Page 13 of 303

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......31
2 Buitenspiegels ......................28
3 Cruise control .....................179
Snelheidsbegrenzer ............180
Adaptieve cruise control .....182
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 189
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie .................................. 141
Omgevingsverlichting ......... 145
Parkeerlichten .....................142
Knoppen voor Driver
Information Center ..............121
5 Instrumenten ...................... 106
6 Driver Information Center .... 121
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................. 100
8 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........1019Info-Display ........................ 125
10 Centrale vergrendeling .........21
Alarmknipperlichten ...........141
SPORT-modus ................... 177
Tour-modus ........................ 177
Brandstofkeuzeschakelaar . 108
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 115
11 Status-LED alarmsysteem ...26
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 152
13 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 152
14 Handschoenenkastje ...........69
15 Verwarming en ventilatie ....146
16 USB-ingang ........................... 10
12 V-aansluiting ..................105
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................171
Automatische
versnellingsbak ..................16718Traction Control-systeem ...174
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 175
Lane Departure Warning ...205
19 Elektrische handrem ...........172
20 Handbediende handrem .....172
21 Parkeerhulpsystemen .........195
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 159
22 Contactslot met stuurslot ...156
23 Claxon ................................ 101
Bestuurdersairbag ...............58
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 224
25 Zekeringenkast ..................242
Opbergvak ............................ 71
26 Lichtschakelaar ..................136
Instellen koplampreikwijdte 138
Mistlampen ......................... 142
Mistachterlicht ....................142
Instrumentenverlichting ......143
27 Stuurwiel instellen ..............100
Page 29 of 303

Sleutels, portieren en ruiten27Inschakelen zonder bewaking
passagiersruimte en hellingshoek auto
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u huisdieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasonetonen of bewegingen het alarm acti‐
veren. Schakel ze ook uit wanneer de
auto op een veerboot of een trein
staat.
1. Sluit de achterklep, motorkap en ruiten.
2. Druk op o. De LED in de knop
brandt maximaal tien minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt op het
Driver Information Center.
Status-LED
De status-LED is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan:test, inschakelvertragingLed
knip‐
pert
snel:portieren, achterklep of
motorkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam:systeem is geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
AlarmBij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Page 168 of 303

166Rijden en bediening1. Rijd gelijkmatig gedurende10 minuten en zorg daarbij dat
de rijsnelheid altijd meer dan
20 km/u is.
2. Als het systeem detecteert dat er
AdBlue bijgetankt is, verdwijnen
de actieradiusbeperkingen i.v.m. AdBlue.
Roep de hulp van een werkplaats in
als het systeem nog steeds niet
detecteert dat er AdBlue bijgetankt
is.
Bij het bijtanken van AdBlue bij
temperaturen van minder dan
-11 °C wordt dit wellicht niet door het systeem gedetecteerd. Parkeer de
auto in dat geval op een locatie met
een hogere buitentemperatuur
totdat de AdBlue weer vloeibaar wordt.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐
dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.Tank de AdBlue-tank helemaal vol.
Doe dit als het waarschuwingsbericht over het voorkomen van opnieuwstarten van de motor al is versche‐
nen.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
De vulopening voor AdBlue zit achter
de tankklep, rechtsachter op de auto.
De tankklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot verwijde‐ ren.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐
men.
3. Ontgrendel de tankklep door tegen de klep te duwen 3 211.
4. Schroef de tankdop van de
vulpijp.
5. Open de AdBlue-jerrycan. 6. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef hetandere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op totdat deze leeg
is of totdat er niets meer uit de
jerrycan stroomt. Dit kan zo'n vijf minuten duren.
8. Zet de jerrycan op de grond om de
slang te laten leeglopen, wacht 15 seconden.
9. Schroef de slang van de vulpijp.
10. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.