61
Achterruitverwarming
De achterruitver warming kan worden
ingeschakeld met de toets op het
bedieningspaneel van de verwarming of de
airconditioning.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Inschakelen
F Druk op deze toets om de achterruit en, afhankelijk van
de uitvoering, de elektrisch
verwarmde buitenspiegels te
ontwasemen. Het lampje van de
toets gaat branden.
Uitschakelen
De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming
ook eerder uitschakelen
door nogmaals op de toets te
drukken. Het lampje van de
toets gaat dan weer uit.
PlafonnierDe buitenspiegelverwarming wordt
ingeschakeld door bij draaiende
motor de schakelaar van de
achterruitverwarming in te drukken.
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
1.Plafonnier
2. Kaartleeslampjes
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden:
-
a
ls de auto wordt ontgrendeld,
-
als de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,- als een portier wordt geopend,
- bij het ontgrendelen met de afstandsbediening.
3
Ergonomie en comfort
104
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal
aanwijzingen op te volgen kunt u het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van uw auto
verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde
versnellingsbak, rijd dan rustig weg en schakel zo
snel mogelijk de tweede versnelling in. Schakel
bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over
naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie of een elektronisch gestuurde
versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische transmissie
wordt de schakelindicator uitsluitend in de
handbediende stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40
km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Matig het gebruik van uw
elektrische uitrusting
Als het passagierscompartiment bij het instappen
erg warm is, ventileer dit dan door de ruiten en
de ventilatieopeningen te openen voordat u de
airconditioning gaat gebruiken.
Sluit bij snelheden boven 50
km/u de ruiten, maar
laat de ventilatieopeningen open staan.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur
in het passagierscompartiment (zonnescherm
van het schuif-/kanteldak, zonneschermen van de
zijruiten enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit. Schakel de verlichting en de mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet
stationair warmdraaien: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in de
bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger
enz.) van uw auto. Gebruik bij voorkeur een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Rijden
120
- Selectiehendel in de stand N.
- R empedaal niet ingetrapt.
-
V
ervolgens selectiehendel in de stand A / D
of M .
of
-
A
chteruitversnelling ingeschakeld.
Bijzonderheden: de START-stand
wordt automatisch uitgeschakeld
Uit veiligheids- en comfortover wegingen wordt de
START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning...)
waarbij de motor nodig is voor de regeling van
een systeem of van de auto.
Het verklikkerlampje ECO knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Handmatig uitschakelen
In bepaalde situaties, bijvoorbeeld als u het
thermische comfort in het interieur op peil wilt
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Met deze schakelaar kunt u de functie Stop &
Start uitschakelen.
-
I
ndrukken.
-
H
et lampje van de schakelaar blijft branden.
-
E
r wordt een melding weergegeven.
Als u in de STOP-stand stilstaat, dan wordt de
motor direct opnieuw gestart.
Handmatig inschakelen
- Indrukken.
- H et lampje van de schakelaar gaat uit.
-
E
r wordt een melding ter bevestiging
weergegeven. Als het systeem in de STOP-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct
weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch
weer ingeschakeld als het contact wordt
aangezet.
Motorkap openen
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om ver wondingen als gevolg van
het automatisch starten van de motor te
voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen
, met name over het rijden
op overstroomde wegen.
Rijden
143
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-mode
De eco-modus bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van deze modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode
wordt ingeschakeld aan het telefoneren
bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10
minuten worden voortgezet
via het Bluetooth-systeem van het
audiosysteem in uw auto.
Eco-modus afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt. Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12
V-accu
.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
7
Praktische informatie
151
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek
ver vangen volgens de in het
onderhoudsschema van de fabrikant
aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter ver vuild begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het blijven branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding. Ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot
het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het
minimum brandstofadditiefniveau
bereikt: raadpleeg de paragraaf "Niveau
brandstofadditief".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren
van de niveaus , in het bijzonder met
betrekking tot het brandstofadditiefniveau.
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.Handgeschakelde versnellingsbak
De elektronisch gestuurde
versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
De elektronisch gestuurde
versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
voor informatie over het controleren
van de slijtage van de remschijven.
7
Praktische informatie
2
12:13
18,5 21,5
23 °CDe eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets
drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de toets wordt
drukt, wordt het systeem ingeschakeld.
Volumeregeling.
Gebruik de toetsen aan weerszijden van
of onder het touchscreen om de menu's te
openen en druk ver volgens op de virtuele
toetsen op het touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen
" Bron " of "Menu " aan weerszijden van het
touchscreen om de menu's te openen en
druk ver volgens op de op het touchscreen
weergegeven toetsen.
