8Kort en bondigHoofdsteunverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken. Druk op
de pal (1) om de hoofdsteun los te
zetten en omlaag te drukken.
Hoofdsteunen 3 40.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in
gordelsluiting vastmaken. De veilig‐
heidsgordel mag niet gedraaid zitten
en moet strak tegen het lichaam
aanliggen. De rugleuningen mogen
niet te ver naar achteren hellen (maxi‐ maal ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van de gordelsluiting indrukken.
Stoelpositie 3 41, veiligheidsgor‐
dels 3 45, airbagsysteem 3 48.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
Handmatig bediende binnenspiegel
met dimfunctie 3 34, binnenspiegel
met automatische dimfunctie 3 35.
Kort en bondig9Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 33, elektri‐
sche verstelling 3 33, inklapbare
buitenspiegels 3 33, verwarmde
buitenspiegels 3 34.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 48, contactslot‐
standen 3 141.
Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........24
2 Elektrisch bediende ruiten ....36
3 Buitenspiegels ......................33
4 Lichtschakelaar ...................120
5 Cruisecontrol ....................... 159
Snelheidsbegrenzer ............161
Frontaanrijdingswaar‐ schuwing ............................. 162
6 Zijdelingse luchtroosters .....136
7 Richtingaanwijzers ..............127
Lichtsignaal ......................... 122
Groot licht en dimlicht .........121
Knoppen voor Driver
Information Center ..............100
8 Instrumenten ......................... 87
9 Stuurbedieningsknoppen .....80
10 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ...................81
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ............................ 83
11 Middelste luchtroosters .......136
12 Status-LED alarmsysteem ...31
13 Info-Display ........................ 10514Bedieningsorganen voor
Info-Display ......................... 105
15 Handschoenenkastje ...........61
16 Systeem voor
gecontroleerde afdaling ........97
Brandstofkeuzeschakelaar ...89
Stop/Start-systeem .............145
17 Verwarming en ventilatie ....131
18 Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................157
19 Controlelampje
airbag-deactivering ...............96
20 Opbergruimte voor ................62
Stroomaansluiting .................86
USB-poort, AUX-aansluiting
21 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................153
Keuzehendel,
automatische
versnellingsbak ..................150
22 Handrem ............................. 155
23 Alarmknipperlichten ...........12724Parkeerhulp ........................ 165
Lane Departure Warning ....173
25 Contactslot met stuurslot ...141
Aan/Uit-knop ....................... 141
26 Claxon .................................. 81
Bestuurdersairbag ...............51
27 Stuurwiel instellen ................80
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 188
29 Opbergruimte voor ................62
Zekeringenkast ..................202
24Sleutels, portieren en ruiten● Storing in elektronische sleutel.
● De elektronische sleutel is buiten
ontvangstbereik.
● De accuspanning is te laag.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Om de storing te verhelpen, de positie
van de elektronische sleutel verande‐ ren.
Handmatig ontgrendelen 3 24.
Opgeslagen instellingen Bij uitschakeling van het contact
worden de volgende instellingen
mogelijk automatisch opgeslagen
door de handzender of de elektroni‐
sche sleutel:
● verlichting
● Infotainmentsysteem● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke handzender of elek‐
tronische sleutel die wordt gebruikt.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep.
Door aan de binnenste portierhand‐ greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld. Een voor‐
waarde is dat de instelling is geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3 108.
Werking van afstandsbediening
Ontgrendelen
c indrukken.
40Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 40
Voorstoelen .................................. 41
Stoelpositie ................................ 41
Stoelverstelling .......................... 42
Verwarming ............................... 44
Veiligheidsgordels .......................45
Driepuntsgordel ......................... 46
Airbagsysteem ............................. 48
Frontaal airbagsysteem .............51
Zijdelings airbagsysteem ...........52
Gordijnairbagsysteem ...............52
Airbag deactiveren ....................53
Kinderveiligheidssystemen ..........54
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 56
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ......59
Top-Tether-bevestigingsogen ..60Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken.
Voor lager zetten, de pal (1) indruk‐ ken en de hoofdsteun omlaag duwen.
Demonteren
Zet de hoofdsteun geheel omhoog.
