Rijden en bediening123Let op
Houd de keuzehendel niet in een
tussengelegen stand. Bij het niet
geheel inschakelen van een versnel‐ ling kan er een storing ontstaan en
verschijnt er mogelijk een bericht op
het Driver Information Center.
Zet de keuzehendel weer in de
middelste stand. Na korte tijd
verschijnt N op het Driver Informa‐
tion Center en werkt het systeem
weer normaal.
Driver Information Center 3 90.
Na het selecteren van A/M, + of - en
het loslaten van de keuzehendel gaat
de hendel automatisch terug naar de
middelste stand.N:neutrale stando:rijstandA/
M:wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modus
In de automatische modus
staat er AUTO op het versnel‐
lingsbakdisplay.R:achteruitversnelling
Uitsluitend inschakelen als de
auto stilstaat. Bij inschakeling
van de achteruitversnelling
staat er "R" op het versnel‐
lingsbakdisplay.+:opschakelen naar een hogere
versnelling–:terugschakelen naar een
lagere versnellingVoorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Wegrijden
Bij het starten van de motor het
rempedaal intrappen en de keuze‐
hendel naar + bewegen om de
eerste versnelling in te schakelen.
Schakel op of terug door de keuze‐
hendel op + of - te zetten.
U kunt versnellingen overslaan door
de schakelhendel herhaaldelijk met
korte tussenpozen te bewegen.
Bij het kiezen van een onjuiste
versnelling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door een akoestisch
geluidssignaal in combinatie met een
bericht op het Driver Information
Center 3 90. Het systeem schakelt
automatisch terug naar de meest
geschikte versnelling.
Bij het selecteren van R wordt de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Na het loslaten van het rempedaal
rijdt de auto langzaam weg. Om snel weg te rijden het rempedaal loslaten
en meteen na het inschakelen van
een versnelling gas geven.
Schakel de automatische modus in
door de keuzehendel op A/M te
zetten. Afhankelijk van de omstandig‐ heden schakelt de transmissie auto‐
matisch andere versnellingen in.
Schakel de handmatige modus in
door de keuzehendel in A/M te zetten.
De huidige versnelling verschijnt op
het versnellingsbakdisplay.
124Rijden en bedieningAuto stoppen
Wanneer in de automatische of hand‐ geschakelde modus wordt gestopt,
wordt de eerste versnelling ingescha‐ keld, waarna wordt ontkoppeld. In
stand R blijft de achteruitversnelling
ingeschakeld.
Wanneer de auto stilstaat, als de motor loopt en er een vooruit- of
achteruitversnelling ingeschakeld is,
klinkt er een waarschuwingssignaal
en schakelt de transmissie in
bepaalde situaties automatisch N in.
Bij het stoppen op een helling de
handrem aantrekken of het rempe‐
daal intrappen. Om oververhitting van de koppeling te voorkomen, klinkt een
onderbroken akoestisch geluidssig‐
naal om aan te geven dat u het
rempedaal moet intrappen of de
handrem moet aantrekken.
Motor afzetten tijdens langere perio‐
den van stilstand, zoals bij files.Afremmen op de motor
Automatische modus
Bergafwaarts schakelt de geautoma‐
tiseerde versnellingsbak pas bij
hogere toeren op. Bij het remmen
wordt tijdig teruggeschakeld.
Handgeschakelde modus
Om bij het afdalen van een helling op de motor af te remmen, tijdig eenlagere versnelling selecteren.
Auto heen en weer schommelen Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto
vastzit in zand, modder, sneeuw of
een kuil. Keuzehendel herhaaldelijk
tussen R en A/M (of tussen + en -)
bewegen terwijl u lichte druk op het
gaspedaal uitoefent. Motor niet te
hoge toeren laten maken en snel
optrekken voorkomen.
Parkeren Trek de handrem aan. De laatst gese‐
lecteerde versnelling (zie versnel‐
lingsbakdisplay) blijft ingeschakeld.Voorzichtig
Laat de auto niet achter met de
transmissie in de stand N.
Wanneer het contact wordt ingescha‐
keld, klinkt er een geluidssignaal
wanneer de auto geparkeerd is met de transmissie nog op N.
Na het uitschakelen van het contact
reageert de versnellingsbak niet meer
op bewegingen van de keuzehendel.
Handgeschakelde modus
Bij een te laag motortoerental scha‐
kelt de versnellingsbak automatisch
terug.
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
naar een hogere versnelling opge‐ schakeld. Bij een te hoog motortoe‐rental schakelt de versnellingsbak
alleen tijdens een kickdown automa‐
tisch op 3 125.
Rijden en bediening125Wanneer schakelen met het oog op
het brandstofverbruik wordt aanbevo‐
len, gaat controlelamp [ of Ò op het
Driver Information Center branden
3 85.
Elektronische rijprogramma's
Ecomodus E
Na het inschakelen van de automati‐
sche modus kunt u met de ecomodus
het brandstofverbruik terugdringen.
In de ecomodus selecteert het
systeem de meest geschikte versnel‐
ling afhankelijk van de rijsnelheid, het
motortoerental en de intensiteit waar‐ mee het gaspedaal wordt ingetrapt.
Inschakelen
Druk op E op de behuizing van de
keuzehendel. Controlelamp E
verschijnt op het transmissiedisplay
ter aanduiding dat het systeem werkt.
Uitschakelen
Ecomodus wordt uitgeschakeld door:
● nogmaals op E te drukken
● omschakelen naar de handma‐ tige modus
Om de versnellingsbak te bescher‐
men bij extreem hoge koppelingstem‐
peraturen klinkt er mogelijk een
onderbroken akoestisch geluidssig‐
naal. In dit geval de koppeling laten
afkoelen door het rempedaal in te
trappen, N te selecteren en de hand‐
rem aan te trekken.Kickdown
Wanneer het gaspedaal tot voorbijhet weerstandspunt wordt bediend,
wordt afhankelijk van het motortoe‐
rental een lagere versnelling inge‐
schakeld. Het volledige motorvermo‐
gen is beschikbaar voor acceleratie.
Als het motortoerental te hoog
oploopt, schakelt de versnellingsbak
– ook in de handgeschakelde modus
– automatisch naar een hogere
versnelling. Zonder kickdown wordt deze automatisch schakeling niet
uitgevoerd in de handgeschakelde
modus.
126Rijden en bedieningStoring
Bij een storing gaat controlelamp s
op het versnellingsbakdisplay bran‐ den.
Verder rijden is mogelijk, zij het voor‐
zichtig en anticiperend. Wellicht
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center
en klinkt er een geluidssignaal 3 96.
Let op
Het volume van het geluidssignaal kan ook via het Driver Information
Center worden aangepast 3 90.
Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.
Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remvertraging
wordt echter alleen bereikt wanneer u
het rempedaal stevig intrapt. Hiervoor is aanzienlijk meer kracht nodig. De
remweg wordt langer. Alvorens de
reis te vervolgen, de hulp van een
werkplaats inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de
rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor niet verminderd, maar er is aanzienlijk meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 84.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rempe‐
daal tijdens het hele remproces volle‐
dig intrappen, ongeacht het tikken
van het pedaal. De druk op het
rempedaal niet verminderen.
Voordat u wegrijdt, voert het systeem een zelftest uit die u misschien kunt
horen.
Storing
Bij een storing licht controlelamp u
op de instrumentengroep op. Afhan‐
kelijk van de versie kan er een bijbe‐ horend waarschuwingsbericht, bijv.
ABS niet beschikb. , op het Driver
Information Center verschijnen 3 90.
Verzorging van de auto175LakschadeGeringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwewaslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.Aardgasinstallatie
Stoom- of hogedrukstraal niet op de
onderdelen van de aardgasinstallatie
richten. In het bijzonder de aardgas‐ tanks en de drukkleppen op de
bodemplaat en het schutbord in de
motorruimte beschermen.
Deze onderdelen niet behandelen
met chemische reinigers of conserve‐ ringsmiddelen.
Reiniging van de onderdelen van de
aardgasinstallatie door een voor
onderhoud van aardgasauto's
bevoegde werkplaats laten uitvoeren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.
Service en onderhoud177Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................177
Service-informatie ...................177
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............178
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................178Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Service-display 3 78.
Onderhoudsintervallen - benzine- en CNG-motoren
Laat uw auto onderhouden om de
30.000 km of na twee jaar, wat het
eerst van toepassing is.
Onderhoudsintervallen -
dieselmotoren
Tenzij anders vermeld op het Driver
Information Center moet aan de auto
om de 35.000 km, of na twee jaar, wat het eerst voorkomt, onderhoud
worden gepleegd 3 90.Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
Service-display 3 78.
