106KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............106
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................106
Airconditioning ......................... 107
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 108
Luchtroosters ............................. 110
Verstelbare luchtroosters ........110
Vaste luchtroosters ..................111
Onderhoud ................................. 111
Luchtinlaat ............................... 111
Pollenfilter ................................ 111
Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 111
Service .................................... 111Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
Achterruitverwarming Ü 3 33.
Temperatuur
rood:warmblauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te
zetten.
LuchtverdelingM:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte en voor‐
ruitJ:naar de voorruit, de voorste
zijruiten en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
Klimaatregeling111Luchtroosters midden,
zijluchtroosters
Open rooster door knop naar links te
schuiven.
Luchtstroom door zwenken van het
rooster richten.
Sluit rooster door knop naar rechts te
schuiven.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.
Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen kan de koeling niet worden ingescha‐
keld.
Service Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐
systeem jaarlijks, voor het eerst
3 jaar na ingebruikneming van de
auto, te laten controleren, lettend op:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Service en onderhoud177Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................177
Service-informatie ...................177
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............178
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................178Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Service-display 3 78.
Onderhoudsintervallen - benzine- en CNG-motoren
Laat uw auto onderhouden om de
30.000 km of na twee jaar, wat het
eerst van toepassing is.
Onderhoudsintervallen -
dieselmotoren
Tenzij anders vermeld op het Driver
Information Center moet aan de auto
om de 35.000 km, of na twee jaar, wat het eerst voorkomt, onderhoud
worden gepleegd 3 90.Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
Service-display 3 78.
Internationale service-intervallen Onderhoud van uw auto is nodig om
de 20.000 km of na 1 jaar, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.
De internationale service-intervallen
gelden voor:
Albanië, Wit-Rusland, Bosnië-Herze‐
govina, Georgië, Macedonié, Molda‐
vië, Montenegro, Servië, Oekraïne.
Service-display 3 78.
Registraties Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
178Service en onderhoudZorg ervoor dat het service- en garan‐
tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een pluspunt is bij verkoop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
Het onderhoudsinterval is gebaseerd
op diverse parameters afhankelijk
van het gebruik.
Wanneer de motorolie moet worden
ververst, knippert controlelampje I
op de instrumentengroep 3 88.
Afhankelijk van de versie verschijnt er
wellicht een bericht op het Driver
Information Center 3 88.
Service-display 3 78.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik alleen producten die voldoen aan de aanbevolen specificaties.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
viscositeit geeft informatie over de
dikte van de olie bij diverse tempera‐
turen.
Dexos is de nieuwste kwaliteit motor‐ olie, en biedt optimale beschermingvoor benzine- en dieselmotoren.
Indien deze niet voorhanden i,s moet motorolie van een andere gerenom‐
meerde kwaliteit worden gebruikt.
Aanbevelingen voor benzinemotoren gelden ook voor CNG-motoren.
Selecteer de betreffende motorolie op basis van de kwaliteit en de minimu‐
momgevingstemperatuur 3 182.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende
fabrikanten en merken kunnen
worden gemengd zolang ze voldoen
aan de vereiste motoroliecriteria
kwaliteit en viscositeit.
Het gebruik van motorolie met alleen
ACEA A1/B1 of alleen A5/B5-kwaliteit
is verboden, omdat deze in bepaalde
omstandigheden langdurige motor‐
schade kan veroorzaken.
Selecteer de betreffende motorolie op basis van de kwaliteit en de minimu‐
momgevingstemperatuur 3 182.
Service en onderhoud179Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeit
De SAE-viscositeitswaarde geeft
informatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Selecteer de betreffende viscositeits‐
index afhankelijk van de minimumom‐ gevingstemperatuur 3 182.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries Gebruik alleen voor de auto goedge‐
keurde anti-vries. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Het systeem is af fabriek afgevuld
met koelvloeistof voor optimale corro‐
siewering en vorstbescherming tot
een temperatuur van ca. -28 °C. Inregio's met extreem lage temperatu‐
ren biedt de af fabriek bijgevulde koel‐ vloeistof vorstbescherming tot ca.
-37 °C. Deze concentratie dient het
gehele jaar in stand te worden gehou‐
den.
Extra koelvloeistofadditieven die
bedoeld zijn om extra corrosiebesten‐ digheid te bieden of om kleine lekken
te dichten kunnen functiestoringen
veroorzaken. Aansprakelijkheid voor
eventuele gevolgen van het gebruik
van extra koelvloeistofadditieven
wordt niet aanvaard.
Sproeiervloeistof Gebruik uitsluitend voor de auto
goedgekeurde sproeiervloeistof om
schade aan wisserbladen, lakwerk,
kunststof en rubberen onderdelen te
voorkomen. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Rem- en koppelingsvloeistof
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven
interval worden ververst.
Klantinformatie191●reacties van de auto in specifieke
verkeerssituaties (bijv.
ontplooien van een airbag, acti‐
veren van de stabiliteitsregeling)
● omgevingscondities (bijv. tempe‐
ratuur)
Dit gegeven is uitsluitend technisch
en helpt bij het identificeren en corri‐
geren van fouten en het optimaliseren
van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met dit
gegeven worden aangemaakt.
Als er services worden gebruikt (bijv.
reparatiewerkzaamheden, onder‐
houdsprocessen, garantieclaims,
kwaliteitsborging), kunnen medewer‐
kers van het servicenetwerk (inclusief de fabrikant) deze technische infor‐
matie met speciale diagnoseappara‐
tuur uit de voorvaal- en foutgege‐
vensopslagmodules aflezen. Raad‐
pleeg desgewenst deze werkplaat‐
sen voor meer informatie. Na het
corrigeren van een fout wordt het
gegeven gewist uit de foutopslagmo‐
dule of wordt het constant overschre‐
ven.Bij het gebruik van deze auto kunnen er zich situaties voordoen waarin
technische gegevens in verband met
andere informatie (o.a. ongevalmel‐
ding, schade aan de auto, getuigen‐
verklaringen) met een persoon
kunnen worden geassocieerd -
mogelijk met behulp van een expert.
Bij extra contractueel met de klant
overeengekomen functies (bijv. loka‐
liseren van de auto in noodgevallen)
mogen er bepaalde gegevens m.b.t.
de auto vanuit de auto worden
verzonden.Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het
ontstekingssysteem. Het wordt ook
samen gebruikt met apparaten zoals
handzenders voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de deuren en star‐
ten en zenders in de auto voor het
openen van garagedeuren. RFID-
technologie in Opel-voertuigen
gebruikt geen persoonlijke informatie, houdt ze niet bij of koppelt deze niet
aan andere Opel-systemen die
persoonlijke informatie bevatten.
195Ontlaadbeveiliging accu ............105
Opbergruimte................................ 60
Opbergruimte achter..................... 62
Opbergruimte voor........................ 61
Opbergvakken .............................. 60
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................60
Opbergvak onder passagiersstoel 62
Opklapbare achterbank ..........40, 42
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 172
Parkeerhulp ............................... 132
Parkeren .............................. 18, 118
Partikelfilter ................................. 119
Passagiersstoel voor Inklappen................................... 38
Tafelstand ................................. 38
Pedalen ...................................... 113
Pollenfilter .................................. 111
Portieren ................................. 25, 26
Portier open ................................. 90
Portiervergrendelknoppen ............21
Prestaties ................................... 185
Profieldiepte ............................... 162
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 191
Radio-info ..................................... 90Regelbare
instrumentenverlichting ...........102
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 190
Remassistentie .......................... 127
Rem- en koppelingsvloeistof ......178
Remmen ............................ 126, 146
Remsysteem ................................ 84
Remvloeistof .............................. 146
Reparatie ongevalschade ...........190
Reservewiel ............................... 168
Richtingaanwijzer ........................82
Richtingaanwijzers ..................... 101
Richtingaanwijzer vooraan .........149
Roetfilter ............................... 86, 119
Rugleuning neerklappen .............38
Rugleuning passagiersstoel voor neerklappen ......................38
Ruiten ........................................... 30
Ruiten van de buitenzijde bedienen ................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......138
Rijklaar gewicht ............................ 67
Rijregelsystemen ................128, 129
Rijverlichting .......................... 12, 89
S Schakelen ..................................... 85
Schakel motor uit ..........................81
Scheidingsrooster bagageruimte ..65Schuifdeur ................................... 25
Service ............................... 111, 177
Service-display ......................78, 90
Service-informatie ...................... 177
Signalen........................................ 96
Sjorogen ................................ 65, 67
Sleutelnummer ............................. 19
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Slotcilinders .................................. 19
Slijtage van remblokken ...............84
Sneeuwkettingen .......................163
Snelheidsmeter ............................ 76
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................146
Standaarddisplay ..........................90
Startbeveiliging ......................28, 89
Starten en bedienen ...................114
Starthulp gebruiken ...................170
Stoelen aanbrengen .....................42
Stoelen verwijderen ......................42
Stoelpositie .................................. 36
Stoelverstelling ........................7, 36
Stoelverwarming ........................... 39
Stop/Start-systeem .....................116
Stop-startsysteem......................... 89
Storing ....................................... 126
Storingsindicatielamp ..................83
Sturen ......................................... 114
Stuurbedieningsknoppen .............70