5–12
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Regelschakelaars
Temperatuurregelknop
Deze knop regelt de temperatuur. Draai
deze rechtsom voor verhoging van
temperatuur en linksom voor verlaging
van temperatuur.
Aanjagerregelknop
De aanjager heeft zeven snelheden.
AUTO stand
De hoeveelheid luchtstroom wordt
automatisch geregeld overeenkomstig de
ingestelde temperatuur.
Behalve AUTO stand
De hoeveelheid luchtstroom kan afgesteld
worden op het gewenste niveau door de
regelknop te draaien.
0 positie
Zet de regelknop op 0 om het systeem uit
te schakelen.
Functiekeuzeregelknop
Draai de functiekeuzeregelknop voor het
kiezen van de luchtstroomfunctie (pagina
5-4 ).
AUTO stand
De luchtstroomfunctie wordt automatisch
op de gekozen temperatuur afgesteld.
Behalve AUTO stand
De stand voor de gewenste luchtstroom
kan worden gekozen door het draaien van
de regelknop.
OPMERKING
Wanneer de luchtstroomfunctie
ingesteld is op stand
en de
temperatuurregelknop ingesteld is op
een gematigde temperatuur, wordt
verwarmde lucht naar de
voetenruimte gevoerd en komt er
lucht van een in vergelijking lagere
temperatuur door de middelste, linker
en rechter luchtuitlaatroosters naar
buiten.
Wanneer de aanjagerregelknop op
ON staat en de
functiekeuzeregelknop in de stand
staat, wordt de airconditioning
automatisch ingeschakeld en wordt
de stand voor aanvoer van
buitenlucht automatisch gekozen om
de voorruit te ontwasemen.
A/C schakelaar
De airconditioning (koeling/ontvochtiging
functies) kan in- of uitgeschakeld worden
door het indrukken van de schakelaar
terwijl de aanjagerregelknop in een andere
stand dan 0 staat.
Wanneer de airconditioning in werking is
gaat het indicatielampje branden.
OPMERKING
Wanneer de buitentemperatuur in
de nabijheid komt van 0 °C, het
airconditioningsysteem niet gebruiken.
5–13
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Luchtinlaatkeuzeschakelaar
De standen voor aanvoer van buitenlucht
of recirculerende lucht kunnen worden
gekozen. Druk op de schakelaar voor het
kiezen van de stand voor aanvoer van
buitenlucht of recirculerende lucht.
Stand voor gerecirculeerde lucht
(indicatielampje is aan)
De aanvoer van buitenlucht is afgesloten.
Gebruik deze stand bij het rijden door
tunnels, bij het rijden in druk verkeer
(plaatsen met hoge concentraties van
uitlaatgassen) of wanneer snelle koeling
gewenst is.
Stand voor aanvoer van buitenlucht
(indicatielampje is uit)
Buitenlucht wordt het interieur
binnengelaten. Gebruik deze stand voor
ventilatie of ontdooien van de voorruit.
WAARSCHUWING
Bij koud of regenachtig weer de
stand niet gebruiken:
Gebruik van de
stand bij koud of
regenachtig weer is gevaarlijk
aangezien dit het beslaan van de ruiten
veroorzaakt. Uw uitzicht wordt dan
belemmerd, hetgeen een ernstig
ongeluk tot gevolg kan hebben.
Achterruitverwarmingsschakelaar
Druk voor het ontdooien van de achterruit
de achterruitverwarmingsschakelaar in.
Zie Achterruitverwarming op pagina
4-85.
Bediening van de automatische
airconditioning
1. Zet de functiekeuzeregelknop in de
AUTO stand.
2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in
de stand voor aanvoer van buitenlucht
(indicatielampje is uit).
OPMERKING
Als de stand voor recirculerende lucht
gedurende langere tijd wordt gebruikt bij
koud weer of hoge vochtigheid, bestaat
de kans dat de voorruit gemakkelijker
beslaat.
3. Zet de aanjagerregelknop in de AUTO
stand.
4. Druk de A/C schakelaar in om de
airconditioning in werking te stellen
(indicatielampje brandt).
5. Zet de temperatuurregelknop in de
gewenste stand.
6. Zet de aanjagerregelknop in de stand 0
om het systeem uit te schakelen.
OPMERKING
Wanneer de temperatuur op
maximum warm of koud wordt
ingesteld, zal de gewenste
temperatuur niet sneller worden
verkregen.
