en druk op OK. Er
verschijnt een lijst met alle Bluetooth- apparaten die op dat moment aan het
Infotainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het op dat moment met het Infotain‐ mentsysteem verbonden Bluetooth-
apparaat wordt aangeduid met ¥.
Selecteer het apparaat dat op dat
moment verbonden is met het Info‐
tainmentsysteem.
OK : indrukken om de geselecteerde
optie te bevestigen.
Selecteer Telefoon afsluiten .
Selecteer Ja en druk op OK om het
apparaat los te koppelen.
Een gekoppeld apparaat
verwijderen
Druk op MENU, selecteer
Verbindingen en druk op OK.
Selecteer Beheer Bluetooth-
verbindingen . Er verschijnt een lijst
met alle Bluetooth-apparaten die op dat moment aan het Infotainmentsys‐
teem gekoppeld zijn.Let op
Het op dat moment met het Infotain‐ mentsysteem verbonden Bluetooth-
apparaat wordt aangeduid met ¥.
Selecteer het gewenste apparaat en druk ter bevestiging op OK.
Selecteer Verbinding verwijderen en
druk op OK om het gekoppelde appa‐
raat te verwijderen.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Vertrouw daarom niet
alleen op een mobiele telefoon bij
gesprekken van levensbelang
(bijv. bij het inroepen van medi‐
sche hulp).
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
Page 126 of 133

126Telefoon9Waarschuwing
Let erop dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Noodoproepen zijn niet onder alle
omstandigheden en in alle mobie‐ letelefoonnetwerken mogelijk: er
kunnen problemen optreden,
wanneer bepaalde netwerkdien‐ sten en/of telefoonfuncties actief
zijn. U kunt hierover uw lokale
netwerkexploitant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. We adviseren u het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende
personeel u vragen stelt over het
noodgeval.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
Infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon ook via het Info‐
tainmentsysteem bedienen.
U kunt via het Infotainmentsysteem
bijv. een verbinding tot stand brengen
met de telefoonnummers die in uw
mobiele telefoon zijn opgeslagen of
telefoonnummers wijzigen.
Na het tot stand brengen van een
verbinding tussen de mobiele tele‐ foon en het Infotainmentsysteemworden er gegevens van de mobiele
telefoon naar het Infotainmentsys‐
teem verstuurd. Afhankelijk van het
model telefoon kan dit enkele minu‐
ten duren. Tijdens deze periode is het bedienen van de mobiele telefoon via het Infotainmentsysteem slechts
beperkt mogelijk.
Let op
Niet alle mobiele telefoons bieden volledige ondersteuning van de tele‐ foonfunctie van de auto. Daaromkan het bereik aan hieronder
beschreven functies afwijken.
Telefoongesprek starten
Handmatig een nummer invoeren
Druk op MENU, selecteer Telefoon
gevolgd door Bellen.
Selecteer Nummer kiezen .
Voer het gewenste nummer in: Selec‐
teer de gewenste cijfers en bevestig
elk cijfers met OK.
Page 127 of 133

Telefoon127Selecteer OK op het display om een
nummer te kiezen.
Telefoonboek gebruiken
Het telefoonboek bevat namen en
nummers van contactpersonen.
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Telefoon .
Selecteer Bellen gevolgd door
Telefoonboek .
Blader door de lijst en selecteer de
naam van de gewenste vermelding
om een nummer te kiezen.
Gesprekslijst gebruiken
Alle inkomende, uitgaande of gemiste
oproepen worden geregistreerd in de gesprekslijst.
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Telefoon .
Selecteer Bellen gevolgd door
Logboek .
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste vermelding om een
nummer te kiezen.Contacten versturen van een
mobiel apparaat naar het
Infotainmentsysteem
Bij bepaalde telefoons die via Blue‐
tooth zijn verbonden kunt u een
contact naar het telefoonboek van het Infotainmentsysteem sturen. Contac‐
ten die op deze manier zijn opgesla‐
gen in een permanent telefoonboek
zijn voor iedereen zichtbaar, of de
telefoon waarop het contact stond nu
aangesloten is of niet.
Druk op MENU en selecteer daarna
Telefoon om het telefoonboek te
openen.
Selecteer Beheer index .
Het menu voor dit telefoonboek is niet toegankelijk, als het telefoonboek
leeg is.
Inkomende gesprekken
automatisch in de wacht zetten
Om veiligheidsredenen kan het Info‐
tainmentsysteem alle inkomende
gesprekken standaard in de wacht
zetten.Druk op MENU en selecteer daarna
Telefoon om deze functie te active‐
ren.
Selecteer Instelling telefoon gevolgd
door Instellingen telefoon .
Druk op Automatisch in de wacht
gezet om de functie OK te activeren.
Inkomend telefoongesprek Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, zoals de radio- of CD-
modus, actief is, wordt het geluid van
de desbetreffende audiomodus
onderdrukt en blijft dit zo totdat het
gesprek wordt beëindigd.
Selecteer Ja in het op het display
getoonde bericht om de oproep te
beantwoorden.
Om de oproep af te wijzen kunt u
Nee selecteren in het op het display
getoonde bericht of G op het stuur‐
wiel ingedrukt houden.
Page 128 of 133

128TelefoonSelecteer In wacht in het op het
display getoonde bericht om een
oproep in de wacht te zetten.
Tweede inkomende oproep
Als er tijdens een gesprek nog een
oproep binnenkomt, verschijnt er een bericht.
Om de tweede oproep te beantwoor‐ den en het lopende gesprek te beëin‐
digen: selecteer Ja in het op het
display getoond bericht.
Om de tweede oproep af te wijzen en
het lopende gesprek voort te zetten:
selecteer Nee in het op het display
getoond bericht.
Functies tijdens een
telefoongesprek
Tijdens een lopend telefoongesprek kunt u alle functies van het contex‐
tuele menu gebruiken.
Druk op OK om het contextuele menu
te openen.
Selecteer Gespr. beëindigen om het
gesprek te beëindigen.
Activeer Micro OFF om de microfoon
uit te schakelen. Deselecteer Micro
OFF om de microfoon in te schake‐
len.
Activeer Modus telefoon om het tele‐
foontje door te schakelen naar de telefoon (om bijvoorbeeld tijdens het
gesprek uit de auto te kunnen stap‐
pen). Deselecteer Modus telefoon om
het telefoongesprek door te schake‐
len naar het Infotainmentsysteem.
Selecteer In wacht tijdens een lopend
telefoongesprek om het gesprek in de wacht te zetten. Als u een telefoon‐
gesprek in de wacht hebt gezet,
verandert de menuoptie In wacht in
Hervatten . Selecteer Hervatten om
een telefoongesprek te hervatten dat
in de wacht is gezet.
Selecteer Verwisselen om tussen
twee gesprekken te wisselen.
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de
modelspecifieke montagehandlei‐
ding en de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de telefoon en de
handsfree-carkit in acht genomen
worden. Anders kan de typegoedkeu‐
ring van de auto vervallen (EU-richt‐
lijn 95/54/EG).
Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
● Vakkundig gemonteerde buiten‐ antenne, waardoor de maximale
reikwijdte wordt bereikt,
● Maximaal zendvermogen 10 watt,
● Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de