Instrumenten en bedieningsorganen69Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................70
Stuurwielverstelling ...................70
Stuurbedieningsknoppen ...........70
Claxon ....................................... 70
Wis-/wasinstallatie voorruit ........71
Wis-/wasinstallatie achterruit .....71
Koplampsproeiers .....................72
Buitentemperatuur .....................72
Klok ........................................... 72
Elektrische aansluitingen ...........74
Aansteker .................................. 75
Asbakken ................................... 75
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................76
Instrumentengroep ....................76
Snelheidsmeter ......................... 76
Kilometerteller ........................... 76
Dagteller .................................... 76
Toerenteller ............................... 76
Brandstofmeter .......................... 77
Brandstofkeuzeschakelaar ........77
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 78
Service-display .......................... 78Versnellingsbakdisplay ..............79
Controlelampen ......................... 79
Generieke waarschuwing ..........81
Richtingaanwijzer ......................82
Gordelverklikker ........................82
Airbag en gordelspanners .........82
Airbag-deactivering ...................83
Laadsysteem ............................. 83
Storingsindicatielamp ................83
Remsysteem ............................. 84
Slijtage van remblokken ............84
Antiblokkeersysteem (ABS) .......84
Transmissie ............................... 84
Schakelen .................................. 85
Hellingrem ................................. 85
Ultrasoonparkeerhulp ................85
Elektronische stabiliteitsregeling ....................85
Koelvloeistoftemperatuur ...........86
Voorverwarming ........................86
Roetfilter .................................... 86
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 87
Motoroliedruk ............................. 87
Motorolie verversen ...................88
Motoroliepeil laag ......................88
Te laag brandstofpeil .................88
Brandstoffilter aftappen .............89
Startbeveiliging .......................... 89
Stop-startsysteem .....................89Rijverlichting.............................. 89
Grootlicht ................................... 90
Mistlamp .................................... 90
Mistachterlicht ........................... 90
Cruise control ............................ 90
Portier open ............................... 90
Informatiedisplays ........................90
Driver Information Center ..........90
Boordinformatie ........................... 96
Geluidssignalen .........................96
Berichten brandstofsysteem ......96
Tripcomputer ................................ 97
Instrumenten en bedieningsorganen81Controlelampje in de dakconsole
Airbag deactiveren 3 52, 3 83.
Overzicht
9Generieke waarschuwing
3 81ORichtingaanwijzer 3 82XGordelverklikker 3 82vAirbags en gordelspanners
3 82*Airbag deactiveren 3 83pLaadsysteem 3 83ZStoringsindicatielamp 3 83RRemsysteem 3 84FSlijtage van remblokken
3 84uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 84sTransmissie 3 84[ ÒSchakelen 3 85ZHellingrem 3 85rUltrasoonparkeerhulp 3 85RElektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 85$Koelvloeistoftemperatuur
3 86!Voorverwarmen 3 86%Roetfilter 3 86wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 87IMotoroliedruk 3 87, Motor‐
olie verversen 3 88SMotoroliepeil laag 3 88$Te laag brandstofpeil 3 88UBrandstoffilter aftappen
3 89dStartbeveiliging 3 89ÆStop-startsysteem 3 898Buitenverlichting 3 89µStoring rijverlichting 3 89CGrootlicht 3 90>Mistlamp 3 90øMistachterlicht 3 90mCruise control 3 90(Portier open 3 90
Generieke waarschuwing
9 brandt geel.
Afhankelijk van de modelvariant kan
controlelamp 9 afzonderlijk of in
combinatie met Æ 3 89, t 3 89,
Z 3 85 of r 3 85 branden.
Als 9 in combinatie met I 3 88
brandt: motor onmiddellijk afzetten en de hulp van een werkplaats inroepen.
Bij een storing in controlelamp v voor
airbags en gordelspanners 3 82
licht 9 op.
84Instrumenten en bedieningsorganenKnippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Afhankelijk van de versie kan er een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 90.
Remsysteem R brandt rood.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handrem is aange‐
trokken 3 127. Bij aangetrokken
handrem klinkt er vanaf een bepaalde
snelheid een geluidssignaal.
Licht op als de handrem wordt gelost
en het remvloeistofpeil te laag is
3 146.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt bij een storing in de vacuüm‐ rembekrachtiger, bij het intrappen
voelt het rempedaal hard aan. Het
remsysteem blijft werken, maar de
bekrachtiging neemt af. Ook hebt u bij
het sturen wellicht aanzienlijk meer
kracht nodig.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Laag peil remvloeistof , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Slijtage van remblokken
F brandt geel.
De reblokken voor zijn versleten,
onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Laat remblokjes controleren , op
het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Als u in combinatie met R oplicht, is
er een storing in het remsysteem.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. ABS niet beschikb. , op het Driver
Information Center verschijnen
3 90. Onmiddellijk hulp van een
werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem 3 126.
Transmissie s brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden.
s licht onderweg op bij een storing in
de transmissie.
