47
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
ONDERHOUDSINDICATOR
De onderhoudsindicator informeert de bestuurder
over de afstand tot de volgende onderhoudscontrole,
afhankelijk van het gebruik van de auto.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is meer dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole
bedraagt 4800
km. Als het contact wordt
aangezet geeft het display gedurende
enkele seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten
van het contact geeft de teller eerst het
oliepeil (afhankelijk van de uitvoering)
en vervolgens weer de normale
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is minder dan 1000
km
Elke keer dat het contact wordt aangezet
knippert de sleutel en de resterende
kilometers worden aangegeven:
Enkele seconden na het aanzetten van
het contact, wordt het oliepeil aangegeven
(afhankelijk van de uitvoering), geeft de teller
vervolgens weer de normale kilometerstand
en de stand van de dagteller aan en blijft de
sleutel branden. Dit om aan te geven dat
er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden
Werking
Als het contact wordt aangezet,
gaat gedurende enkele seconden
het sleutelsymbool branden. De
kilometerteller geeft de resterende
kilometers (afgerond) tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole
aan.
Het onderhoudsinterval wordt
berekend vanaf de laatste nulstelling
van de onderhoudsindicator op basis
van twee parameters:
-
het aantal afgelegde kilometers,
-
de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole. Afhankelijk van de
gebruiksgewoonten van de
bestuurder kan de factor tijd
worden meegewogen bij de nog af
te leggen kilometers. Bij draaiende motor blijft de sleutel
branden totdat de onderhoudscontrole
is uitgevoerd.
Bij de uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor brandt in dit geval, als het
contact aan staat, het verklikkerlampje
Service permanent.
Elke keer als het contact
wordt aangezet, gaat de
sleutel gedurende enkele
seconden knipperen en geeft
de teller het aantal kilometers
aan dat er te veel gereden is.
Bij de uitvoeringen met een
BlueHDi-dieselmotor kan de
sleutel ook eerder gaan branden,
afhankelijk van de mate van vervuiling
van de motorolie. De vervuiling van
de motorolie is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto.
VOORDAT u GAAT RIJDEN
3
48
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Nulstelling dagteller
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
vijf minuten. Het resetten van de
onderhoudsindicator zal anders niet
worden opgeslagen.
Motorolieniveaumeter
Afhankelijk van de motoruitvoering van
uw auto wordt bij het aanzetten van het
contact eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens
gedurende enkele seconden het
motorolieniveau. Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en
een melding op het display, is het
motorolieniveau te laag, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld.
Storing
motorolieniveaumeter
Als de aanduiding
"OIL--" knippert,
duidt dit op een
storing in de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor minstens
30
minuten niet heeft gedraaid. Oliepeilstok
A
= maxi, het oliepeil mag nooit
boven dit niveau uitkomen. Een
te hoog oliepeil kan schade aan
de motor veroorzaken.
Raadpleeg in dat geval
zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
B = mini, als het oliepeil niet
boven dit niveau uitkomt, moet
het voor de motor van uw auto
voorgeschreven type motorolie
worden bijgevuld via de vuldop.
Dimmer dashboardverlichting
Druk, terwijl het contact
aan is, de knop in tot de
nullen verschijnen.
Druk, tijdens het branden
van de verlichting, op de
knop om de sterkte van
de dashboardverlichting
te veranderen. Als de
verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt,
laat dan de knop los en druk deze
vervolgens opnieuw in om de verlichting
weer feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Op 0 zetten
Het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats zet
de onderhoudsindicator na elke
onderhoudscontrole weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto hebt uitgevoerd, kan de
onderhoudsindicator op de volgende
wijze op 0
gezet worden:
-
zet het contact af,
-
druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze ingedrukt,
-
zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de
onderhoudsindicator "
=0" aangeeft; de
sleutel verdwijnt.
54
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Overgang naar de START-stand van
de motor
Het verklikkerlampje "ECO" gaat
uit en de motor wordt gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak, trapt u het
koppelingspedaal volledig in,
-
bij een elektronisch gestuurde
6-versnellingsbak
:
●
met de selectiehendel in stand
A
of M, wanneer u het rempedaal
loslaat.
●
of met de selectiehendel in
stand
N en het rempedaal los,
wanneer u de selectiehendel in
stand A of M zet,
●
of wanneer u de
achteruitversnellin
g inschakelt.
Als u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak
in de STOP-stand een versnelling
inschakelt maar daarbij het
koppelingspedaal niet volledig intrapt,
gaat er een verklikkerlampje branden
of wordt er een melding weergegeven
met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders
de motor niet gestart kan worden.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Voor uw veiligheid of comfort wordt de
START-stand automatisch geactiveerd
als:
-
u het bestuurderportier opent,
-
de veilig
heidsgordel van de
bestuurder los wordt gemaakt, In dit geval knippert het
lampje "ECO" enkele
seconden om vervolgens te
doven.
Dit is volkomen normaal.
Uitschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om
het thermische comfort in het interieur op
peil te houden, kan het nuttig zijn om het
Stop & Start-systeem uit te schakelen.
U kunt deze functie op elk
willekeurig moment uitschakelen
door de schakelaar "ECO OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar
gaat branden en er verschijnt een
bericht op het display.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar
"ECO OFF".
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat
uit en er verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Storingen
Bij een storing in het systeem
gaat het verklikkerlampje in
de schakelaar "ECO OFF"
eerst knipperen en brandt
vervolgens permanent.
Dit systeem heeft specifieke
kenmerken en maakt gebruik van
een speciale accu (raadpleeg voor
meer informatie het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de
door CITROËN voorgeschreven accu's
kan leiden tot storingen in het systeem. Laat het systeem door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de
motor niet meer wil aanslaan of direct
afslaat. Alle verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel gaan dan branden.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel.
-
de snelheid van de auto
hoger is dan 25
km/h bij een
handgeschakelde versnellingsbak
en hoger dan 11
km/h bij
een elektronisch gestuurde
6-versnellingsbak,
-
bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dit niet toelaten.
Stop & Start
56
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
HILL START A SSIST
Deze aan de dynamische
stabiliteitscontrole gekoppelde functie
(ook bekend onder de naam HHC (Hill
Holder Control)) vereenvoudigt het
wegrijden op een helling. Het systeem
wordt geactiveerd onder de volgende
omstandigheden:
-
de auto moet stilstaan met draaiende
motor en het rempedaal ingetrapt,
-
de hellin
g moet steiler zijn dan 5%,
-
bij het omhoog rijden op een
hellin
g moet de versnellingsbak
in de neutraalstand staan of
moet een andere versnelling
dan de achteruitversnelling zijn
ingeschakeld,
-
bij het afdalen van een helling moet de
achteruitversnelling zijn ingeschakeld.
De Hill Start Assist is een voorziening om het
rijcomfort te vergroten en kan niet gebruikt
worden als elektrisch bediende handrem.
Werking
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt,
hebt u zodra u het rempedaal loslaat
ongeveer 2 seconden de tijd om,
zonder dat de auto de helling af begint
te rollen, gas te geven en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de
remdruk geleidelijk te laten afnemen.
Gedurende deze fase is het mogelijk
dat de remmen hoorbaar zijn, het
teken dat de auto in beweging komt.
Storing
De Hill Start Assist wordt
gedeactiveerd onder de volgende
omstandigheden:
-
als u het koppelingspedaal laat
opkomen,
-
als de handrem wordt
aangetrokken,
-
als de motor wordt afgezet,
-
als de motor afslaat.
In het geval van een storing
in het systeem gaat dit
verklikkerlampje branden
in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
ter bevestiging op het display. Laat het
systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Starten en stoppen
59
Berlingo2VP_nl_Chap04_Ergonomie_ed02-2016
LED-DAGRIJVERLICHTING
Mistachterlichten
(amberkleurig, draai de ring
2 standen naar voren).
Mistlampen vóór (groen, draai
de ring 1
stand naar voren).
Deze worden ingeschakeld door
deze ring naar voren te draaien
en uitgeschakeld door de ring
naar achteren te draaien.
Het branden van de mistlampen
wordt aangegeven door
een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
De automatische verlichting schakelt
het mistachterlicht uit, maar de
mistlampen vóór blijven branden.
Draai de ring twee
standen naar achteren
om achtereenvolgens
het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Automatisch inschakelen van de verlichting
Bij mist of sneeuwval kan de
lichtsensor voldoende licht
waarnemen.
Hierdoor zullen de lichten niet
automatisch worden ingeschakeld.
Schakel indien nodig het dimlicht
handmatig in.
Dek de lichtsensor
, die zich achter
de binnenspiegel op de voorruit
bevindt, niet af. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische
verlichting en ruitenwissers.
Inschakelen
Het parkeerlicht en
het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende
is en als de ruitenwissers wissen. De
verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of het wissen is gestopt.
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch
wordt ingeschakeld, gaat de
dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van
verlichting overdag niet wettelijk
verplicht is, kunt u de functie in- of
uitschakelen via het configuratiemenu.
Als in de daarop volgende
30
minuten
niet wordt ingegrepen,
treedt de eco-mode in werking. om
te
voorkomen dat de accu leeg raakt.
De functies komen dan in een standby-
stand en het acculampje knippert.
De eco-mode heeft geen effect op het
branden van de parkeerlichten.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Zie in rubriek 8 het gedeelte
"Accu".
Mistlampen vóór/mistachterlicht
Deze branden in combinatie met
parkeer- en dimlicht.
Draai de ring in de stand
AUTO. Bij het
inschakelen van de functie verschijnt
een melding op het display.
Uitschakelen
Draai de ring naar voren of naar
achteren. Bij het uitschakelen van de
functie verschijnt een melding op het
display. Deze functie is niet mogelijk in
combinatie met dagrijverlichting.
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMIE en COMFORT
4
60
Berlingo2VP_nl_Chap04_Ergonomie_ed02-2016
Bij een storing in de
lichtsensor gaat de
verlichting branden en
wordt het pictogram service
weergegeven in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Follow me home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat bij
afgezet contact de dimlichten even
blijven branden om het uitstappen in
het donker te vergemakkelijken.
kOPLAMPVERSTELLING
Afhankelijk van de belading van de
auto kan het noodzakelijk zijn om de
koplampen in hoogte te verstellen.
