Rijden en bediening151Om veiligheidsredenen kan de crui‐
secontrol pas worden ingeschakeld
nadat het rempedaal eenmaal inge‐
trapt is. Activeren in de eerste
versnelling is niet mogelijk.
De cruisecontrol niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kunt u de geautoma‐
tiseerde cruisecontrol in de automati‐
sche en de handmatige modus acti‐
veren.
Controlelampje m 3 94.
Systeem inschakelen
Druk op m; het controlelampje m op
de instrumentengroep brandt wit.
Functie activeren
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. Het controlelampje m in de instrumentengroep brandt
groen. U kunt het gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐ slagen snelheid aangehouden.
De cruisecontrol blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruisecontrol actief is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid of
draai het meermaals kort naar
RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het stelwiel naar SET/- te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruisecontrol actief is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.
Functie deactiveren
Druk op y; het controlelampje m op
de instrumentengroep brandt wit. De
cruisecontrol is gedeactiveerd. De
laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het geheugen.
152Rijden en bedieningAutomatisch uitschakelen:● De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
● De rijsnelheid met meer dan 25 km/u onder de ingestelde
snelheid daalt.
● Het rempedaal wordt bediend.
● Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
● De keuzehendel is in N.
● Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
● Als u tegelijkertijd op RES/+ drukt
en het rempedaal intrapt, wordt de cruisecontrol gedeactiveerd
en wordt de opgeslagen snelheid gewist.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 30 km/u. De
opgeslagen snelheid wordt nu over‐
genomen.Systeem uitschakelen
Druk op m; het controlelampje m op
de instrumentengroep dooft. De opslagen snelheid wordt gewist.
Via L voor het activeren van de snel‐
heidsbegrenzer of het uitschakelen
van het contact wordt ook de cruise‐
control uitgeschakeld en wordt de
opgeslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De maximumsnelheid kan worden
ingesteld op snelheden hoger dan
25 km/u tot maximaal 200 km/u.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bij
het afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet op het
Driver Information Center weergege‐
ven.Functie activeren
Druk op L. Als de cruisecontrol
eerder geactiveerd was, wordt deze
uitgeschakeld als de snelheidsbe‐
grenzer wordt geactiveerd en het
controlelampje m dooft.
Ingestelde snelheidslimiet Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel kort naar SET/-:
de huidige snelheid wordt als snel‐
heidslimiet opgeslagen. De snel‐
heidslimiet verschijnt op het Driver
Information Center.
Rijden en bediening153
Snelheidslimiet wijzigenAls de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, het stelwiel naar RES/+
draaien om te verhogen of naar
SET/- om de gewenste snelheidsli‐
miet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden
Wanneer de maximumsnelheid wordt overschreden zonder dat de bestuur‐
der dit heeft gedaan, knippert de snel‐ heid in het Driver Information Center
en klinkt er een waarschuwingstoon.
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig in te trappen, tot
bijna tegen de aanslag. In dit geval
klinkt er geen waarschuwingstoon.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Functie deactiveren Druk op y: snelheidsbegrenzer
wordt gedeactiveerd en de snelheid
van de auto is niet meer begrensd.
De opgeslagen maximumsnelheid
staat tussen haakjes op het Driver
Information Center.
Ook verschijnt er een bijbehorend
bericht op het Uplevel-display.
Snelheidslimiet hervatten Draai het stelwiel naar RES/+. De
opgeslagen maximumsnelheid wordt bereikt en staat zonder haakjes op
het Driver Information Center.Systeem uitschakelen
Druk op L, de indicatie van de snel‐
heidslimiet in het Driver Information
Center dooft. De opslagen snelheid
wordt gewist.
Door via m de cruisecontrol te active‐
ren wordt de snelheidsbegrenzer ook
gedeactiveerd en de opgeslagen
snelheid gewist.
Door het contact uit te schakelen
wordt de snelheidsbegrenzer ook
gedeactiveerd maar de snelheidsli‐
miet wordt opgeslagen voor de
volgende activering van de snelheids‐ begrenzer.
Parkeerhulp Algemene informatie
Wijzig bij het gebruik van de trekhaak
de configuratie-instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Bij een aanhangwagen of fietsendra‐
ger op de trekhaak is de parkeerhulp
gedeactiveerd.
249Brandstofkeuzeschakelaar ..........84
Brandstofmeter ............................ 84
Brandstof voor benzinemotoren 165
Brandstof voor rijden op lpg .......166
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................78
Buitenverlichting .........................114
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 76
Code ........................................... 102
Conformiteitsverklaring ...............237
Contactslotstanden ....................133
Controlelampen ............................ 83
Controlelampjes............................ 87
Controle over de auto ................132
Controles .................................... 173
Cruise control ...................... 94, 150
D Dagrijlicht ................................... 116
Dagteller ...................................... 83
Dakbelasting ................................. 72
Dakdrager .................................... 71
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dimlicht of groot licht ..................114
Dodehoeksysteem ......................163
Draagsysteem achterzijde ............56Driepuntsgordel ........................... 40
Driver Information Center .............95
E Eerste hulp ................................... 71
Elektrisch bediende ruiten ...........30
Elektrische aansluitingen .............80
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 187
Elektronische rijprogramma's ....144
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....92
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 148
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............92
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............125
Erkenning van software ..............240
Event Data Recorders (EDR) .....244
F
Fietsendrager ............................... 56
Flex-Fix-systeem .......................... 56
Frontaal airbagsysteem ...............45
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................141
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..243Geluidssignalen .........................104
Gereedschap ............................. 192
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................70
Gloeilamp vervangen ................178
Gordels ......................................... 39
Gordelverklikker ........................... 90
Gordijnairbagsysteem .................. 46
Groot licht ............................ 94, 115
H
Halogeenkoplampen .................178
Handgeschakelde modus ..........144
Handgeschakelde versnellingsbak ......................140
Handmatige dimfunctie ................29
Handrem ............................. 145, 146
Handschoenenkastje ...................54
Handzender ................................. 21
Hellingrem ................................. 146
Hoofdsteunen .............................. 34
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 51
Inductief opladen ..........................81
Info-Display................................. 100
Info-Displays ................................. 95
Inhouden ................................... 233