U kunt op elk gewenst moment het menu
oproepen door het scherm kort met drie vingers
aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn
wit.
Druk op de "X" om een niveau lager te gaan.
Druk op "OK" om te bevestigen. Het touchscreen is een capacitief scherm.
Voor het schoonmaken van het scherm
is het raadzaam gebruik te maken
van een niet schurende zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder
schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe
voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte
handen.
*
A
fhankelijk van de apparatuur. Bepaalde informatie wordt permanent
weergegeven in de bovenste balk van het
touchscreen:
-
ba
sisinformatie van de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering)
en rechtstreekse toegang tot het
desbetreffende menu.
-
r
echtstreekse toegang tot de keuze van de
geluidsbron, de lijst met zenders (of titels,
afhankelijk van de geluidsbron).
-
g
a naar de notificaties van meldingen,
e-mailberichten, updates van
kaartgegevens en – afhankelijk van
beschikbaarheid – de aanwijzingen van het
navigatiesysteem
-
t
oegang tot de instellingen van
het touchscreen en het digitale
instrumentenpaneel. Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van
de uitvoering):
-
F
M-/DAB-radiozenders* / AM*.
-
t
oets USB.
-
C
D-speler (afhankelijk van het model).
-
V
ia de AUX-aansluiting aangesloten
mediaspeler (afhankelijk van het model).
-
t
elefoon verbonden via Bluetooth en
multimedia-uitzending Bluetooth*
(streaming).
PEUGEOT Connect Nav
4
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
18,5 21,5
23 °C
12:13
18,5 21,5
23 °C
12:13
18,5 21,5
23 °C
21,518,5
12:1323 °C
Menu's
Afhankelijk van uitvoering en uitrusting
Airconditioning
Instellen van de temperatuur en de
aanjagersnelheid.
Online navigatie
of Navigatiesysteem instellen en
bestemming invoeren.
Gebruiken van de beschikbare
realtime-diensten, afhankelijk van
de uitrusting.
Applicaties
of Gebruik van bepaalde apps van de
smartphone met internetverbinding,
via CarPlay
®, MirrorLinkTM or
Android Auto.
Controleer de Bluetooth
®- en Wi-Fi-
verbinding van uw smartphone.
Radiomedia
of Een geluidsbron of radiozender
selecteren, foto's weergeven.
PEUGEOT Connect Nav
2
De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets
drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de toets
wordt drukt, wordt het systeem
ingeschakeld.
Volumeregeling.
Gebruik de toetsen aan weerszijden van
of onder het touchscreen om de menu's te
openen en druk ver volgens op de virtuele
toetsen op het touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen
" Bron " of "Menu " aan weerszijden van het
touchscreen om de menu's te openen en
druk ver volgens op de op het touchscreen
weergegeven toetsen.
U kunt op elk gewenst moment het menu
oproepen door het scherm kort met drie vingers
aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn
wit.
Druk op het gearceerde gedeelte om een
niveau lager te gaan of om uw keuze te
bevestigen.
Druk op de zwarte pijl om een niveau lager te
gaan of om uw keuze te bevestigen. Het touchscreen is een capacitief scherm.
Voor het schoonmaken van het scherm
is het raadzaam gebruik te maken
van een niet schurende zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder
schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe
voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte
handen.
*
A
fhankelijk van de apparatuur. Bepaalde informatie wordt permanent
weergegeven in de bovenste balk van het
touchscreen:
-
ba
sisinformatie van de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering)
en rechtstreekse toegang tot het
desbetreffende menu.
-
i
nformatie over de menu's Radio Media en
Telefoon.
-
t
oegang tot de Instellingen van
het touchscreen en het digitale
instrumentenpaneel. Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van
de uitvoering):
-
F M- / DAB-radiozenders* / AM*.
- t elefoon verbonden via Bluetooth en
multimedia-uitzending Bluetooth*
(streaming).
-
C
D-speler (afhankelijk van het model).
-
USB-toets.
-
v
ia de AUX-aansluiting aangesloten
mediaspeler (afhankelijk van het model).
Via het menu " Instellingen" kunt
u een profiel voor één persoon
of voor een groep personen met
gemeenschappelijke instellingen
aanmaken, waarbij vele instellingen
mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio,
audio-instellingen, geluidssfeer enz.).
De instellingen worden automatisch
aangepast.
PEUGEOT Connect Radio