3-108
Handige voorzieningen in uw auto
Wanneer u de transmissie in standR (achteruit) zet, gaat automatisch
het controlelampje in de toets van
het Parking Assist System branden
en wordt het Parking Assist
System geactiveerd. Als echter de
rijsnelheid hoger is dan 10 km/h,geeft het systeem u geen
waarschuwing meer als een object
wordt gesignaleerd. Als de
rijsnelheid hoger is dan 20 km/h,
wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Druk op de toets
van het Parking Assist System om
het systeem in te schakelen.
Als er zich meerdere objecten achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd.
Afstand tot object
WaarschuwingslampjeWaarschuwingssign
aalWanneer de auto
vooruitrijdtWanneer de autoachteruitrijdt
61~100
(24~39)Voor-Zoemer klinkt met tussenpozen
61~120
(24~47)Achter-Zoemer klinkt met tussenpozen
31~60
(12~24)VoorZoemer klinkt met
kortere tussenpozen
Achter-Zoemer klinkt met
kortere tussenpozen
30
(12)VoorZoemer klinkt
onafgebroken
Achter-Zoemer klinkt
onafgebroken
Het controlelampje wijkt mogelijk af van de afbeelding wat betreft de status van objecten of sensoren. Als het controlelampje knippert,
adviseren we u het systeem te laten nakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of als de zoemer met tussenpozen klinkt wanneer u de selectiehendel in stand R (achteruit)
zet, zit er mogelijk een storing in het Parking Assist System. In dat
geval adviseren we u om uw auto zo snel mogelijk te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
AANWIJZING
Soorten waarschuwingssignalencm (in)
3-109
Handige voorzieningen in uw auto
3
Gevallen waarin het ParkingAssist System niet werkt
Het Parking Assist System werkt in
de volgende gevallen mogelijk niet
goed :
Als er ijs op de sensor zit.
Er zit vuil, sneeuw of ijs o.i.d. op de sensor.
De werking van het Parking Assist
System wordt in de volgende
omstandigheden mogelijk
verstoord :
Bij het rijden op oneffen wegen enop hellingen.
Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons,
racemotoren, luchtremmen van
vrachtwagen en dergelijke, de
werking van de sensoren
beïnvloeden.
Bij zware regenval of opspattend water.
Door afstandsbedieningen of mobiele telefoons in de buurt vande sensoren.
Als de sensor bedekt is met sneeuw.
Als de auto is voorzien van achteraf gemonteerde uitrusting ofaccessoires of als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd.
Het sensorbereik neemt in de
volgende gevallen mogelijk af :
Bij extreem hoge of lagebuitentemperaturen.
Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
De volgende objecten worden
mogelijk niet opgemerkt door de
sensoren :
Smalle objecten, zoals touwen,kettingen of paaltjes.
Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor
absorberen, zoals kleding,
sponsachtige materialen en
sneeuw.
3-110
Handige voorzieningen in uw auto
Waarschuwingen Parking AssistSystem
Het Parking Assist System werkt onder sommige omstandigheden mogelijk niet regelmatig,
afhankelijk van de rijsnelheid en de
vorm van de gesignaleerdeobjecten.
De correcte werking van het Parking Assist System kan
verstoord raken als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd of als
de bumper of sensor beschadigd
is. Achteraf gemonteerde
accessoires kunnen het bereik van
de sensoren ook beïnvloeden.
Objecten die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert. Wanneer de sensor wordt
gehinderd door sneeuw, vuil of ijs
o.i.d., werkt het Parking AssistSystem mogelijk niet totdat desneeuw of het ijs is gesmolten of
het vuil e.d. is verwijderd. Gebruik
een zachte doek om vuil e.d. van
de sensor te vegen.
Druk, kras of stoot niet met harde voorwerpen tegen de sensor.
Anders kan het oppervlak van de
sensor beschadigd raken. De
sensor kan beschadigd raken.
