DE MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de motor
te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
PROCEDURE MOTOR STARTEN
92) 93) 94)
21) 22) 23)
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
draai de contactsleutel naar de stand
MAR. ALLEEN VOOR DIESELVERSIES:
Het lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden en hetpictogram
verschijnt op het display.
wacht tot de lampjes uitgaan;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Als, met de startsleutel op MAR
gedraaid, het
pictogram op het
display aan blijft samen met het
waarschuwingslampje
, draai desleutel dan op STOP en dan terug naar
MAR. Als het pictogram blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die
bij de auto zijn geleverd. Neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk als
de motor nog steeds niet gestart kan
worden.
Laat de contactsleutel nooit in de
MAR stand bij afgezette motor.
INDICATIE MINIMUM
MOTOROLIENIVEAU
(indien aanwezig)
Wanneer de contactsleutel in de stand
MAR wordt gedraaid, verschijnt een
waarschuwingsbericht, gedurende enkele
seconden, als het motorolieniveau op het
minimum is.
BELANGRIJK Om het lezen van de
motorolie correct uit te voeren, moet u na
de contactsleutel op MAR te draaien,
circa 2 seconden wachten alvorens de
motor te starten.
BELANGRIJK
92)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige
gassen.
93)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht dan normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.94)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
21)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode, of gedurende de eerste
1600 km (1000 mijl) niet de maximale
prestaties van de auto te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op topsnelheid,
krachtig remmen etc.).
22)Laat de startinrichting nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet, zodat de
accu niet onnodig wordt ontladen.
23)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is schadelijk voor de motor.
24)Als het
waarschuwingslampje na
het starten of na langdurig "aanzwengelen"
gaat knipperen, duidt dit op een defect van
het voorgloeisysteem. Als de motor start,
kan het voertuig normaal gebruikt worden,
maar moet er zo snel mogelijk contact
opgenomen worden met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
86
STARTEN EN RIJDEN
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING
(voor bepaalde versies/markten)
VERSNELLINGSPOOK
De pook heeft de volgende standen:
P= Parkeren
R= Achteruitversnelling
N= Vrijstand
D= Drive, (automatische
vooruitversneling)
+= Sequentieel opschakelen
−= Sequentieel terugschakelen
Als de hendel in sequentiële modus
gebruikt wordt en verplaatst wordt van D
naar links, zijn de standen naar + of –
instabiel.
De hendel is voorzien van een knop A, die
ingedrukt moet worden om de hendel van
P naar R te verplaatsen.
De overgang van D naar de Sequentiële
Modus en omgekeerd is vrij.
De overgang van D naar N is vrij.
De overgang van N naar R en van R naar P
is alleen mogelijk met de knop op de
keuzehendel ingedrukt.
DE MOTOR STARTEN
Het starten van de motor is alleen
toegestaan met de keuzehendel in stand
P of N (met of zonder ingetrapt
rempedaal).
Bij het starten is het systeem ingesteld
op N of P (deze laatste komt overeen met
de vrijstand, maar met de wielen
mechanisch geblokkeerd).
Start&Stop systeem
Bij stilstaande auto en ingeschakeld
Start&Stop systeem, wordt de motor
uitgeschakeld als de keuzehendel in een
andere stand dan R staat (om parkeren
mogelijk te maken).
In het geval van stilstand op hellingen,
wordt de uitschakeling van de motor
geblokkeerd om de "Hillholder" functie
geactiveerd (behalve bij niet steile
hellingen en als het rempedaal niet
helemaal is ingetrapt).
De motor wordt automatisch herstart
wanneer:
het rempedaal wordt losgelaten (en de
hendel niet in N of P staat)
de pook verplaatst wordt naar een
onstabiele stand +, - of R;
de hendel van D naar links in de
"sequentiële modus" verplaatst wordt
de "+" of "–" schakelpeddels op het
stuurwiel (voor bepaalde versies/
markten) worden gebruikt
UITSCHAKELING VOERTUIG
De motor kan bij elke willekeurige stand
van de keuzehendel worden afgezet.
