Rijden en bediening207De auto begint met opladen zodra
deze op een stopcontact aangesloten
is.
Selecteer de Laadlimiet, zie hieron‐
der.Vertrek
De auto schat de begintijd van het
opladen met het oog op de gepro‐
grammeerde vertrektijd voor de
huidige dag van de week. Het opla‐
den begint op de begintijd en is op de
vertrektijd alleen voltooid als er na het
aansluiten van de oplaadkabel
voldoende tijd is.
Selecteer Met voorrang opladen tot
Aan of Uit (bij prioriteitladen wordt de
auto onmiddellijk tot een vooraf gede‐
finieerd peil opgeladen).Vertrektijd invoeren
Bij de vertrekoplaadmodus kunt u de
vertrektijd invoeren volgens uw
persoonlijke schema.
1. Tik op Vertrek terwijl de
Bewerken oplaadmodus is gese‐
lecteerd.
2. De huidige geprogrammeerde vertrektijd staat op het tabblad
met de weekdag. Selecteer het
tabblad voor de weekdag die
moet worden bewerkt.
3. Tik op + of − om de uren en minu‐
ten te wijzigen.
4. Tik op o of n om AM of PM te
veranderen.
5. Tik op q om het scherm af te slui‐
ten.
Let op
● Het opladen begint op de begin‐ tijd en is tegen de vertrektijd
alleen voltooid als er sprake is
van voldoende tijd nadat de
oplaadkabel is ingestoken.
● De auto gebruikt een interne klok
voor het programmeerbaar opla‐den, niet de klok op het Info-
Display.Fout oplaadmodus
Als er bij het opladen een probleem is
opgetreden, verschijnt er een foutbe‐
richt. Probeer in dit geval de auto
opnieuw te starten of neem contact
op met een werkplaats.
228Verzorging van de autoAccu9Gevaar
Alleen een geschoolde onder‐
houdsmonteur met de juiste
kennis en gereedschappen mag
de hoogspanningsaccu inspecte‐
ren, testen of vervangen.
Raadpleeg een werkplaats als de
hoogspanningsaccu onderhoud
vergt.
Deze auto heeft een hoogspannings‐
accu en een standaard 12 V-auto‐
accu.
Na een botsing kan het sensorsys‐
teem het hoogspanningssysteem
afsluiten. In dit geval wordt de hoog‐
spanningsaccu ontkoppeld en start
de auto niet.
Er verschijnt een servicebericht op
het Driver Information Center
verschijnen.
Bied de auto bij een werkplaats aan
voor onderhoud voordat u deze weer
gebruikt.
Airbagsysteem 3 45.
Voor minder direct zonlicht op uw
auto en een langere levensduur van
de hoogspanningsaccu is er een
dekzeil bij uw Opel Ampera Service
Partner verkrijgbaar.
Uw erkende Opel Ampera reparatie‐
werkplaats kan u vertellen hoe u de
hoogspanningsaccu kunt recyclen.
Laat de auto op het stopcontact
aangesloten, ook na het volledig
opladen, om de hoogspanningsaccu
voor de volgende rit op temperatuur
te houden. Dit is met name bij
extreem hoge of lage temperaturen
van belang.
Vermeld het vervangingsnummer op
het label van de originele 12 V-auto‐
accu als u een nieuwe 12 V -autoaccu
nodig hebt. De auto heeft een Absor‐
bed Glass Mat (AGM) 12 V -autoaccu.
Als er een standaard 12 V-autoaccu wordt ingebouwd, is de levensduur
van de 12 V-autoaccu korter. Let op:
bij het gebruik van een 12 V-oplaad‐
apparaat op de 12 V-AGM-accu,
heeft het oplaadapparaat wellicht een stand voor AGM-accu's. Gebruik een
eventueel beschikbare AGM-standop het oplaadapparaat, om de
oplaadspanning te beperken tot
14,8 V.
Ga te werk volgens de instructies van
de fabrikant van de oplader.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
In de motorruimten zijn aansluitpun‐
ten aangebracht voor het starten met
hulpstartkabels.
Starthulp gebruiken 3 251.
Koppel de zwarte minkabel (-) van de
12 V-autoaccu los van de 12 V-auto‐
accu om te voorkomen dat de 12 V-
autoaccu wordt ontladen of sluit een
accudruppellader aan.
Sluit de 12 V-autoaccu alleen aan en
ontkoppel deze alleen wanneer de
auto is uitgeschakeld.
Auto stallen 3 222.
234Verzorging van de autoKoplampkabelbomen
Bij een elektrische overbelasting kan
de verlichting aan en uit gaan en in
sommige situaties uitblijven. Laat in
dat geval de koplampkabelbomen
onmiddellijk door een werkplaats
inspecteren.
VoorruitwissersBij oververhitting van de ruitenwisser‐
motor als gevolg van verstopping
door zware sneeuwval of ijsvorming, stoppen de voorruitwissers tot demotor is afgekoeld en de ruitenwis‐
sers zijn uitgeschakeld. Na het
wegnemen van de blokkering start de
ruitenwissermotor opnieuw als u de
wisserknop in de gewenste modus
zet.
Hoewel de stroomkring tegen elektri‐
sche overbelasting en mechanische
overbelasting als gevolg van zware
sneeuwval of ijsvorming beveiligd is,
kan het stangenstelsel van de ruiten‐
wissers schade oplopen.