Spuit niet met een hogedrukreiniger direct op de
sensoren of de omgeving ervan.
Anders werken de sensoren
mogelijk niet normaal. Schade aan de auto en
persoonlijk letsel, ontstaan
vanwege het onjuist
functioneren van het Parking
Assist System, vallen niet onder
de garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
WAARSCHUWING
Rijden met uw auto
Vóór het rijden .......................................................5-3Vóór het instappen ...........................................................5-3
Vóór het starten ................................................................5-3
Startknop.................................................................5-4 Standen startknop.............................................................5-6
Standen van de auto ........................................................5-8
De auto vitschakelen ......................................................5-10
Reductieoverbrenging .........................................5-11 Bediening reductieoverbrenging .................................5-11
Parkeren ............................................................................5-13
Meldingen LCD-display..................................................5-14
Goede rijgewoonten .......................................................5-16
Shift paddle (regeling regeneratief remmen) .5-18
Remsysteem ..........................................................5-19 Rembekrachtiging ...........................................................5-19
Remblokslijtage-indicatoren.........................................5-20
Elektronische parkeerrem (EPB) .................................5-20
Auto hold-functie ...........................................................5-26
Antiblokkeersysteem (ABS) ..........................................5-30
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) .....................5-32
Vehicle Stability Management (VSM).........................5-36
Hill-Start Assist Control (HAC) ....................................5-37
Goede remgewoonten ....................................................5-38 Rijmodusregelsysteem.........................................5-39
Blind spot detection-systeem (BSD) ................5-41
BSD (Blind Spot Detection)/
LCA (Lane Change Assist) .............................................5-42RCTA (Rear Cross Traffic Alert) ..................................5-45
Beperkingen van het system .......................................5-48
Autonomous emergency braking (AEB) ...........5-50 Systeeminstelling en -activering.................................5-50
AEB-waarschuwingsmelding en systeemregeling ..5-52
AEB-radarsensor vóór ..................................................5-55
Storing in het systeem...................................................5-56
Beperkingen van het systeem .....................................5-58
Lane keeping assist-systeem (LKAS) ...............5-63 Werking LKAS ..................................................................5-64
Waarschuwingslampje en - melding ..........................5-68
Wijzigen LKAS-functie ..................................................5-69
Beperkingen van het systeem .....................................5-70
Snelheidsbegrenzingssysteem ...........................5-71 Bediening snelheidsbegrenzer .....................................5-71
Cruise control .......................................................5-73 Werking cruise control ..................................................5-73
5
I-5
Lampen .........................................................................7-50
Afstellen van koplamp ..............................................7-55
Dagrijverlichting ........................................................7-59
Derde remlicht ...........................................................7-62
Mistachterlicht ...........................................................7-62
Vervangen van koplamp, parkeerlicht,
lamp richtingaanwijzer ..............................................7-51
Vervangen van lamp achterlicht ................................7-59
Vervangen van lamp interieurverlichting ..................7-62
Vervangen van lamp kentekenplaatverlichting ..........7-62
Vervangen van lamp richtingaanwijzer opzij ............7-59
Lane keeping assist-systeem (LKAS) ..........................5-63 Beperkingen van het systeem ....................................5-70
Waarschuwingslampje en - melding ..........................5-68
Werking LKAS ..........................................................5-64
Wijzigen LKAS-functie .............................................5-69
LCD-display .................................................................3-73
Bediening LCD-display .............................................3-73
LCD-modus ...............................................................3-74 Motor ..............................................................................8-2
Motorruimte ............................................................1-6, 7-3
Multimediasysteem .........................................................4-2
Antenne ........................................................................4-3
Audio/Video/Navigatiesysteem (AVN) .......................4-5
Audiobediening op stuurwiel.......................................4-4
AUX-, USB- en iPod ®
-aansluiting ..............................4-2
Bluetooth ®
Wireless Technology handsfree ................4-5
Uitleg werking autoradio .............................................4-6
Onderhoudswerkzaamheden ...........................................7-4 Verantwoordelijkheid van de eigenaar ........................7-4
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het
