162Rijden en bedieningBij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-
systeem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken
gemakkelijk ontdekt kunnen worden.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de onmid‐
dellijke omgeving ruikt, schakel
dan onmiddellijk naar benzinemo‐
dus. Niet roken. Geen open vlam‐ men of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Oorzaak van de
storing onmiddellijk door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijk wetgeving volgen.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact vóór het
tanken uit.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
Klik de klep vast door erop te drukken.
Open daarna de klep.
Draai de tankdop langzaam linksom
open.
Rijden en bediening163
Bij het tanken de tankdop in de steunop de tankklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en inscha‐
kelen.
Na het automatisch afslaan kunt de
tank nog maximaal twee keer door
drukken op het pistool helemaal vol
maken.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Klepje sluiten en vastklikken.
Vloeibaar gas tanken Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.
Schroef de beschermdop los van de
vulpijphals.
Schroef de vereiste adapter handvast op de vulpijp.
164Rijden en bedieningACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk de vergrendelhendel op het vulmond‐stuk naar beneden.
DISH-vulpijp: Plaats het vulmondstuk
in de adapter. Druk de vergrendel‐
hendel op het vulmondstuk naar
beneden.
Vulpijphals met bajonetsluiting:
Plaats het vulmondstuk op de adapter en draai deze een kwartslag rechts-
of linksom. Trek zo ver mogelijk aan
de vergrendelhendel van het
vulmondstuk.
EURO-vulpijphals: Druk het vulmond‐
stuk op de adapter totdat het ingrijpt.
Druk op de knop van de pomp voor
vloeibaar gas. Het vulsysteem stopt
of gaat langzaam werken als de tank
voor 80% gevuld is (maximumpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het
vulmondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg deze
goed in de auto op.Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐
dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het
systeem is het ontsnappen van
vloeibaar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onver‐
mijdelijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Omwille van de veiligheid mag de
LPG-tank maar tot 80% worden
gevuld.
De meerwegklep op de vloeibaar- gastank beperkt de te vullen hoeveel‐
heid automatisch. Als een grotere
hoeveelheid wordt toegevoegd,
raden we aan om de auto niet aan de
zon bloot te stellen voordat de extra
hoeveelheid is opgebruikt.
Vuladapter
Aangezien vulsystemen niet zijn genormaliseerd, zijn verschillende
adapters nodig die verkrijgbaar zijn bij
Opel distributeurs en bij door Opel erkende reparateurs.
ACME-adapter: België, Duitsland,
Ierland, Luxemburg, Zwitserland
168Verzorging van de autoaan de typegoedkeuring en de geldig‐heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op dewaarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen. Voorko‐
men dat de auto kan gaan rollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.
Verzorging van de auto215OnderstelSommige delen van de bodemplaatzijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐
leren.
Vloeibaar-gassysteem9 Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de LPG-tank
worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan het vloei‐
baar-gassysteem aan.
Draagsysteem achteraan Reinig minstens een keer per jaar het
draagsysteem achteraan met een
stoomlans of hogedrukreiniger.
Wanneer u het draagsysteem achter‐ aan niet regelmatig gebruikt, moet u
het vooral in de winter af en toe bedie‐ nen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als de bekleding erg vuil is.Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
245Ruiten........................................... 30
Rijregelsystemen ........................142
Rijverlichting .......................... 12, 92
S
Service ....................................... 127
Service-display ............................ 84
Service-indicatie .......................... 89
Service-informatie ...................... 217
Sjorogen ...................................... 69
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................196
Snelheidsbegrenzer ...................147
Snelheidsmeter ............................ 82 Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................171
Stadsmodus................................ 144
Startbeveiliging ......................28, 92
Starten en bedienen ...................129
Starthulp gebruiken ...................208
Stoelpositie .................................. 35
Stoelverstelling ........................7, 36
Stoelverwarming ........................... 39
Stop/Start-systeem .....................131
Storing ....................................... 139
Storingsindicatielamp ..................89
Sturen ......................................... 129
Stuurbedieningsknoppen .............74Stuurbekrachtiging........................ 90
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 74
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 162
Te laag brandstofpeil ...................91
Toerenteller ................................. 82
Top-Tether-bevestigingsogen ......52
Traction Control .........................142
Trekken....................................... 210
Typeplaatje ................................ 222
U Uitlaatgassen ............................. 134
Uitrol-brandstofafsluiter .............130
Uitstapverlichting .......................116
Ultrasoonparkeerhulp ..................90
Uplevel-display ............................. 92
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 196
Vaste luchtroosters ....................126
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................39
Velgen en banden .....................189
Ventilatie ..................................... 118
Ventilatieopeningen ....................126Verbanddoos ............................... 70
Vergrendelingssysteem ...............26
Versnellingsbak ........................... 16
Versnellingsbakdisplay ..............136
Verstelbare luchtroosters ........... 126
Vertraagde uitschakeling stroom 129
Verwarmde spiegels ....................29
Verwarmd stuurwiel .....................74
Verwarming ................................. 39
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 118
Verwerking van sloopauto .........168
Verzorging .................................. 212
Verzorging exterieur ..................212
Verzorging interieur ...................215
Vloerafdekking bagageruimte ......67
Voertuiggewicht .........................229
Voertuigidentificatienummer ......221
Voordat u wegrijdt ........................ 17 Voorruit ......................................... 30
Voorstoelen .................................. 35
W
Waarschuwingslichten ..................82
Werkzaamheden uitvoeren .......169
Wieldoppen ................................ 196
Wiel verwisselen ........................201
Winterbanden ............................ 189
Wis-/wasinstallatie .......................14
Wis-/wasinstallatie achterruit .......77