87
ProaceVerso_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Stuurwielverstelling
F Zorg dat de auto stilstaat en duw
de hendel omlaag om het stuur wiel te
ontgrendelen.
F Verstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F Trek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Handmatig verstelbare voorstoelen
F Til de beugel op en schuif de stoel in de
gewenste stand. F
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand bereikt is.
Verstelling in lengterichtingHoogteverstelling (volgens uitvoering)
Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of hinderlijke voor werpen op de vloer achter de stoel om te
voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen
als dit het geval is.
3
Ergonomie en comfort
90
ProaceVerso_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Elektrisch verstelbare voorstoel
In lengterichtingRugleuninghoekZittinghoogte
Voer deze elektrische verstellingen
alleen bij draaiende motor uit om te
voorkomen dat de accu leegraakt.
F
Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste stand te
verkrijgen. F
Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste hoek te
verkrijgen. F
Beweeg de schakelaar omhoog of omlaag
om de gewenste hoogte in te stellen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of hinderlijke voor werpen op de vloer achter de stoel om te
voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen
als dit het geval is. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels
.
Ergonomie en comfort
110
ProaceVerso_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Matten
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat
bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de
bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
BevestigenVerwijderen
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
- gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen
is verplicht.
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Bij gebruik van niet door Toyota
goedgekeurde matten kan de bediening
van de pedalen worden gehinderd en kan
de werking van de snelheidsregelaar/-
begrenzer negatief worden beïnvloed.
De door Toyota goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Ver wijderen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F zet de stoel in de achterste stand,
F maak de bevestigingen los,
F verwijder vervolgens de mat.
Voorzieningen in het interieur
2e en 3e zitrij
Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F leg de mat goed op zijn plaats,
F druk de bevestigingen vast,
F controleer of de mat goed vastzit.
Gebruik het klittenband om de dwarsgeplaatste
mat van de 2e zitrij met de in lengterichting
geplaatste matten van de 2e en 3e zitrij vast te
zetten.
Ergonomie en comfort
167
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Adviezen
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat na een aanrijding de veiligheidsgordels
nakijken en indien nodig vervangen door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
- moet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan
de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het Toyota-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de
werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.
Laat uw veiligheidsgordels regelmatig nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, vooral
wanneer ze tekenen van beschadiging vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een
reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het
Toyota-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op de
juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
5
Veiligheid
169
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
FrontairbagsActivering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), waarbij de krachten in de
horizontale lengterichting van de auto en vanaf
de voorzijde richting de achterzijde op de auto
inwerken.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen
de bestuurder en het stuur of tussen de
passagier(s) voorin en het dashboard om
te verhinderen dat deze naar voren wordt
geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier(s) bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje. Houd tijdens het rijden
het opbergvak
gesloten om verwondingen bij
een aanrijding of een noodstop te
voorkomen.
5
Veiligheid
170
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje
in het display met de
waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels. Het blijft branden
zolang de airbag is uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen airbag aan
passagierszijde
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
met afgezet contact
de schakelaar weer op
"ON" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw voorpassagier(s) te
garanderen.
Bij het aanzetten van het contact gaat
dit waarschuwingslampje in het display
met de waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels gedurende ongeveer één
minuut branden om aan te geven dat de airbag
aan passagierszijde weer is ingeschakeld.
Storing
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige om het systeem te
laten nakijken als dit waarschuwingslampje
in het instrumentenpaneel gaat branden. De
kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij, loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen het
bovenlichaam van de inzittende voorin en het
desbetreffende portierpaneel.
Indien uw auto is uitgerust met zijairbags,
beschermen deze de bestuurder en de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding
om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen
de buik en het hoofd, te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de
rugleuning, aan de portierzijde.
F Zet het contact af en steek de sleutel in
de schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde.
F Draai deze in de stand "OFF" .
F Ver wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Veiligheid
171
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Indien uw auto is uitgerust met window-airbags,
helpen deze de inzittenden (uitgezonderd
de passagiers op de middelste zitplaatsen)
te beschermen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding.
Activering
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zij- en
window-airbags niet geactiveerd.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om het
systeem te laten nakijken als dit waarschuwingslampje in
het instrumentenpaneel gaat branden.
Storing
Window-airbags (zitrij 2 en 3)
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
De window-airbag wordt opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B), waarbij
de krachten loodrecht op de lengterichting van
de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
passagiers op de buitenste zitplaatsen achterin
en de ruiten.
5
Veiligheid
184
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Door Toyota aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes
Het Toyota-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en ver wijderen van het zitje.
"TOYOTA GO + BABYSAFE PLUS met ISOFIX-basis (lengtecategorie: E)
Groep 0+: vanaf de geboor te tot 13 kg
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug
in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-
basis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto
rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met
een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op
de zitplaats van de auto bevestigd.
Veiligheid