Druk tegelijkertijd de pallen (1) en (2) in.
Stoelen, veiligheidssystemen41Trek de hoofdsteun omhoog.
Horizontale verstelling
Trek de hoofdsteun naar voor als u
deze horizontaal wilt afstellen. Deze klikt vast in drie posities.
U zet deze weer helemaal naar
achteren door deze geheel naar
voren te trekken en los te laten.
Hoofdsteunen van achterbank
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken.
Voor lager zetten, de pal (1) indruk‐ ken en de hoofdsteun omlaag duwen.
Verwijderen
Zet de hoofdsteun geheel omhoog.
Druk tegelijkertijd de pallen (1) en (2) in.
Trek de hoofdsteun omhoog.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
48Stoelen, veiligheidssystemenGebruik van de stoel bij
zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag
mogelijk over het bekken lopen
om druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op
explosieve wijze in werking
treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐ tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Bij het ontplooien van de airbags kunnen de vrijkomende hete gassen
brandwonden veroorzaken.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 95.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :
Stoelen, veiligheidssystemen49
EN: NEVER use a rearward-facing
child restraint on a seat protected by
an ACTIVE AIRBAG in front of it;
DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur.
DE: Nach hinten gerichtete Kinder‐
sitze NIEMALS auf einem Sitz
verwenden, der durch einen davor
befindlichen AKTIVEN AIRBAG
geschützt ist, da dies den TOD oder
SCHWERE VERLETZUNGEN DES
KINDES zur Folge haben kann.
FR: NE JAMAIS utiliser un siège d'en‐
fant orienté vers l'arrière sur un siège
protégé par un COUSSIN GONFLA‐
BLE ACTIF placé devant lui, sous
peine d'infliger des BLESSURES
GRAVES, voire MORTELLES à l'EN‐ FANT.
ES: NUNCA utilice un sistema de
retención infantil orientado hacia
atrás en un asiento protegido por un
AIRBAG FRONTAL ACTIVO. Peligro
de MUERTE o LESIONES GRAVES para el NIÑO.
RU: ЗАПРЕЩАЕТСЯ
устанавливать детское
удерживающее устройство лицом
назад на сиденье автомобиля,
оборудованном фронтальной
подушкой безопасности, если
ПОДУШКА НЕ ОТКЛЮЧЕНА! Это
может привести к СМЕРТИ или
СЕРЬЕЗНЫМ ТРАВМАМ
РЕБЕНКА.
NL: Gebruik NOOIT een achterwaarts
gericht kinderzitje op een stoel met een ACTIEVE AIRBAG ervoor, om
DODELIJK of ERNSTIG LETSEL van het KIND te voorkomen.
DA: Brug ALDRIG en bagudvendt
autostol på et forsæde med AKTIV
AIRBAG, BARNET kan komme i
LIVSFARE eller komme ALVORLIGT
TIL SKADE.SV: Använd ALDRIG en bakåtvänd
barnstol på ett säte som skyddas med en framförvarande AKTIV AIRBAG.
DÖDSFALL eller ALLVARLIGA
SKADOR kan drabba BARNET.
FI: ÄLÄ KOSKAAN sijoita taaksepäin
suunnattua lasten turvaistuinta istui‐
melle, jonka edessä on AKTIIVINEN
TURVATYYNY, LAPSI VOI KUOLLA
tai VAMMAUTUA VAKAVASTI.
NO: Bakovervendt barnesikringsut‐
styr må ALDRI brukes på et sete med AKTIV KOLLISJONSPUTE foran, da
det kan føre til at BARNET utsettes for
LIVSFARE og fare for ALVORLIGE
SKADER.
PT: NUNCA use um sistema de
retenção para crianças voltado para
trás num banco protegido com um AIRBAG ACTIVO na frente do
mesmo, poderá ocorrer a PERDA DE VIDA ou FERIMENTOS GRAVES na
CRIANÇA.
IT: Non usare mai un sistema di sicu‐
rezza per bambini rivolto all'indietro
su un sedile protetto da AIRBAG
ATTIVO di fronte ad esso: pericolo di MORTE o LESIONI GRAVI per il
BAMBINO!