0 - Geen belading.
1 - Gedeeltelijke belading.
2 - Gemiddelde belading.
3 - Maximaal toegestane belading.
Handmatige bediening
-
Geef binnen 1
minuut na het
afzetten van het contact een
"lichtsignaal".
De follow me home-verlichting wordt
na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische werking
Raadpleeg in rubriek 10
het
gedeelte "Menustructuur display". Stand 0: basisinstelling.
Activeer de functie via het
configuratiemenu van de
auto. Programmeren
U kunt de statische bochtverlichting desgewenst
uitschakelen via het configuratiemenu van de auto.
Standaard is de statische bochtverlichting
ingeschakeld.
Statische bochtverlichting werkt niet
De verlichting werkt in de volgende
gevallen niet:
-
bij een geringe stuuruitslag,
-
bij snelheden boven 40
km/h,
-
als de achteruit is ingeschakeld.
Statische bochtverlichting ingeschakeld
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
- bij het inschakelen van een richtingaanwijzer,
of
- als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld
om de binnenkant van de bocht extra
te verlichten bij snelheden tot 40
km/h
(handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz.).
STATISCHE
BOCHTVERLICHTING
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat
gebruiken in een land waarin het
verkeer aan de andere kant van de
weg rijdt, moet de afstelling van de
koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld
als de verlichting met de
lichtschakelaar wordt bediend.
Stuurkolomschakelaars
61
Berlingo2VP_nl_Chap04_Ergonomie_ed02-2016
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1
Normale snelheid (matige
regenval).
I
Interval.
0
Uit.
â
Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
RUITENWISSERS
HandbedieningAls het contact langer dan één minuut
is afgezet terwijl de schakelaar in
de stand
2, 1 of I stond, dient de
schakelaar weer geactiveerd te worden.
-
Zet de schakelaar in een
wille
keurige stand.
-
Zet de schakelaar vervolgens in de
gewenste stand. Dek de regensensor
, die zich
achter de binnenspiegel op de
voorruit bevindt, niet af. Inschakelen
Duw de hendel omlaag. Bij het
inschakelen van de automatische
ruitenwissers verschijnt een melding
op het display.
Deactiveren/uitschakelen
Zet de schakelaar in de stand I, 1
of 2.
Als de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het
display.
In het geval van een storing in
de werking van de automatische
ruitenwissers werken de ruitenwissers
in de intervalstand.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
De ruitenwissers werken automatisch in de
stand AUTO, waarbij de snelheid van de
wissers aan de hoeveelheid neerslag wordt
aangepast.
De werking van de ruitenwissers in andere
standen dan de stand AUTO komt overeen
met die van de handbediende ruitenwissers.
Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de schakelaar
één keer omlaag te bewegen.
Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een
wasstraat, om te voorkomen dat
de automatische ruitenwissers
worden ingeschakeld.
W
acht 's winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Automatisch wissen
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMIE en COMFORT
4
63
Berlingo2VP_nl_Chap04_Ergonomie_ed02-2016
BOORDCOMPUTER
Enkele definities
Actieradius: in deze stand geeft de
computer aan hoeveel kilometer u
nog met de resterende hoeveelheid
brandstof kunt rijden, berekend op
basis van het gemiddelde verbruik over
de laatste afgelegde kilometers.
De weergegeven waarde kan sterk
variëren door een verandering in de
wagensnelheid of het landschap.Momenteel verbruik: dit verbruik
wordt berekend en weergegeven
vanaf
30 km/h.
Gemiddeld verbruik: dit is het
gemiddelde verbruik sinds de laatste
nulstelling van de boordcomputer.
Afgelegde afstand: deze afstand
wordt berekend sinds de laatste
nulstelling van de boordcomputer.
Nog af te leggen afstand: dit is
de afstand tot de door de gebruiker
ingevoerde eindbestemming. Als het
navigatiesysteem in gebruik is, wordt
deze afstand op elk moment tijdens het
rijden opnieuw berekend.
Gemiddelde snelheid: dit is de
gemiddelde snelheid sinds de laatste
nulstelling van de boordcomputer
(contact aan).
Als de knop op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar
meermaals wordt ingedrukt, worden
de verschillende functies van de
boordcomputer achtereenvolgend
weergegeven op het display.
Druk de knop langer dan twee
seconden in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, verschijnen streepjes op het
display. Na het tanken van minimaal
10 liter brandstof wordt de actieradius
opnieuw berekend en weergegeven
zodra deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk als
tijdens het rijden voortdurend streepjes
worden weergegeven in plaats van cijfers.
Het tabblad "auto" met de actieradius,
het huidige verbruik en de nog af te
leggen afstand.
Het tabblad "1" (traject 1) met de
gemiddelde snelheid, het gemiddelde
verbruik en de afgelegde afstand
berekend over het traject "1".
Het tabblad "2" (traject 2) met dezelfde
gegevens voor een 2
e traject.
Op nul zetten
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMIE en COMFORT
4