Ontdoe de voorruit vóór gebruik van
de voorruitenwissers altijd van ijs en
dikke sneeuwlagen. Als de overlast isveroorzaakt door een elektrisch
probleem en niet sneeuw of ijs, is er onderhoud vereist.
Zekeringen
Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
● linksvoor in de motorruimte
● aan de linkerkant van het instru‐ mentenpaneel
Voordat u een zekering vervangt, moeten de betreffende schakelaar en de auto worden uitgeschakeld.
Een defecte zekering is te herkennen aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de oorzaak van de storing verholpen is.Voorzichtig
Vervang de zekering niet totdat de oorzaak van de storing is verhol‐
pen.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
244Verzorging van de autoU opent de bandenspanningspagina
door het auto-infomenu te kiezen met de knoppen rechts op het stuurwiel enop { of } te drukken om banden‐
spanning te selecteren.
Reset het systeem als volgt: ● Houd 9 ingedrukt tot het
bandenspanningscontrolesys‐
teem om een controle vraagt.
● Druk opnieuw op 9 om te beves‐
tigen. De claxon gaat twee keer
af.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het betreffende wiel
aangegeven in een bericht op het
Driver Information Center.
Voor de waarschuwingen kijkt het
systeem ook naar de temperatuur van de band.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 242.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 82.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 263.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij kan w oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden
op een naderende te lage banden‐
spanning. Bandenspanning controle‐
ren.
Boordinformatie 3 92.
Schakel de auto uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Winterbanden of aanvullende wiel‐
sets moeten zijn voorzien van senso‐ ren, omdat het systeem anders niet
werkt en controlelamp w ononderbro‐
ken brandt.
De storingslamp van het banden‐
spanningscontrolesysteem is gecom‐
bineerd met het controlelampje
bandenspanning te laag. Als het
systeem een defect detecteert, knip‐
pert w ongeveer 1 minuut en blijft dan
ononderbroken branden. Voor de
duur van de storing wordt deze reeks bij elke keer opnieuw starten doorlo‐
pen.
Wanneer de storingslamp w brandt,
is het systeem wellicht niet naar
behoren in staat om een te lage
bandenspanning te detecteren of te
signaleren. Er kunnen diverse rede‐
nen zijn voor storingen in het banden‐
spanningscontrolesysteem, zoals het
monteren van vervangende of andere
banden of wielen op de auto waar‐
door het bandenspanningscontrole‐
systeem niet goed werkt. Controleer
na het vervangen van een of meer
banden of wielen op uw auto altijd de
Service en onderhoud257Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................257
Service-informatie ...................257
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............258
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................258Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Europese service-intervallen Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:
Andorra, België, Bosnië-Herzego‐ vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Internationale service-intervallen
Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomen:
Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden in de bergen, rijden op slechte en rulle wegdekken,
ernstige luchtvervuiling, zand en veel
279UUitstapverlichting .......................108
USB Afbeeldingenmenu USB ..........134
Algemene informatie ...............130
Apparaat aansluiten ................130
Audiomenu USB .....................132
Filmmenu USB ........................ 135
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 246
Vaste luchtroosters ....................152
Veiligheidsgordel ...........................6
Veiligheidsgordels .......................42
Velgen en banden .....................241
Ventilatieopeningen ....................152
Verbanddoos ............................... 63
Vergrendelingssysteem ...............30
Verkeersbordherkenning ......84, 197
Verlichting zonneklep ................107
Verstelbare luchtroosters ........... 152
Vertraagde uitschakeling stroom 157
Vertraagde vergrendeling .............25
Verwarmde spiegels ....................33
Verwarmd stuurwiel .....................67
Verwarming ........................... 41, 42
Verwerking van sloopauto .........223
Verzorging .................................. 254
Verzorging exterieur ..................254Verzorging interieur ...................256
Vloerafdekking bagageruimte ......61
Voertuig gereed ............................ 83
Voertuiggewicht .........................262
Voertuigidentificatienummer ......260
Voertuig starten en stoppen .......157
Voetgangersbescherming voor ..180
Voetgangersdetectie ....................83
Volume Automatisch volume ................119
Beltoonvolume ........................ 119
Maximaal opstartvolume .........119
Stiltefunctie.............................. 113
Volume aanraakpiep ...............119
Volume instellen ......................113
Volume TP .............................. 119
Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen ........................... 113
Voor snelheid
gecompenseerd volume ..........119
Volume aanraakpiep ..................119
Volume-instellingen ....................119
Volume TP .................................. 119
Voordat u wegrijdt ........................ 14
Voorligger gedetecteerd ...............83
Voorruit ......................................... 34
Voorstoelen .................................. 38W
Waarschuwing kruisend verkeer achter ...................................... 196
Waarschuwingslampen ................76
Waarschuwing voetgangersvei‐ ligheid .................................. 11, 68
Waarschuwing wisselen van rijstrook.................................... 191
Wasstraatmodus......................... 161
Werkzaamheden uitvoeren .......223
Wieldoppen ................................ 246
Winterbanden ............................ 241
Wis-/wasinstallatie .......................12
Wis- en wasinstallatie achterruit ..70
Wis- en wasinstallatie voorruit .....68
Wisserblad vervangen ...............229
X Xenonkoplampen ......................231
Z
Zekeringen ................................. 234 Zekeringenkast in motorruimte ..235
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............238
Zelfdichtende banden .................241
Zender zoeken............................ 124
Zitrijen achterin ............................. 42
Zonnekleppen .............................. 36
Zijdelings airbagsysteem .............49