Versies met Start&Stop systeem
Om de motor af te zetten, moet de auto
tot stilstand worden gebracht door het
rempedaal goed in te trappen; bij
onvoldoende druk op het rempedaal zal
de motor niet afgezet worden.
Dit kenmerk kan benut worden om te
voorkomen dat de motor afslaat in
bepaalde verkeerssituaties.
DE CONTACTSLEUTEL VERWIJDEREN
28)
De contactsleutel kan alleen verwijderd
worden als de pook in stand P staat.
Draai de contactsleutel naar MAR en
vervolgens naar STOP om hem te
verwijderen.
WEGRIJDEN MET DE AUTO
Trap, om weg te rijden met de auto, vanuit
P het rempedaal in, en druk op de knop op
de versnellingspook om deze in de
gewenste stand (D, R of sequentieel) te
plaatsen.
Op het display verschijnt de
ingeschakelde versnelling.
Wanneer het rempedaal wordt
losgelaten, beweegt de auto voor- of
achteruit zodra de manoeuvre is
88
STARTEN EN RIJDEN
De correcte stand van de hendel in de
sequentiële modus wordt aangegeven
door het oplichten van de symbolen "+" en
"−" en het doven van symbool D op het
display (op het display wordt alleen de
ingeschakelde versnelling getoond).
Schakelen met de schakelpeddels op
het stuurwiel
(voor bepaalde versies/markten)
27)
Bij sommige versies kan worden
geschakeld met de schakelpeddels op
het stuurwiel fig. 63.
schakelpeddel "+" (door de peddel naar
de bestuurder te trekken fig. 63 ):
inschakelen van hogere versnelling;
schakelpeddel "-" (door de peddel naar
de bestuurder te trekken fig. 63 ):
inschakelen van lagere versnelling.
De inschakeling van een lagere of hogereversnelling gebeurt alleen als het
motortoerental dit toestaat.
Als de auto wordt gestopt in een hogere
versnelling dan de 1
e, schakelt de
versnellingsbak automatisch de 1e
versnelling in.
"Launch Control" functie
98)
De "Launch Control" strategie staat
starten met hoge prestaties toe.
Ga als volgt te werk om deze functie bij
stilstaande auto in te schakelen:
schakel op het "Alfa DNA" systeem de
"Dynamic" rijmodus in;
trap met de linkervoet het rempedaal
in en tegelijkertijd met de rechtervoet
het gaspedaal volledig in;
verplaats de versnelling met de
versnellingspook of de stuurpeddels "−"
(door de peddel naar de bestuurder toe te
halen, zoals voorheen beschreven): rpm
nemen zo toe van 2750 tot 4500;
(1.4 benzineversies) en van 1700 tot
2700 (2.0 JTD
Mversies) en van 3000 tot
3750 (1750 Turbo benzineversie);
laat het rempedaal los: op deze manier
wordt een "briljantere" start van de auto
verkregen.
Wanneer het rempedaal wordt
losgelaten, start de auto met maximale
acceleratie. Ondanks de "sequentiële
modus" zal de auto zelfstandig schakelenom maximale acceleratie te garanderen,
zodra de juiste schakelsnelheid is bereikt.
Onderbreek bovenstaande volgorde van
handelingen of laat het gaspedaal los om
deze strategie te verlaten.
BELANGRIJK
25)Schakel altijd de handrem in als de auto
op een helling staat, VOORDAT u de
versnellingspook in P zet.
26)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
27)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd )
kunnen deze afbreken.
28)Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk
om deze hermontageprocedure te laten
uitvoeren. Indien u zelfstandig te werk wilt
gaan, dient u vooral op te letten op de juiste
bevestiging van de borgklemmen. Anders
kan een verkeerde bevestiging van de
onderste en bovenste afdekking lawaai
veroorzaken.
BELANGRIJK
97)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten en
neem de sleutel mee.
63A0K0266C
90
STARTEN EN RIJDEN
START&STOP SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Het Stop/Start-systeem zet automatisch
de motor af wanneer de auto stilstaat en
start de motor zodra de bestuurder wil
wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Het symbool
verschijnt op het display
wanneer de motor wordt afgezet.
De motor opnieuw starten
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
Druk op de knopop de tunnelconsole
fig. 65 om het systeem handmatig in of
uit te schakelen.