onderhoud uitgevoerd door eigenaar ...........................7-4
Opbergvak...................................................................3-132 Dashboardkastje .......................................................3-133
Multifunctioneel vak................................................3-134
Opbergvak middenconsole ......................................3-132
Opbergvak voor zonnebril .......................................3-133
I
Index
LM
O
I-6Overige voorzieningen ...............................................3-135
12V-aansluiting ........................................................3-137
Aansteker .................................................................3-140
Asbak .......................................................................3-135
Bagagenet (houder)..................................................3-143
Bekerhouder .............................................................3-135
Bevestigingspunt(en) vloermat ................................3-142
Draadloos laadsysteem mobiele telefoon ................3-138
Jashaak .....................................................................3-141
Klok .........................................................................3-141
Rolhoes bagageruimte .............................................3-144
USB-lader ................................................................3-138
Zonneklep ................................................................3-136
Overzicht dashboard .......................................................1-5
Overzicht exterieur ..................................................1-2, 1-3
Overzicht interieur ..........................................................1-4 Reductieoverbrenging ...................................................5-11
Bediening reductieoverbrenging ................................5-11
Goede rijgewoonten ...................................................5-16
Meldingen LCD-display ............................................5-14
Parkeren .....................................................................5-13
Remsysteem ..................................................................5-19 Antiblokkeersysteem (ABS) ......................................5-30
Auto hold-functie .......................................................5-26
Elektronische parkeerrem (EPB) ...............................5-20
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ....................5-32
Goede remgewoonten ................................................5-38
Hill-Start Assist Control (HAC) ................................5-37
Rembekrachtiging ......................................................5-19
Remblokslijtage-indicatoren ......................................5-20
Vehicle Stability Management (VSM) ......................5-36
Remvloeistof .................................................................7-14 Remvloeistofniveau controleren ................................7-14
Rijden in de winter .....................................................5-101 Sneeuw en ijs ...........................................................5-101
Voorzorgsmaatregelen voor rijden in de winter ......5-103
Rijden met een aanhanger ..........................................5-107
Index
R
I-7
Rijhulpsysteem ...........................................................3-102
Achteruitrijcamera ...................................................3-102
Parking Assist System..............................................3-117
Parking Assist System achter...................................3-103
Rijmodusregelsysteem ..................................................5-39
Ruiten............................................................................3-27 Elektrisch bedienbare ruiten ......................................3-27
Ruitensproeiervloeistof .................................................7-15 Ruitensproeiervloeistofniveau controleren ................7-15
Ruitenwisserbladen .......................................................7-18 Bladen controleren .....................................................7-18
Bladen vervangen ......................................................7-18
Ruitenwissers en ruitensproeiers ..................................3-98
Ruitensproeier voorruit ............................................3-101
Ruitenwissers voor.....................................................3-98 Schuifdak ......................................................................3-33
Schuifdak kantelen.....................................................3-34
Schuifdak open-/dichtschuiven..................................3-33
Schuifdak openen en sluiten ......................................3-33
Schuifdak resetten......................................................3-36
Zonnescherm..............................................................3-35
Shift paddle (regeling regeneratief remmen) ...............5-18
Slepen ...........................................................................6-23 Afneembaar sleepoog ................................................6-24
Bergingsbedrijf ..........................................................6-23
Slepen in een noodgeval ............................................6-25
Sloten ............................................................................3-10 Kenmerken van de automatische
portiervergrendeling/-ontgrendeling ..........................3-14
Kindersloten achterportieren .....................................3-14
Portiersloten van binnenuit vergrendelen
/ontgrendelen..............................................................3-11
Snelheidsbegrenzingssysteem.......................................5-71 Bediening snelheidsbegrenzer ...................................5-71
I
Index
S