Bij het kiezen van hete lucht, zal het
systeem de luchtstroom beperken
totdat deze is opgewarmd om te
voorkomen dat koude lucht uit de
luchtroosters wordt geblazen.
5–14
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Ontdooien en ontwasemen van de
voorruit
Zet de functiekeuzeregelaar in de stand
en draai de aanjagerregelknop naar de
gewenste snelheid.
In deze stand wordt de stand voor aanvoer
van buitenlucht automatisch gekozen en
wanneer de aanjagerregelknop op ON
staat wordt de airconditioning automatisch
ingeschakeld. De airconditioning voert dan
ontvochtig de lucht naar de voorruit en de
zijruiten (pagina 5-4 ). De hoeveelheid
luchtstroming zal toenemen.
WAARSCHUWING
Zet bij het ontwasemen de
temperatuurregelaar in de stand voor
hete of warme lucht ( stand):
Gebruik van de stand
met de
temperatuurregelaar in de stand voor
koude lucht is gevaarlijk, aangezien dit
het beslaan van de voorruit kan
veroorzaken. Uw uitzicht wordt dan
belemmerd, hetgeen een ernstig
ongeluk tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
Gebruik de temperatuurregelknop om
de temperatuur van de luchtstroom
te verhogen en de ruit sneller te
ontwasemen.
Zonlicht/Temperatuursensor
Zonlichtsensor
Plaats geen voorwerpen op de
zonlichtsensor. Anders kan de afstelling
van de interieurtemperatuur niet correct
worden uitgevoerd.
Zonlichtsensor
Interieurtemperatuursensor
De interieurtemperatuursensor niet
afdekken. Anders kan de afstelling van de
interieurtemperatuur niet correct worden
uitgevoerd.
Interieurtemperatuursensor
5–95
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Overslaan van de gesproken begeleiding
(voor sneller gebruik)
Druk de sprekentoets in en laat deze los.
Storingzoeken voor spraakherkenning
Zeg “instructieprogramma” of “help”
als u in de spraakherkenningsmodus een
bedieningsmethode niet begrijpt.
Opdrachten die tijdens
spraakherkenning steeds gebruikt
kunnen worden
“ga terug” en “annuleren” zijn opdrachten
die tijdens spraakherkenning steeds
kunnen worden gebruikt.
Terug naar vorige bedieningsmodus
Zeg “ga terug” in de
spraakherkenningsmodus om terug te
keren naar de vorige bediening.
Annuleren
Zeg “annuleren” in de
spraakherkenningsmodus om het
Bluetooth
® handsfree-systeem op de
standbymodus in te stellen.
Let op de volgende punten om
vermindering van de spraakherkenning
en spraakkwaliteit te voorkomen:
Tijdens de gesproken begeleiding
of het klinken van de zoemer is
gebruik van de spraakherkenning
niet mogelijk. Wacht totdat de
gesproken begeleiding of de pieptoon
is beëindigd alvorens uw opdrachten
uit te spreken.
Opdrachten die verband houden met
de telefoon zijn alleen beschikbaar
wanneer uw telefoon is aangesloten via
Bluetooth
® . Zorg er voor dat uw telefoon
via Bluetooth ® is aangesloten alvorens u
gesproken opdrachten geeft die verband
houden met de telefoon.
Opdrachten voor muziekweergave, zoals
Artiest afspelen en Album afspelen
kunnen alleen in de USB audiomodus
gebruikt worden.
Spreek niet te langzaam of te luid (geen
luide stem).
Spreek duidelijk, zonder te pauzeren
tussen woorden en getallen.
Dialecten of een andere bewoording
dan de handsfree prompts kunnen niet
door de spraakherkenning worden
herkend. Spreek in de bewoording
zoals voorgeschreven door de
spraakopdrachten.
Het is niet nodig recht voor de
microfoon te gaan zitten of er
naar toe over te leunen. Spreek de
spraakopdrachten uit en houd daarbij
een veilige rijpositie aan.
Sluit bij gebruik van Bluetooth ®
handsfree de ramen en/of het vouwdak
om harde geluiden van buiten de auto
te verminderen of stel de luchtstroming
van het airconditioningsysteem lager af.
Zorg er voor dat de luchtroosters de
luchtstroom niet omhoog naar de
microfoon richten.
OPMERKING
Als de prestaties van de
spraakherkenning onvoldoende zijn.
Zie Oplossen van problemen op pagina
5-119 .