2–23
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
WAARSCHUWING
Laat een kind of iemand anders niet op of tegen de zijruit leunen van een auto met zij-
airbags:
Het is gevaarlijk als iemand op of tegen de zijruit, het gedeelte van de passagierszitting
van waaruit de zij-airbags worden opgeblazen leunt, ook als een kinderzitje wordt
gebruikt. De schok van een zij-airbag die wordt opgeblazen kan ernstig of dodelijk
letsel toebrengen aan een kind dat niet goed op zijn plaats zit. Bovendien kunnen door
het leunen op of tegen het portier de zij- airbags geblokkeerd worden, waardoor de
voordelen van de aanvullende beveiliging ongedaan gemaakt worden. Laat een kind
niet op of tegen de zijruit leunen, ook niet als het kind zich in een kinderzitje bevindt,
aangezien de zij-airbag vanuit de buitenste schouder van de zitting wordt opgeblazen.
Gebruik nooit meer dan één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon tegelijkertijd:
Het gebruik van één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon tegelijkertijd is
gevaarlijk. Een veiligheidsgordel die op deze wijze wordt gebruikt kan de kracht van de
schok niet op de juiste manier spreiden en de twee passagiers zouden tegen elkaar aan
gedrukt kunnen worden en ernstig of mogelijk dodelijk letsel kunnen oplopen. Gebruik
nooit meer dan één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon tegelijkertijd en ga pas
met de auto rijden wanneer alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de juiste wijze
hebben omgedaan.
Gebruik de spanriem en de spanriemverankering uitsluitend voor een kinderzitje:
Verankeringen voor kinderzitjes zijn bestemd om enkel bestand te zijn tegen de druk
zoals die door correct geïnstalleerde kinderzitjes wordt uitgeoefend. Onder geen
omstandigheden mogen deze verankeringen gebruikt worden voor de bevestiging
van veiligheidsgordels voor volwassenen, tuigjes of voor de bevestiging van andere
voorwerpen of uitrusting aan de auto.
OPGELET
Een veiligheidsgordel of een kinderzitje kan tijdens warm weer in een afgesloten auto
bijzonder heet worden. Om te voorkomen dat u of uw kind zich branden, deze controleren
alvorens u of uw kind deze aanraken.
2–27
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Installatiepositie van babyzitje
Een babyzitje wordt uitsluitend in de
achterwaarts gerichte positie gebruikt.
Zie de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities” voor
de installatiepositie van een babyzitje
(pagina 2-31 ).
WAARSCHUWING
Installeer altijd een babyzitje op de
juiste zitplaats:
Het installeren van een babyzitje
zonder eerst de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities” te
raadplegen is gevaarlijk. Een babyzitje
dat op de verkeerde zitting wordt
geïnstalleerd kan niet op de juiste
wijze worden bevestigd. Bij een botsing
zou het kind iets of iemand in de auto
kunnen raken en ernstig letsel kunnen
oplopen, mogelijk met dodelijke a À oop.
WAARSCHUWING
Gebruik dus nooit een achterwaarts
gericht kinderzitje op een
passagierszitting die door een airbag
beveiligd wordt:
Uiterst gevaarlijk! Gebruik geen
achterwaarts gericht kinderzitje op een
zitting die aan de voorzijde door een
airbag beveiligd is!
Het kinderzitje kan door de in werking
tredende airbag met kracht geraakt
worden en van zijn plaats gedrukt
worden. Een kind dat zich in het zitje
bevindt zou dan ernstig gewond kunnen
raken of zelfs om het leven kunnen
komen. Als uw auto is uitgerust met een
inzittende passagier detectiesysteem,
altijd controleren dat het airbag-
uitgeschakeld OFF-indicatielampje
van de passagiersairbag brandt
als het installeren van een
achterwaarts gericht kinderzitje op de
passagierszitting niet te vermijden is.
2–28
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Installatiepositie van peuterzitje
Een peuterzitje wordt gebruikt in de
voorwaarts en achterwaarts gerichte
posities, afhankelijk van de leeftijd en
de grootte van het kind. Volg bij het
installeren de instructies van de fabrikant
in overeenstemming met de betreffende
leeftijd en grootte van het kind, alsmede
de richtingen voor het installeren van het
kinderzitje.
Zie de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities” voor
de installatiepositie van een peuterzitje
(pagina 2-31 ).
