Page 85 of 275

Instrumenten en bedieningselementen83●Datumopmaak instellen : Wijzigt
de datumindicatie tussen MM/
DD/JJJJ en DD.MM.JJJJ .
● Klok weergeven : Schakelt de
tijdsindicatie op het display in/uit.
● Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch
de tijd in. De RDS-tijdsynchroni‐
satie kan enkele minuten in
beslag nemen. Sommige
zenders zenden geen correct
tijdsignaal uit. Het is dan raad‐ zaam de automatische tijdsyn‐
chronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Datum- en tijdinstellingen Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op Config en selecteer dan de
menuoptie Tijd en datum om het
betreffende submenu weer te geven.
Let op
Als Kloksynchr. RDS-signaal geac‐
tiveerd is, worden tijd en datum auto‐ matisch door het systeem ingesteld.
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐ nele knop om de eerste instelling aan
te passen.
Druk op de multifunctionele knop om
de invoer te bevestigen. De
gekleurde achtergrond gaat naar de
volgende instelling.
Pas alle instellingen aan.
Datum instellen
Selecteer de menuoptie Datum
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan te passen.
Druk op de multifunctionele knop om
de invoer te bevestigen. De
gekleurde achtergrond gaat naar de
volgende instelling.
Pas alle instellingen aan.
Tijdweergave
Selecteer Tijdnotatie instellen om de
gewenste tijdweergave te kiezen.
Activeer 12 uur of 24 uur .
Persoonlijke instellingen 3 105.
Page 89 of 275
Instrumenten en bedieningselementen87Koelvloeistoftemperatuur‐meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker gedeelte:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter
gedeelte:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Gebruik de knoppen van de rich‐
tingaanwijzerhendel om de reste‐
rende gebruiksduur van de motorolie
weer te geven:
Druk op MENU om Informatiemenu
voertuig te selecteren X.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .
Page 99 of 275
Instrumenten en bedieningselementen97Displays
Driver Information Center
Het bestuurdersinformatiecentrum zit op de instrumentengroep tussen de
snelheidsmeter en de toerenteller.
De volgende hoofdmenu's kunnen op het display verschijnen en met
MENU op de richtingaanwijzer
worden geselecteerd. Menusymbo‐
len verschijnen op de bovenste regel van het display:● Informatiemenu voertuig X
● Informatiemenu dagteller/
brandst. W
● Informatiemenu ECO s
Sommige functies op het display
verschillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen onderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Menu's en functies selecteren U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.Druk op MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu‐
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Page 102 of 275

100Instrumenten en bedieningselementenDagteller 1 of 2De dagteller geeft de afgelegde
afstand vanaf een bepaalde reset
weer.
De dagteller telt tot een afstand van
9.999 km en start dan weer op 0.
Zet de dagteller terug door enkele
seconden op SET/CLR op de rich‐
tingaanwijzerhendel te drukken of
door op de resetknop afzonderlijke
voor de geselecteerde pagina 1 of 2 te drukken.
Gemiddeld verbruik 1 of 2 Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Zet deze terug door apart voor de
geselecteerde pagina 1 of 2 enkele
seconden op SET/CLR te drukken.
Gemiddelde snelheid 1 of 2
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.Zet deze terug door apart voor de
geselecteerde pagina 1 of 2 enkele
seconden op SET/CLR te drukken.
Digitale snelheid Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Actieradius De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het
momentane verbruik berekend. Op
het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil in de tank laag
is, verschijnt er een bericht op het
display.
Wanneer u onmiddellijk moet bijtan‐
ken, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht.
Bovendien gaat het controlelampje
i in de brandstofmeter branden of
knipperen 3 95.Momentaan verbruik
Weergave van het huidige verbruik.
Informatiemenu ECO s
Druk op MENU om s te selecte‐
ren.
Draai aan het stelwiel om een pagina
te selecteren:
● Schakelindicatie : De huidige
versnelling verschijnt in een pijl‐
tje. Het cijfer erboven geeft aan
dat de bestuurder omwille van
het brandstofverbruik moet
opschakelen.
Page 103 of 275

Instrumenten en bedieningselementen101Eco-indexdisplay: Het huidige
brandstofverbruik wordt weerge‐
geven op een gesegmenteerd display. Pas voor een zuinige
rijstijl uw rijstijl zodanig aan dat
de gevulde segmenten binnen de Eco-zone blijven. Hoe meer
segmenten er gevuld zijn, hoe
hoger het brandstofverbruik.
Tegelijkertijd wordt de huidige
verbruikswaarde weergegeven.
● Grootverbruikers : Lijst met groot‐
ste momenteel ingeschakelde
comfortgebruikers verschijnt in
aflopende volgorde. De moge‐
lijke brandstofbesparing wordt
weergegeven. Een uitgescha‐
kelde verbruiker verdwijnt van de
lijst en de verbruikswaarde wordt bijgewerkt.
Incidenteel wordt de achterruit‐
verwarming automatisch geacti‐
veerd om de motor zwaarder te
belasten. In dat geval wordt de
achterruitverwarming aangeduid
als een van de grootste verbrui‐
kers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.
● Zuinig rijden : Toont de ontwikke‐
ling van het gemiddelde verbruik
over een afstand van 50 km.
Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en
tonen de gevolgen van het terrein of het rijgedrag voor het brand‐
stofverbruik.
Info-Display
Afhankelijk van de modelspecifieke
uitvoering heeft de auto een Graphic- Info-Display of een Colour-Info-
Display.
Het Info-Display bevindt zich in het
instrumentenbord boven het "Info‐
tainment"-systeem.
Graphic-Info-Display
Page 104 of 275

102Instrumenten en bedieningselementenAfhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem is het Graphic-Info-Display in
twee versies leverbaar.
Graphic-Info-Display geeft aan:
● tijd 3 82
● buitentemperatuur 3 81
● datum 3 82
● instellingen elektronische klimaatregeling 3 132
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● persoonlijke instellingen 3 105
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display geeft in kleur
weer:
● tijd 3 82
● buitentemperatuur 3 81
● datum 3 82
● instellingen elektronische klimaatregeling 3 132
● achteruitkijkcamera 3 178
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● systeeminstellingen
● boordinformatie 3 103
● persoonlijke instellingen 3 105
De getoonde informatie en de weer‐
gave ervan hangen af van de uitvoe‐
ring van de auto en de geselecteerde
instellingen.
Menu's en instellingen selecteren Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Druk op CONFIG om: Menupagina
Instellingen verschijnt.
Page 106 of 275

104Instrumenten en bedieningselementenBerichten op het Driver
Information Center
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Berichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen tevens verschijnen op het
Colour-Info-Display. Druk op de multi‐
functionele knop om een bericht te
bevestigen. Sommige meldingen
verschijnen slechts gedurende
enkele seconden als pop-up.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de prio‐
riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Als bij het wegrijden een van de portieren of het kofferdeksel niet
goed gesloten is.
● Als de softtop niet geheel geopend of gesloten is.
● Als het deksel van de softtop niet
geheel gesloten is.
● Als de afscheiding bagageruimte
bij het bedienen van de softtop
ingeklapt is.
● Als u met aangetrokken parkeer‐
rem een bepaalde snelheid over‐
schrijdt.● Als er bij het bedienen van de softtop een bepaalde snelheid
wordt overschreden.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver Information Center.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het uitlaatfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
Page 107 of 275

Instrumenten en bedieningselementen105Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht verdwijnt nadat de motor twee keer na elkaar is gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen
instellingen 3 22.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Persoonlijke instellingen in het
Graphic-Info-Display
CD 400plus/CD 400/CD300
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .