Verzorging van de auto233Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................234
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 234
Auto stallen .............................. 234
Verwerking van sloopauto .......235
Controle van de auto .................235
Werkzaamheden uitvoeren .....235
Motorkap ................................. 235
Motorolie .................................. 236
Koelvloeistof ............................ 237
Sproeiervloeistof ......................238
Remmen .................................. 238
Remvloeistof ............................ 239
Accu ........................................ 239
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 241
Wisserblad vervangen .............241
Gloeilamp vervangen .................242
Halogeenkoplampen ...............242
Mistlampen .............................. 244
Achterlichten ............................ 245
Zijrichtingaanwijzers ................251
Kentekenverlichting .................251Binnenverlichting .....................252
Instrumentenverlichting ...........252
Elektrisch systeem .....................252
Zekeringen .............................. 252
Zekeringenkast in motorruimte 253
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................255
Zekeringenkast in bagageruimte ......................... 257
Boordgereedschap ....................259
Gereedschap ........................... 259
Velgen en banden .....................261
Winterbanden .......................... 261
Aanduidingen op banden ........261
Bandenspanning .....................261
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 263
Profieldiepte ............................ 267
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 268
Wieldoppen ............................. 268
Sneeuwkettingen .....................268
Bandenreparatieset .................269
Wiel verwisselen ......................272
Reservewiel ............................. 274
Starthulp gebruiken ...................277
Trekken ...................................... 279
Auto slepen ............................. 279
Andere auto slepen .................280Verzorging van uiterlijk ..............281
Verzorging exterieur ................281
Verzorging interieur .................283
268Verzorging van de autoVan banden- en velgmaatveranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moeten mogelijk de
snelheidsmeter en de voorgeschre‐
ven bandenspanning geherprogram‐
meerd worden en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto worden verricht.
Na montage van banden met een
andere bandenmaat de sticker met
de bandenspanning laten vervangen.
Verder moet ook de geavanceerde
parkeerhulp worden gekalibreerd
3 207.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of velgen kan tot ongeluk‐ ken leiden en maakt de typegoed‐keuring van het voertuig ongeldig.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Indien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of wieldoppen kan tot plot‐
seling drukverlies leiden met
ongelukken als mogelijk gevolg.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Gebruik altijd kettingen met fijne
schakels waardoor het loopvlak en de binnenkanten (inclusief kettingslot)
met niet meer dan 10 mm toenemen.
9Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn toegestaan op
de bandenmaten 195/65 R15,
205/55 R16 en 215/55 R16.
Verzorging van de auto269Compact reservewielSneeuwkettingen mogen niet op het
tijdelijke reservewiel worden gebruikt.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van het loop‐
vlak van de banden kan met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij bandenpech:
Handrem aantrekken en eerste
versnelling, achteruitversnelling of P
inschakelen.
Bij de 5-deurs hatchback bevindt de
bandenreparatieset zich rechts in de
bagageruimte achter een deksel.
Bij de Sports Tourer bevindt de
bandenreparatieset zich in de baga‐
geruimte onder de vloerplaat.
1. Verwijder de fles met afdichtmid‐ del.
2. Steek uw duim in de opening en trek de compressor naar buiten.
Verzorging van de auto277Als uw auto een lekke band krijgt
wanneer u een ander voertuig sleept,
moet u het compact reservewiel voor‐
aan plaatsen en een volwaardig wiel
achteraan.
Sneeuwkettingen 3 268.
Reservewiel met
draairichtingsgebonden band
Monteer draairichtingsgebonden
banden indien mogelijk zo dat ze in de rijrichting afrollen. De draairichting is
herkenbaar aan een symbool (bijv.
een pijl) op de zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Laat de
defecte band zo snel mogelijk
vervangen of repareren en breng deze in plaats van het reserve‐
wiel aan.
● Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.Starthulp gebruiken
De accu bevindt zich in de bagage‐
ruimte, onder een afdekking. In de
motorruimten zijn aansluitpunten
aangebracht voor het starten met hulpstartkabels.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.
Niet starten met behulp van een snel‐
lader.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐ staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐ ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Hulpstartaccu met dezelfde spanning (12 V) gebruiken. De
capaciteit (Ah) mag niet veel minder zijn dan die van de ontla‐den accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm 2
(bij
dieselmotoren 25 mm 2
) gebrui‐
ken.
317PParkeerhulp ............................... 207
Parkeerlichten ............................ 147
Parkeren .............................. 18, 171
Park pilot met ultrasoonsensoren 207
Pech ........................................... 279
Persoonlijke instellingen ............127
Pollenfilter .................................. 160
Portieren ....................................... 31
Portier open ............................... 117
Prestaties ................................... 295
Profieldiepte ............................... 267
Q
Quickheat ................................... 159
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 312
Regelbare instrumentenverlichting ...........147
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 311
Remassistentie .......................... 185
Rem- en koppelingssysteem .....113
Rem- en koppelingsvloeistof ......285
Remmen ............................ 182, 238
Remvloeistof .............................. 239
Reparatie ongevalschade ...........307
Reservewiel ............................... 274
Richtingaanwijzer ......................111Richtingaanwijzers ..................... 146
Roetfilter ..................................... 173
Ruiten ........................................... 42
Rijgedrag en aanhangertips ......228
Rijregelsystemen ........................185
Rijverlichting ........................ 12, 116
S
Schakelen ................................... 114
Service ............................... 161, 284
Service-display .......................... 110
Service-informatie ...................... 284
Sjorogen ...................................... 85
Slepen ................................ 228, 279
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................268
Snelheidsbegrenzer ...........117, 190
Snelheidsmeter .......................... 107
Spiegelverstelling ..........................9
Sportmodus ............................... 187
Sproeiervloeistof ........................238
Startbeveiliging ....................39, 116
Starten en bediening ..................163
Starthulp gebruiken ...................277
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling .............................. 7Stoelverwarming
Stoelverwarming, achter ...........58
Stoelverwarming, voor ..............56
Stop/Start-systeem .....................168
Storing ............................... 177, 181
Storingsindicatielamp ................113
Stroomonderbreking ..................177
Sturen ......................................... 163
Stuurbedieningsknoppen .............94
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 94
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 226
Te laag brandstofpeil .................116
Toerenteller ............................... 109
Topsnelheid ................................ 261
Traction Control .........................185
Traction Control-systeem UIT..... 115
Trekhaak............................. 228, 229
Trekstang.................................... 228
Typeplaatje ................................ 288
U Uitlaatgassen ............................. 173
Uitrol-brandstofafsluiter .............168
Uitstapverlichting .......................149
Uplevel-display ........................... 118
Uw autogegevens ..........................3