Achterwaarts gericht type
WAARSCHUWING
Installeer een achterwaarts gericht
peuterzitje altijd op de juiste zitplaats:
Het installeren van een achterwaarts
gericht peuterzitje zonder eerst de tabel
“Geschiktheid van kinderzitjes voor
diverse zitposities” te raadplegen is
gevaarlijk. Een achterwaarts gericht
peuterzitje dat op de verkeerde zitting
wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste
wijze worden bevestigd. Bij een botsing
zou het kind iets of iemand in de auto
kunnen raken en ernstig letsel kunnen
oplopen, mogelijk met dodelijke a À oop.
WAARSCHUWING
Gebruik dus nooit een achterwaarts
gericht kinderzitje op een
passagierszitting die door een airbag
beveiligd wordt:
Gebruik NOOIT een achterwaarts
gericht kinderzitje op een zitting die
aan de voorzijde door een ACTIEVE
AIRBAG beveiligd is. Dit kan
DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
aan het KIND toebrengen.
Het kinderzitje kan door de in werking
tredende airbag met kracht geraakt
worden en van zijn plaats gedrukt
worden. Een kind dat zich in het zitje
bevindt zou dan ernstig gewond kunnen
raken of zelfs om het leven kunnen
komen. Als uw auto is uitgerust met een
inzittende passagier detectiesysteem,
altijd controleren dat het airbag-
uitgeschakeld OFF-indicatielampje
van de passagiersairbag brandt
als het installeren van een
achterwaarts gericht kinderzitje op de
passagierszitting niet te vermijden is.
2–29
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Voorwaarts gericht type
WAARSCHUWING
Nooit een voorwaarts gericht
peuterzitje op de verkeerde zitplaats
installeren:
Het installeren van een voorwaarts
gericht peuterzitje zonder eerst de
tabel “Geschiktheid van kinderzitjes
voor diverse zitposities” te raadplegen
is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht
peuterzitje dat op de verkeerde zitting
wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste
wijze worden bevestigd. Bij een botsing
zou het kind iets of iemand in de auto
kunnen raken en ernstig letsel kunnen
oplopen, mogelijk met dodelijke a À oop.
Controleer altijd dat het airbag-
uitgeschakeld OFF-indicatielampje van
de passagiersairbag brandt.
Alvorens u een kinderzitje op de
passagierszitting gaat installeren, de
passagierszitting zo ver mogelijk naar
achteren plaatsen:
Bij een botsing kan de kracht van een
airbag die wordt opgeblazen ernstig of
dodelijk letsel aan het kind toebrengen.
Controleer altijd dat het airbag-
uitgeschakeld OFF-indicatielampje van
de passagiersairbag brandt.
Installatiepositie van juniorenzitje
Een juniorenzitje wordt uitsluitend in de
voorwaarts gerichte positie gebruikt.
Zie de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities” voor
de installatiepositie van een juniorenzitje
(pagina 2-31 ).
2–30
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
WAARSCHUWING
Installeer altijd een juniorenzitje altijd
op de juiste zitplaats:
Het installeren van een juniorenzitje
zonder eerst de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities”
te raadplegen is gevaarlijk. Een
juniorenzitje dat op de verkeerde zitting
wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste
wijze worden bevestigd. Bij een botsing
zou het kind iets of iemand in de auto
kunnen raken en ernstig letsel kunnen
oplopen, mogelijk met dodelijke a À oop.
Alvorens u een kinderzitje op de
passagierszitting gaat installeren, de
passagierszitting zo ver mogelijk naar
achteren plaatsen:
*1
Bij een botsing kan de kracht van een
airbag die wordt opgeblazen ernstig of
dodelijk letsel aan het kind toebrengen.
Controleer altijd dat het airbag-
uitgeschakeld OFF-indicatielampje van
de passagiersairbag brandt.
*1 De achterste stand is voor het
installeren van bepaalde kinderzitjes
mogelijk niet geschikt.