Internationale service-intervallen Onderhoud van uw auto is nodig om
de 20.000 km of na 1 jaar, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.
De internationale service-intervallen
gelden voor:
Albanië, Wit-Rusland, Bosnië-Herze‐
govina, Georgië, Macedonié, Molda‐
vië, Montenegro, Servië, Oekraïne.
Service-display 3 78.
Registraties Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
178Service en onderhoudZorg ervoor dat het service- en garan‐
tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een pluspunt is bij verkoop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
Het onderhoudsinterval is gebaseerd
op diverse parameters afhankelijk
van het gebruik.
Wanneer de motorolie moet worden
ververst, knippert controlelampje I
op de instrumentengroep 3 88.
Afhankelijk van de versie verschijnt er
wellicht een bericht op het Driver
Information Center 3 88.
Service-display 3 78.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik alleen producten die voldoen aan de aanbevolen specificaties.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
viscositeit geeft informatie over de
dikte van de olie bij diverse tempera‐
turen.
Dexos is de nieuwste kwaliteit motor‐ olie, en biedt optimale beschermingvoor benzine- en dieselmotoren.
Indien deze niet voorhanden i,s moet motorolie van een andere gerenom‐
meerde kwaliteit worden gebruikt.
Aanbevelingen voor benzinemotoren gelden ook voor CNG-motoren.
Selecteer de betreffende motorolie op basis van de kwaliteit en de minimu‐
momgevingstemperatuur 3 182.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende
fabrikanten en merken kunnen
worden gemengd zolang ze voldoen
aan de vereiste motoroliecriteria
kwaliteit en viscositeit.
Het gebruik van motorolie met alleen
ACEA A1/B1 of alleen A5/B5-kwaliteit
is verboden, omdat deze in bepaalde
omstandigheden langdurige motor‐
schade kan veroorzaken.
Selecteer de betreffende motorolie op basis van de kwaliteit en de minimu‐
momgevingstemperatuur 3 182.
194Gloeilamp vervangen ................149
Gordels ......................................... 44
Gordelverklikker ........................... 82
Grootlicht ............................... 90, 99
H
Halogeenkoplampen .................149
Handbediende ruiten ...................30
Handgeschakelde modus ..........124
Handgeschakelde versnellingsbak ......................121
Handmatige dimfunctie ................30
Handmatig verstellen ...................29
Handrem ..................................... 127
Handschoenenkastje ...................61
Handzender ................................. 20
Hellingrem ............................ 85, 128
Hoedenplank achter .....................63
Hoofdsteunen .............................. 34
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 56
Info-Displays ................................. 90
Inhouden ................................... 188
Inklapbare spiegels .....................29
Inleiding ......................................... 3
Instrumentengroep ......................76
Instrumentenverlichting .............154Interieurverlichting ................90, 102
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........59
K
Katalysator ................................. 120 Kentekenverlichting ...................152
Keuzehendel ............................. 122
Kilometerteller .............................. 76
Kinderbeveiliging voor achterportierruiten .....................30
Kindersloten ................................. 24 Kinderveiligheids-systemen ..........54
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................106
Klok......................................... 72, 90
Koelvloeistof .............................. 144
Koelvloeistof en antivries ............178
Koelvloeistoftemperatuur .............86
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...78
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 100
Koplampsproeiers......................... 72
Koplampverstelling ....................100
L
Laadsysteem ............................... 83
Lekke band ................................. 166
Lendensteun ................................. 36
Lichtschakelaar ............................ 99Lichtsignaal .................................. 99
Luchtinlaat ................................. 111
M
Maateenheid ................................. 90
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht ............................. 67
Menu Instellingen .........................90
Meters........................................... 76
Mistachterlicht ...................... 90, 101
Mistlamp ...................................... 90
Mistlampen ................................ 151
Mistlampen voor ........................101
Motor afzetten ................81, 96, 115
Motorgegevens .......................... 183
Motor-ID...................................... 181
Motorkap .................................... 142
Motorolie ............143, 178, 182, 188
Motoroliedruk ............................... 87
Motoroliepeil laag ........................88
Motorolie verversen .....................88
Motor starten ..................... 114, 122
Multifunctioneel display ................90
N
Nieuwe auto inrijden ..................114
Nuttige last.................................... 67
O Obstakeldetectiesystemen .........132
Olie, motor .......................... 178, 182