48
DS4_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Als de radio is ingeschakeld, kunt u via
dit menu de functies van de radio (RDS,
Volgsysteem digitale zender, FM, RadioText
(TXT)) in- of uitschakelen en kunt u kiezen
op welke manier de media moet worden
afgespeeld (Normaal,Willekeurig, Willekeurig
alle media, Herhalen).
Raadpleeg voor meer informatie over het
menu "Multimedia" de rubriek Audio en
datacommunicatie.
Menu "Multimedia" Menu "Boordcomputer"
Via dit menu kunt u informatie over het
functioneren van de auto raadplegen.
Logboek waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de status- en
waarschuwingsmeldingen van de functies (aan,
uit of defect) door ze achtereenvolgens op het
multifunctionele display te laten verschijnen.
F
D
ruk op de toets "MENU" om het
algemene menu weer te geven.
F
D
ruk op de dubbele pijlen en vervolgens
op de toets "OK" om het menu
Boordcomputer te selecteren.
F
S
electeer in het menu "Boordcomputer"
de functie "Logboek waarschuw." en
bevestig uw keuze.
Menu "Telefoon"
Als de radio is ingeschakeld en dit menu is
geselecteerd, kunt u de adresboeken van de
telefoon opvragen.
Raadpleeg, voor meer informatie over
het menu "Telefoon" de rubriek Audio en
datacommunicatie .
Menu "Bluetooth-
verbinding"
Als de autoradio is ingeschakeld, kunt u via dit
menu een Bluetooth-apparaat aankoppelen
(telefoon, mediaspeler) en de aansluitmodus
ervan instellen (handsfree, audiobestanden
l eze n).
Zie voor meer informatie over het menu
"Bluetooth-verbinding" de rubriek Audio en
datacommunicatie.
01
Instrumentenpaneel
52
DS4_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Menu's
Navigatie
Telefoon Radio Media Rijden
Hiermee kan de informatie van de
boordcomputer worden weergegeven
en kunnen, volgens uitvoering, bepaalde
functies worden geconfigureerd.
Instellingen
Hiermee kunnen de weergave en het
systeem worden geconfigureerd. Internetdiensten
De internetdiensten zijn beschikbaar
via een Bluetooth, WiFi, CarPlay™ of
MirrorLink™-verbinding.
Druk op een van de toetsen van het bedieningspaneel
om het desbetreffende menu direct te openen.
1. Instellen van het geluidsvolume/onderbreken van het geluid.
Raadpleeg voor meer informatie over
het touchscreen de rubriek Audio en
datacommunicatie .
01
Instrumentenpaneel
206
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
normaal functioneren.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de
knop "START/STOP".
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak
gaat bij snelheden
Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat de
motor in de STOP-stand geschakeld
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
-
d e auto op een steile helling staat
(beklimming of afdaling),
-
he
t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start (met de
sleutel of met de knop "START/STOP")
niet
sneller dan 10 km/h heeft gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knippert het
lampje "ECO" enkele seconden en
gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Bij auto's met een automatische
transmissie
gaat bij stilstaande auto
wordt, opgeteld en weergegeven. Elke keer als u het
contact opnieuw aanzet met de sleutel of op de knop
"START/STOP" drukt, wordt deze teller op 0 gezet.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
beneden 20 km/h, of bij stilstaande auto bij
uitvoeringen met de PureTech 130 -motor of
de BlueHDi 115 of 120 -dieselmotor, dit lampje
branden op het instrumentenpaneel en wordt
de motor automatisch afgezet wanneer u de
versnellingsbak in de neutraalstand zet en het
koppelingspedaal loslaat.
dit lampje branden op het instrumentenpaneel
en wordt de motor automatisch afgezet
als u het rempedaal stevig intrapt of de
selectiehendel in de stand N zet.
06
Rijden
207
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overgang naar de START-stand
van de motor
Bij auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt, gaat
er een lampje branden of verschijnt er een
bericht met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.
In dat geval knippert het
lampje
"ECO" enkele seconden en
gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal. De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak (3 km/h bij de
PureTech 130 -motor en de BlueHDi 115 en
120 -dieselmotoren) en hoger dan 3 km/h
bij een automatische transmissie,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Bij auto's met een automatische
transmissie
gaat dit lampje uit en
wordt de motor automatisch gestart als:
-
u h
et rempedaal loslaat ter wijl de
selectiehendel in de stand D of M staat,
-
d
e selectiehendel in de stand N staat
en het rempedaal is losgelaten, en u
vervolgens de selectiehendel in de stand D
of M zet,
-
u d
e selectiehendel in de stand R
(achteruit) zet.
gaat dit lampje uit en wordt de motor
automatisch gestart als u het koppelingspedaal
volledig
intrapt.
06
Rijden
253
DS4_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor
dat de motor niet opnieuw kan worden
gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke
stoffen uit, waardoor hij niet meer aan
de Euro 6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-
systeem zo snel mogelijk contact
op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats:
na 1100
km wordt een systeem
geactiveerd dat het opnieuw starten
van de motor blokkeert.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog
kunt rijden voordat de auto stilvalt.