2–33
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Kinderzitjes met veiligheidsgordelbevestiging
Kinderzitjegroep Leeftijdsgroep Gewichtsgroep Ty p e
kinderzitje
Passagierszitting
Zonder een
inzittende
passagier
detectiesysteem Met een inzittende passagier
detectiesysteem
(Airbag
ingeschakeld)(Airbag
uitgeschakeld)
GROEP 0 Tot ongeveer
9 maanden
oud Minder dan
10 kg Babyzitje X X U
GROEP 0
Tot ongeveer
2 jaar oud Minder dan
13 kg Babyzitje X X U
GROEP 1 Ongeveer 8
maanden tot
4 jaar oud 9 kg — 18 kg Peuterzitje L UF U
GROEP 2 Ongeveer 3
tot 7 jaar oud 15 kg — 25 kg
Juniorenzitje L UF U
GROEP 3 Ongeveer 6
tot 12 jaar
oud 22 kg — 36 kg
Juniorenzitje L UF U
Betekenis van de letters die in bovenstaande tabel worden gebruikt:
U = Geschikt voor “universeel” categorie kinderzitjes goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
UF = Geschikt voor voorwaarts gerichte “universeel” categorie kinderzitjes goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
L = Raadpleeg voor de kinderzitjes die gecategoriseerd zijn in deze gewichtsgroep een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur.
Zie de accessoirecatalogus voor kinderzitjes die geïnstalleerd kunnen worden.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.
(Zie de “Accessoirecatalogus” voor het installeren van een origineel Mazda kinderzitje.)
2–37
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
1. Open het vouwdak.
2. Controleer of het contact uitgeschakeld
is.
3. Schuif de passagierszitting zo ver
mogelijk naar achteren (pagina
2-5 ).
*1
*1 Wellicht dient u voor het passend
maken van bepaalde kinderzitjes
de zitting een weinig naar voren te
schuiven en de rugleuning van de
zitting achterover te verstellen.
4. Let er op dat de rugleuning stevig
vergrendeld is door de rugleuning naar
achteren te duwen totdat deze volledig
vergrendeld is.
5. Maak de ruimte tussen het zitkussen
en de rugleuning een weinig groter
om de plaatsen van de Iso ¿ x-ankers te
bepalen.
OPMERKING
De markeringen boven de Iso ¿ x-ankers
geven de plaatsen van de Iso ¿ x-ankers
aan voor de bevestiging van een
kinderzitje.
6. Bevestig het kinderzitje met behulp
van de Iso ¿ x-ankers en volg daarbij
de instructies van de fabrikant van het
kinderzitje.
7. Zet het contact op ON en controleer dat
na het installeren van het kinderzitje
op de passagierszitting het airbag-
uitgeschakeld OFF-indicatielampje van
de passagiersairbag gaat branden.
Als het airbag-uitgeschakeld OFF-
indicatielampje van de passagiersairbag
niet brandt, het kinderzitje verwijderen,
het contact op OFF zetten en
vervolgens het kinderzitje opnieuw
installeren (pagina 2-54 ).
8. Als uw kinderzitje uitgerust is met een
spanriem, betekent dit waarschijnlijk
dat het voor de veiligheid van het kind
van groot belang is de spanriem stevig
te bevestigen. Volg bij het bevestigen
van spanriemen steeds nauwkeurig de
instructies van de fabrikant van het
kinderzitje (pagina 2-34 ).
2–39
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende
beveiligingssysteem (SRS)
De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten verschillende
typen airbags. Ga na met welke soorten airbags uw auto is uitgerust door de plaatsen
met de aanduiding “SRS AIRBAG” op te zoeken. Deze indicators zijn zichtbaar op de
plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
De airbags zijn op de volgende plaatsen ingebouwd:
De stuurwielnaaf (bestuurderszijde-airbag)
Het dashboard aan de passagierszijde (passagierszijde-airbag)
De buitenste zijden van de rugleuningen van de zittingen (zij-airbags)
De aanvullende beveiligingssystemen van de airbags zijn bestemd voor het verlenen van
aanvullende bescherming in bepaalde situaties, zodat het gebruik van de veiligheidsgordels
op de volgende manieren altijd van belang is:
Zonder gebruik van de veiligheidsgordels kunnen de airbags geen voldoende bescherming
bieden tijdens een aanrijding. Gebruik van de veiligheidsgordels is van belang voor:
De passagier van een zich opblazende airbag vandaan te houden.
De kans op letsel tijdens een aanrijding waarbij de airbag niet wordt opgeblazen te
verminderen, zoals bij: over de kop slaan of aanrijdingen vanaf de achterzijde.
De kans op letsel te verminderen tijdens frontale, bijna frontale botsingen of aanrijdingen
vanaf de zijkant die niet ernstig genoeg zijn om de airbags op te blazen.
De kans om uit het voertuig te worden geslingerd te verminderen.
Vermindering van de kans op letsel aan het onderlichaam en benen tijdens een aanrijding,
aangezien de airbags voor deze lichaamsdelen geen bescherming bieden.
De bestuurder in een positie te houden waarbij een betere controle over de auto mogelijk
is.