126Rijden en bedieningStoring
Bij een storing gaat controlelamp s
op het versnellingsbakdisplay bran‐ den.
Verder rijden is mogelijk, zij het voor‐
zichtig en anticiperend. Wellicht
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center
en klinkt er een geluidssignaal 3 96.
Let op
Het volume van het geluidssignaal kan ook via het Driver Information
Center worden aangepast 3 90.
Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.
Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remvertraging
wordt echter alleen bereikt wanneer u
het rempedaal stevig intrapt. Hiervoor is aanzienlijk meer kracht nodig. De
remweg wordt langer. Alvorens de
reis te vervolgen, de hulp van een
werkplaats inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de
rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor niet verminderd, maar er is aanzienlijk meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 84.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rempe‐
daal tijdens het hele remproces volle‐
dig intrappen, ongeacht het tikken
van het pedaal. De druk op het
rempedaal niet verminderen.
Voordat u wegrijdt, voert het systeem een zelftest uit die u misschien kunt
horen.
Storing
Bij een storing licht controlelamp u
op de instrumentengroep op. Afhan‐
kelijk van de versie kan er een bijbe‐ horend waarschuwingsbericht, bijv.
ABS niet beschikb. , op het Driver
Information Center verschijnen 3 90.
Rijden en bediening1279Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Controlelamp u 3 84.
Handrem
Handbediende handrem9 Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de
ontgrendelingsknop indrukken en
de hendel helemaal omlaagzet‐
ten.
Trap om minder kracht te hoeven
uitoefenen bij het aantrekken van
de handrem tegelijkertijd het
rempedaal in.
Bij aangetrokken handrem klinkt er
vanaf een bepaalde snelheid een
geluidssignaal.
Let op
Het volume van het geluidssignaal kan ook via het Driver Information
Center worden aangepast 3 90.
Controlelamp R 3 84.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet
verminderen, zolang er maximaal
geremd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de
remkracht automatisch verminderd.
Service en onderhoud179Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeit
De SAE-viscositeitswaarde geeft
informatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Selecteer de betreffende viscositeits‐
index afhankelijk van de minimumom‐ gevingstemperatuur 3 182.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries Gebruik alleen voor de auto goedge‐
keurde anti-vries. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Het systeem is af fabriek afgevuld
met koelvloeistof voor optimale corro‐
siewering en vorstbescherming tot
een temperatuur van ca. -28 °C. Inregio's met extreem lage temperatu‐
ren biedt de af fabriek bijgevulde koel‐ vloeistof vorstbescherming tot ca.
-37 °C. Deze concentratie dient het
gehele jaar in stand te worden gehou‐
den.
Extra koelvloeistofadditieven die
bedoeld zijn om extra corrosiebesten‐ digheid te bieden of om kleine lekken
te dichten kunnen functiestoringen
veroorzaken. Aansprakelijkheid voor
eventuele gevolgen van het gebruik
van extra koelvloeistofadditieven
wordt niet aanvaard.
Sproeiervloeistof Gebruik uitsluitend voor de auto
goedgekeurde sproeiervloeistof om
schade aan wisserbladen, lakwerk,
kunststof en rubberen onderdelen te
voorkomen. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Rem- en koppelingsvloeistof
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven
interval worden ververst.
192TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............178, 182
Aanduidingen op banden ..........159
Aanhangerkoppeling ..................138
Aanhanger trekken ....................138
Aansteker .................................... 75
Aardgas ...................................... 188
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 141
Accu ........................................... 147
Achterdeuren ............................... 25
Achterklep............................... 26, 62
Achterlichten .............................. 151
Achterruitverwarming ................... 33
Achterste zijruiten ........................32
Achteruitrijlichten .......................102
Afmetingen auto ........................187
Afstandsbediening ........................20
Afstand tot volgende onderhoudsbeurt .......................90
Airbag activeren............................ 90
Airbag deactiveren ................52, 90
Airbag-deactivering ...................... 83
Airbag en gordelspanners ...........82
Airbaglabel.................................... 48
Airbagsysteem ............................. 48
Airconditioning ........................... 107
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 111Akoestische geluidssignalen ........96
Alarmknipperlichten ...................100
Algemene informatie .................. 138
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 113
Andere auto slepen ...................172
Antiblokkeersysteem .................126
Antiblokkeersysteem (ABS) .........84
Anti-slipregelaar (ASR) ...............128
Armsteun ...................................... 39
Asbakken ..................................... 75
ASR (anti-slipregelaar) ...............128
Autoclose ...................................... 90
Autogegevens ............................ 182
Autokrik....................................... 158
Automatisch blokkering brandstof ........................... 96, 115
Automatisch vergrendelen ............90
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 172
Auto stallen ................................. 141
Autostop ..................................... 116
AUX-aansluiting ............................ 74
B Bagageruimte .............................. 26
Bagageruimte-afdekking .............63
Bagageruimteverlichting .............104
Bandenreparatieset ...................164
Bandenspanning .......................160