Rijden en bediening171
De opslagen snelheid wordt aange‐
houden.
9 Waarschuwing
Na het deactiveren van de adap‐
tieve cruise control moet de
bestuurder de controle over het
remmen en gas geven overne‐
men.
Uitschakelen
Druk op C om de adaptieve cruise
control te deactiveren. De controle‐
lamp m dooft. De opslagen snelheid
wordt gewist.
Door het uitschakelen van het
contact, wordt ook de adaptieve
cruise control uitgeschakeld en wordt
de opgeslagen snelheid gewist.
Aandacht van de bestuurder ● Let op met de adaptieve cruise control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan
contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruise control niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw
bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐ gen.Systeembeperkingen
● Het automatische remsysteem kan niet krachtig remmen en de
remkracht kan onvoldoende zijn
om een een aanrijding te voorko‐ men.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijdnodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als er dus een
nieuwe voorligger wordt gecon‐
stateerd, kan het systeem de
snelheid verhogen in plaats van
te remmen.
● De adaptieve cruise control negeert tegemoetkomend
verkeer.
● De adaptieve cruise control remt niet voor stilstaande voertuigen,
voetgangers of dieren.
Bochten
172Rijden en bedieningDe adaptieve cruise control berekentaan de hand van de centrifugale
kracht een voorspelde koers. Deze voorspelde koers neemt de kenmer‐
ken van de huidige bocht in aanmer‐
king, maar kan geen veranderingen incalculeren. Het systeem kan de
huidige voorligger verliezen of zich op
een voertuig in een andere rijstrook
richten. Dit kan gebeuren tijdens het
inzetten of uitrijden van een bocht of als de bocht scherper of minder
scherp wordt. Als het systeem geen
voorligger meer constateert, dooft de
controlelamp A.
Als de centrifugale kracht in een bocht te groot is, zal het systeem de
rijsnelheid enigszins verlagen. Dit
remniveau is niet ontworpen om te
voorkomen dat de auto uit de bocht
vliegt. De bestuurder is verantwoor‐
delijk voor het verlagen van de snel‐
heid bij het ingaan van een bocht en
in het algemeen voor het aanpassen
van de snelheid aan het wegtype en
de geldende maximumsnelheid.
Snelwegen
Pas op snelwegen de ingestelde
snelheid aan de omstandigheden en
het weer aan. Bedenk altijd dat de
adaptieve cruise control een beperkt
zichtbereik, een beperkte remkracht
en een bepaalde reactietijd heeft
waarin wordt geverifieerd of een voer‐
tuig zich al dan voor u bevindt. De
adaptieve cruise control is mogelijk
niet in staat om de auto tijdig af te
remmen om aanrijdingen te vermij‐
den met veel langzamer rijdende
voorliggers of na een rijstrookwissel.
Dit geldt met name bij hoge snelhe‐
den of als het zicht door de weersom‐ standigheden beperkt is.
Bij het oprijden of verlaten van een
snelweg kan de adaptieve cruise
control de voorligger uit het zicht
verliezen en naar de instelde snelheid
accelereren. Verlaag daarom de snel‐
heid voor het oprijden of verlaten van
de snelweg.
Koersveranderingen
Als een ander voertuig voor u invoegt, zal de adaptieve cruise control dit
voertuig pas incalculeren op het
moment dat deze zich volledig op uw
pad bevindt. Wees alert en gereed
om te remmen als sneller remmen
noodzakelijk is.
Bij heuvels en aanhangers
Rijden en bediening173De systeemprestaties onder heuvel‐
achtige omstandigheden of bij het
trekken van een aanhanger hangen
af van de rijsnelheid, belading,
verkeersomstandigheden en het
hellingspercentage. In heuvelachtige
omstandigheden worden voorliggers
mogelijk niet gedetecteerd. Op steile
hellingen moet u mogelijk gas bijge‐
ven om de rijsnelheid te behouden. Bij het naar beneden rijden, met
name met aanhanger, kan het nodig
zijn om te remmen om uw snelheid te
behouden of te verlagen.
Let op: door te remmen deactiveert u
het systeem. Het is niet aanbevolen
om bij het trekken van een aanhanger
op steile hellingen de adaptieve
cruise control te gebruiken.Radareenheid
De radareenheid bevindt zich achter
de radiateurgrille onder het merkpla‐
tje.
9 Waarschuwing
De radareenheid is tijdens de
fabricage zorgvuldig uitgelijnd. Na een frontale aanrijding het
systeem daarom niet gebruiken.
De voorbumper kan nog intact
lijken, maar de sensor die erachter ligt, kan verschoven zijn en onjuist reageren. Na een aanrijding een
werkplaats raadplegen om de
positie van de adaptieve cruise
control sensor te controleren en
corrigeren.
Instellingen
Instellingen kunt u veranderen in het
menu Voorbereiding aanrijding in de
persoonlijke instellingen 3 108.
Storing
Als de adaptieve cruise control door
tijdelijke omstandigheden (bijv. door
ijsafzetting) niet werkt, of als er een permanente systeemfout is, dan
verschijnt er een melding in het Driver Information Center.
174Rijden en bedieningBoordinformatie 3 102.
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
Een voorligger wordt aangegeven
door een controlelamp A.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een waarschuwing in het
Driver Information Centre.
De frontaanrijdingswaarschuwing
moet echter wel in het menu Persoon‐ lijke instellingen 3 108 geactiveerd
zijn, en niet met V gedeactiveerd zijn
(afhankelijk van het systeem; zie hier‐ onder).
Afhankelijk van de uitrusting van de auto, zijn er twee varianten van de
frontaanrijdingswaarschuwing:
● Frontaanrijdingswaarschuwing
op radarbasis
op auto's met een adaptieve
cruise control 3 167.
● Frontaanrijdingswaarschuwing
met voorcamerasysteem
op auto's met traditionele cruise
control of geen 3 163.
Frontaanrijdingswaarschuwing
op radarbasis
Het systeem gebruikt de radarsensor achter de radiateurgrille om voertui‐
gen te vinden die zich op een maxi‐
male afstand van 150 m direct voor u
bevinden.
Inschakelen
Frontaanrijdingswaarschuwing werkt
automatisch bij snelheden boven
wandelsnelheid, als de instelling
Voorbereiding aanrijding niet uitge‐
schakeld is in het menu Persoonlijke instellingen 3 108.
De gevoeligheid van het systeem instellen
De gevoeligheid van het systeem kan
op kort, gemiddeld of ver worden
ingesteld.
Rijden en bediening175
Druk op E; de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center. Druk opnieuw op E om de
gevoeligheid van het systeem te wijzi‐
gen. De instelling wordt ook getoond
in de bovenste regel van het Driver
Information Centre.Let op: de instelling voor de gevoelig‐ heid van het alarm wordt gedeeld met
de afstand tot voorligger van de adap‐ tieve cruise control. Door de gevoe‐
ligheid van de waarschuwing te wijzi‐
gen, wordt dus ook de afstand tot
voorligger van de adaptieve cruise
control gewijzigd.
De bestuurder alarmeren
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instru‐
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.
Wanneer de afstand tot een voorlig‐
ger te kort wordt of wanneer u een
ander voertuig te snel nadert en er een botsing dreigt, verschijnt het
botsingswaarschuwingssymbool op
het Driver Information Center. Tege‐
lijkertijd klinkt er een geluidssignaal.
Trap het rempedaal in als de situatie
dit vereist.
232Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Motorregelmodule2Lambdasonde3Brandstofinspuiting/ontste‐kingssysteem4Brandstofinspuiting/ontste‐
kingssysteem5–6Spiegelverwarming/diefstala‐
larmsysteem7Ventilatorregeling/motorregel‐
module/transmissieregelmodule8Lambdasonde/motorkoeling9Achterruitsensor10Accusensor11Ontgrendeling kofferruimte12Adaptief rijlicht (AFL)/automati‐
sche verlichting13ABS14Achterruitwisser15Motorregelmodule16StartmotorNr.Stroomkring17Transmissieregelmodule18Verwarmbare achterruit19Elektrische ruitbediening voorin20Elektrische ruitbediening
achterin21Centrale elektrische eenheid,
achter22Grootlicht links (halogeen)23Koplampsproeiers24Rechter dimlicht (xenon)25Linker dimlicht (xenon)26Mistlampen27Verwarming dieselbrandstof28Start-stopsysteem29Elektrische handrem30ABS31Adaptieve cruise control32Airbag33Adaptief rijlicht (AFL)/automati‐
sche verlichting34Uitlaatgasrecirculatie
296TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............264, 269
Aanduidingen op banden ..........238
Aangeslagen lampenglazen ......128
Aanhangerstabilisatie ................205
Aanhanger trekken ....................201
Aansteker .................................... 82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 208
Accu ........................................... 213
Achterlichten .............................. 225
Achterruitverwarming ................... 36
Achteruitrijlichten .......................128
Actieve hoofdsteunen ..................40
Actieve noodrem......................... 178
Adaptief rijlicht (AFL) .........123, 220
Adaptieve cruise control .......95, 167
Adaptive Forward Lighting ...........94
Afmetingen auto ........................278
Afslagverlichting ......................... 123
Airbag deactiveren ....................... 54 Airbag-deactivering ...................... 89
Airbag en gordelspanners ...........89
Airbagsysteem ............................. 52
Airconditioning ........................... 133
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 141
Alarmknipperlichten ...................126
Algemene informatie .................. 201Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 143
Andere auto slepen ...................258
Antiblokkeersysteem .................155
Antiblokkeersysteem (ABS) .........91
Armsteun ..................................... 48
Armsteun met opbergruimte ........64
Asbakken ..................................... 82
Autogegevens ............................ 269
Automatische antiverblinding ......33
Automatische verlichting ............ 120
Automatische versnellingsbak ...151
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 257
Auto stallen ................................. 208
Autostop ..................................... 145
B Bagageruimte ........................ 26, 66
Bagageruimte-afdekking .............68
Banden- en velgmaat veranderen ............................. 243
Bandenreparatieset ...................245
Bandenspanning .......................238
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 93, 239
Bandenspanningswaarden ........281
Batterijspanning .........................105
Bedieningsorganen ......................76
297Bekerhouders .............................. 62
Bekleding .................................... 261
Beladingsinformatie .....................73
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 163
Beveiliging van de auto ................28
Binnenspiegels ............................. 32
Binnenverlichting .......................129
Blindehoeksysteem ....................187
Bolle vorm .................................... 31
Boordgereedschap .....................236
Boordinformatie .........................102
Brandstof .................................... 194
Brandstofkeuzeschakelaar ..........84
Brandstofmeter ............................ 84
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 200
Brandstof voor benzinemotoren 194
Brandstof voor dieselmotoren ...194
Brandstof voor rijden op LPG .....195
Buitenspiegels .............................. 31
Buitentemperatuur .......................79
C
Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 15, 77
Code ........................................... 102
Conformiteitsverklaring ...............287
Contactslotstanden ....................144
Controlelampen ......................83, 86Controle over de auto ................143
Controles .................................... 209
Cruise control ...................... 95, 163
D
Dagrijlicht ................................... 122
Dagteller ...................................... 83
Dak ............................................... 36
Dakbelasting ................................. 73
Dakdrager .................................... 72
Diefstalalarmsysteem ..................28
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 215
Dimlicht of grootlicht ...................119
Driepuntsgordel ........................... 50
Driver Information Center .............95
E EHBO ........................................... 71
Elektrisch bediende ruiten ...........34
Elektrische aansluitingen .............81
Elektrische handrem .............91, 156
Elektrische handrem defect ..........91
Elektrische stoelverstelling ..........46
Elektrische verstelling ..................31
Elektrisch systeem...................... 230
Elektronische rijprogramma's ....153
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....92
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 159Elektronische
stabiliteitsregeling UIT ..............92
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............135
ERA GLONASS .......................... 116
Erkenning van software ..............290
Event Data Recorders (EDR) .....294
F
Frontaal airbagsysteem ...............52
Frontaanrijdingswaarschuwing ...174
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..293
Geluidssignalen .........................104
Gereedschap ............................. 236
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................71
Gloeilamp vervangen ................216
Gordels ......................................... 49
Gordelverklikker ........................... 89
Gordijnairbagsysteem .................. 54
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display ...................100
Grootlicht ............................. 94, 121
Grootlichtassistentie .............94, 121