Start&Stopsysteem inschakelen
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stopsysteem wordt
ingeschakeld. In deze toestand is de led
op de knop
gedoofd.
Start&Stopsysteem uitschakelen
Uitschakeling van het Start&Stop-
systeem wordt aangeduid door het
symbool
en een bericht op het display.
De led op de knop
gaat branden
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld.
GEMISTE AFZETOMSTANDIGHEDEN
VANDEMOTOR
Wanneer het systeem actief is, voor meer
comfort en veiligheid, en om de uitstoot
te beperken, wordt de motor in sommige
omgevingsomstandigheden,
motorcondities niet afgezet, met de
portieren niet gesloten en de
veiligheidsgordels niet vastgezet.
30)
VOORWAARDEN WAARONDER DE
MOTOR WEER GESTART WORDT
Bij ingeschakeld systeem wordt, om
redenen van comfort, emissiecontrole en
veiligheid, kan de motor automatisch
herstarten zonder actie door de
bestuurder, wanneer het voertuig en de
klimaatregeling zich in bepaalde
omstandigheden bevinden, zoals:
Wanneer een versnelling is ingeschakeld,
kan de motor alleen automatisch weer
worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te trappen.
De start wordt aan de bestuurder gemeld
met een bericht en, voor bepaalde
versies/markten, gaat het symbool
op
de display knipperen.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent het
bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan de motor
65A0K0613C
92
STARTEN EN RIJDEN
alleen opnieuw gestart worden met de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht door een geluidssignaal, het
knipperen van het symbool
op de
display (en bij sommige versies verschijnt
ook een melding op de display).
"ENERGY SAVING" FUNCTIE(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige tijd
(ongeveer 3 minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
opnieuw gestart worden met de
contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Stop/Start-systeem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt geïnformeerd over
de fout door het knipperen van het
symbool
. Bij bepaalde
versies/markten wordt er ook een
bericht op het display weergegeven.
Neem in dit geval contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE AUTO
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed worden
aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
100)
BELANGRIJK
30)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Stop/Start-systeem
worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
BELANGRIJK
100)Als de accu vervangen moet worden,
neem dan altijd contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde type
(HEAVY DUTY) en met dezelfde
specificaties.
CRUISE-CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
30 km/h op lange, droge en rechte wegen
met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen). Het
gebruik van de cruise-control wordt dus
niet aanbevolen op buitenwegen met
druk verkeer. Gebruik het systeem niet in
de stad.
93
GELUIDSSIGNAAL
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door middel
van geluidssignalen uit zoemers die in het
interieur zijn gemonteerd.
Wanneer de achteruitversnelling
ingeschakeld is, klinkt automatisch een
geluidssignaal als er een obstakel is
binnen het werkingsbereik.
Het geluidssignaal:
neem toenaarmate de afstand tussen
de auto en het obstakel afneemt;
wordt ononderbrokenwanneer de
afstand tussen de auto en het obstakel
minder dan 30 cm bedraagt en stopt
onmiddellijk als de afstand toeneemt;
blijft constantals de afstand
ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer na
circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs muren.
WERKING MET EEN AANHANGER
De werking van de parkeersensoren
wordt automatisch uitgeschakeld zodra
de elektrische stekker van de aanhanger
in het stopcontact van de trekhaak van de
auto wordt gestoken.
31)
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van deaanhangerkabel verwijderd wordt.
103)
104)
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres in
bijzondere mate op obstakels die zich
boven of onder de sensoren kunnen
bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen
voorwerpen in de buurt van de achterkant
van de auto niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan de auto
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de
werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
verminderde gevoeligheid van de
sensoren en afname van de prestaties
van het systeem kunnen te wijten zijn aan
de aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder,
dikke verf op de sensoren.
De sensoren kunnen een
niet-bestaand voorwerp (echogeluid)
wegens mechanische interferentie
detecteren, bijvoorbeeld tijdens het
wassen van de auto, in geval van regen
(sterke wind), hagel.
De door de sensoren verzonden
signalen kunnen ook gewijzigd worden
door ultrasoonsystemen (bijv.
pneumatisch remsysteem of
pneumatische hamers) in de buurt van
het voertuig.
sensorprestaties kunnen ook worden
beinvloedt door de stand van de
sensoren. Als bijvoorbeeld de geometrie
gewijzigd wordt (door slijtage van de
schokdempers, wielophanging) of de auto
te veel beladen is, of speciale afstellingen
worden uitgevoerd die de auto lager
zetten.
De detectie van obstakels in het hoge
gedeelte van de auto kan niet
gegarandeerd zijn, aangezien het
systeem obstakels detecteert die de
auto in het lage gedeelte kunnen raken.
BELANGRIJK
31)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken. De
sensoren moeten met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel autoshampoo
is toegevoegd. Wanneer speciale
reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals
stoomreinigers of hogedrukreinigers, reinig
dan de sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.
96
STARTEN EN RIJDEN
RIFORNIMENTO DELLA
VETTURA
Spegnere il motore prima di effettuare il
rifornimento di combustibile.
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije 95 RON
benzine die aan de Europese norm
EN228 voldoet. Het octaangetal van de
benzine (RON) mag niet lager zijn dan 95.
Om beschadiging aan de katalysator te
voorkomen, de tank nooit bijvullen, niet in
noodgevallen en evenmin met een
minimale hoeveelheid, met loodhoudende
benzine.
DIESELMOTOREN
Tank uitsluitend dieselolie die aan de
Europese norm EN590 voldoet. Het
gebruik van andere producten of
mengsels kan de motor onherstelbaar
beschadigen en derhalve de garantie,
door de veroorzaakte schade, ongeldig
maken.
Werking bij lage temperaturen
Bij zeer lage buitentemperaturen kan de
vloeibaarheid van de dieselolie
onvoldoende worden wegens de vorming
van paraffine met een slechte werking
van het brandstoftoevoersysteem als
gevolg.
Om deze problemen te voorkomen, zijn
afhankelijk van het seizoen verschillendesoorten Dieselolie beschikbaar:
zomerdiesel, winterdiesel en arctische
diesel (koude landen).
Als diesel wordt getankt met
specificaties die niet geschikt zijn voor
de gebruikstemperatuur, wordt
geadviseerd om TUTELA DIESEL ART
additief in de op de verpakking
aangegeven verhoudingen met de
brandstof te mengen. Schenk het additief
vóór de brandstof in de tank.
Als de auto gedurende een lange periode
in de bergen of in koude zones wordt
gebruikt of geparkeerd, wordt
geadviseerd om met de plaatselijk
beschikbare brandstof te tanken. In dit
geval wordt tevens geadviseerd om de
tank meer dan 50% gevuld te houden.
LPG-MOTOREN
De vulopening voor het gas zit naast de
benzinevuldop. Hij heeft een
terugslagklep, die in het feitelijke
vullichaam zit.Om toegang te krijgen tot vulopening 1
fig. 67, het toegangsklepje 2 openen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht tijdens het
tanken:
schakel de motor uit;
trek de handrem aan;
draai de contactsleutel naar de stand
STOP;
rook niet;
geef het speciale verloopstuk 3 aan
het personeel dat LPG tankt.
Het verloopstuk 3 beveindt zich in een
speciale kist.
BELANGRIJK Afhankelijk van het land zijn
er verschillende soorten verloopstukken
voor LPG-tankstations. Het verloopstuk
dat bij de auto in een speciaal doosje
wordt geleverd, is speciaal ontworpen
voor het land waarin de auto verkocht is.
Als u in een ander land rijdt, moet u
67A0K0906C
98
STARTEN EN RIJDEN
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Diverse voorzieningenF50
7,5
Diverse voorzieningenF51 5
+30F53 7,5
Zekeringenkast in motorruimtefig. 83
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Stroomtoevoer pomp koplampsproeier F09 30
ClaxonF10
15
AC-compressorF19 7,5
AchterruitverwarmingF20 30
BrandstofpompF21 15
Aansteker/stopcontactF85 20
12V stopcontact kofferbakF86 20
IBS Sensor laadtoestand accu voor Start&Stop systeem F87 5
Verwarming buitenspiegelsF88 7,5
112
NOODGEVALLEN