AdBlue® en SCR-systeem
voor BlueHDi-dieselmotoren
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen,
heeft CITROËN ervoor gekozen zijn auto's
met dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de behandeling van de
uitlaatgassen zonder dat de prestaties
veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van de vloeistof AdBlue®, die
ureum bevat, zet een katalysator tot 85%
van de stikstofoxides (NOx) om in stikstof en
water, stoffen die onschadelijk zijn voor de
gezondheid en het milieu. De AdBlue
® bevindt zich in een specifiek
reservoir. Het reservoir heeft een inhoud
van 17
liter, goed voor een actieradius
van ongeveer 20.000 km. Wanneer u met
de resterende hoeveelheid AdBlue
® nog
maximaal ongeveer 2400 km kunt rijden tot
het reservoir leeg is, wordt automatisch een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Om ervoor te zorgen dat het SCR-systeem
goed blijft werken, wordt bij elke periodieke
onderhoudscontrole aan uw auto in het
CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde
werkplaats het reservoir van de AdBlue
®
bijgevuld.
Als u ver wacht tussen twee periodieke
onderhoudscontroles meer dan 20.000 km
te rijden, moet tussentijds AdBlue worden
bijgevuld.
07
Praktische informatie
254
Bijvullen van AdBlue®
Gebruiksvoorschriften
Bewaar AdBlue® buiten het bereik
van kinderen, in de originele flacon of
jerrycan.
Als het AdBlue
® niet in de originele
flacon wordt bewaard, verliest het zijn
zuiverheid. Verdun de AdBlue
® nooit met water.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
Vul nooit AdBlue
® bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
AdBlue
® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en
geurloos (indien koel bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en met
zeep. Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de
ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende
ten minste 15 minuten met kraanwater of met
een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij
een branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een
ruime hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Deze ammoniakdampen werken irriterend op
de slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Het AdBlue
®-reservoir moet bij elke periodieke
onderhoudscontrole worden gevuld door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vanwege de inhoud van het reservoir kan
het echter noodzakelijk zijn om het reservoir
tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door
een waarschuwing (verklikkerlampjes en
melding) op wordt geattendeerd.
Dit kunt u laten uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als u zelf het reservoir wilt bijvullen, lees dan
eerst aandachtig de volgende waarschuwingen. Gebruik uitsluitend AdBlue
® die aan de norm
ISO 22241 voldoet.
De verpakking in flacons of jerrycans met
een antidruppelsysteem vergemakkelijkt het
bijvullen. De flacons met een inhoud van 1,89
liter
(1/2
gallon) en jerrycans met een inhoud van 5 of
10
liter zijn verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bevriezing van AdBlue
®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het
AdBlue
®-reservoir waardoor u onder
alle weersomstandigheden kunt blijven
rijden.
07
Praktische informatie
255
DS4_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Bewaar de flacons of jerrycans
AdBlue® niet in uw auto.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid. Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto
op een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Procedure
F Zet het contact af en ver wijder de sleutel of
druk, als uw auto daarmee is uitgerust, op
de START/STOP-knop om de motor af te
zetten.
F
Til de vloerplaat van de bagageruimte op om
toegang te krijgen tot het AdBlue®-reservoir. Z
et de vloerplaat vast door het koord aan de haak
van de steun van de hoedenplank te bevestigen.
F Maak de zwarte plastic dop los met behulp van de borglip.
F
S
teek uw vingers in de opening en draai
de blauwe dop een zesde omwenteling
linksom.
F
T
rek de dop om hem te ver wijderen
voorzichtig omhoog, zonder hem los te
laten.
Voer de lege AdBlue
®-flacons
of
-jerrycans niet als huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde
container of breng ze naar uw
verkooppunt.
07
Praktische informatie
256
Voer de lege AdBlue®-flacons niet als
huisvuil af, maar deponeer ze in de
daartoe bestemde containers of breng
de flacons naar uw verkooppunt.
Belangrijk: als het AdBlue
®-
reservoir van uw auto helemaal
leeg is - dit wordt aangegeven door
de waarschuwingsmeldingen en u
kunt in dat geval de motor niet meer
opnieuw starten - moet u het reservoir
vullen met minimaal 3,8 liter additief
(twee
flacons van 1,89 liter). Spoel gemorst additief onmiddellijk
weg met koud water of veeg het weg
met een vochtige doek.
Als het additief is gekristalliseerd,
ver wijder het dan met een spons en
warm water.
Belangrijk:
als u additief hebt
bijgevuld nadat het reservoir
leeg is geraakt , dient u ongeveer
5 minuten te wachten voordat u het
contact weer aanzet, zonder het
bestuurdersportier te openen, de
auto te ontgrendelen, de sleutel in
het contactslot te steken of de sleutel
van het Keyless entr y and star t-
systeem in het interieur te houden .
Zet vervolgens het contact aan en start
na 10 seconden wachten de motor.
F
P
ak een flacon AdBlue
®. Controleer de
houdbaarheidsdatum en lees vervolgens
aandachtig de gebruiksaanwijzing op het
etiket voordat u de inhoud van de flacon in
het AdBlue
®-reservoir van uw auto giet. F
V
eeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten
met behulp van een vochtige doek
eventuele vloeistofsporen van de rand van
de vulopening van het reservoir.
F B reng de blauwe dop aan op de vulopening
van het reservoir en draai de dop een
zesde omwenteling rechtsom tot hij stuit.
F
B
reng de zwarte plastic dop aan door hem
op de opening vast te klikken.
F
M
aak het koord los van de haak van de
steun van de hoedenplank en laat de
vloerplaat van de bagageruimte zakken.
07
Praktische informatie