210Rijden en bediening1 uit:rijden op benzine1 knippert:voorwaarden voor
overschakelen op
rijden op LPG contro‐
leren. Licht op als aan
de voorwaarden
voldaan is.1 brandt:rijden op LPG1 knippert
5 keer en
dooft:LPG-tank is leeg of
storing in LPG-
systeem. Er verschijnt een bericht op het
Driver Information
Center.
Als de brandstoftank leeg is, start de
motor niet.
De geselecteerde brandstofmodus
wordt opgeslagen en bij de volgende
contactcyclus opnieuw geactiveerd als er aan de voorwaarden voldaan is.
Zodra de LPG-tank leeg is, wordt tot
aan het uitschakelen van de ontste‐
king automatisch op benzine overge‐
schakeld.
Bij het automatisch omschakelen van rijden op benzine op gas of omge‐
keerd werkt de motor wellicht even
niet.
De benzinetank om de zes maanden leegrijden totdat controlelampje
I oplicht en weer bijtanken. Zo
blijft de brandstofkwaliteit op peil en
rijdt het systeem goed op benzine.
De auto regelmatig voltanken om
corrosie in de tank tegen te gaan.
Storingen en oplossingen
Loop de volgende punten na als over‐ schakelen op gas niet mogelijk is:
● Is er voldoende LPG aanwezig?
● Is er voldoende benzine om te starten?
Bij extreme temperaturen in combi‐
natie met de gassamenstelling duurt
het wellicht langer voordat het
systeem van benzine op gas over‐
schakelt.
In extreme situaties kan het systeem ook weer terugschakelen naar
benzine als niet aan de minimumver‐
eisten is voldaan. Als dat het geval is,
kunt u wellicht weer overschakelen
naar rijden op LPG.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-
systeem te handhaven.
LPG heeft een specifieke geur gekre‐
gen om eventuele lekken eenvoudig
te kunnen opsporen.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de onmid‐
dellijke omgeving ruikt, schakel
dan onmiddellijk naar benzinemo‐
dus. Niet roken. Geen open vlam‐ men of ontstekingsbronnen.
Start de motor niet als u gas blijft
ruiken. Oorzaak van de storing
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Volg in ondergrondse parkeergara‐
ges de aanwijzingen van de exploi‐
tant en lokale wetgeving op.
Rijden en bediening213Plaats de trechter recht op de vulpijp
en druk deze met iets kracht erin.
Gebruik de trechter om dieselbrand‐
stof bij te tanken.
Doe de trechter na het bijtanken in de
plastic zak en plaats deze in het
opbergvak.
Systeem voor selectieve katalysator‐
reductie 3 164.
Aardgas tanken
De tankklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankklep door tegen de
klep te duwen.
9 Waarschuwing
Tank alleen met een maximale
uitgangsdruk van 250 bar bij. Tank alleen bij op tankstations met
temperatuurcompensatie.
Het tanken van aardgas helemaal
voltooien, d.w.z. de vulopening
ontluchten.
De capaciteit van de aardgastanks is
afhankelijk van de buitentempera‐
tuur, de afleverdruk en het type tank‐
installatie. Inhouden 3 282.
Klepje sluiten en vastklikken.
Benamingen van "aardgasauto's" in
het buitenland:
DuitsErdgasfahrzeugeEngelsNGVs = Natural Gas Vehi‐
clesFransVéhicules au gaz naturel - of - Véhicules GNVItaliaansMetano auto
Benamingen van "aardgas" in het
buitenland:
DuitsErdgasEngelsCNG = Compressed
Natural GasFransGNV = Gaz Naturel (pour)
Véhicules - of -
CGN = carburantgaz
naturelItaliaansMetano (per auto)
LPG tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor LPG bevindt zich achter de tankdop.
214Rijden en bedieningSchroef de tankdop van de vulpijp.
Schroef de vereiste adapter handvastop de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk de vergrendelhefboom op het
vulmondstuk omlaag.
DISH-vulpijp: Plaats het vulmondstuk
in de adapter. Druk de vergrendelhef‐ boom op het vulmondstuk omlaag.
Bajonetvulpijp: Plaats het vulmond‐
stuk op de adapter en draai deze een kwartslag rechts- of linksom. Trek de
vergrendelhefboom van het vulmond‐
stuk geheel omhoog.
EURO-vulpijp: Druk het vulmondstuk
op de adapter totdat het vastklikt.
Druk op de knop van de pomp voor
vloeibaar gas. Het vulsysteem stopt
of begint langzaam te lopen wanneer 80 % van het tankvolume is bereikt
(maximaal vulpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
om het bijtanken te stoppen. Ontgren‐
del de vergrendelhefboom en verwij‐
der het vulmondstuk. Een kleine
hoeveelheid vloeibaar gas kan
ontsnappen.
Verwijder de adapter en leg deze in
de auto.Breng de tankdop aan, opdat er geen vreemde voorwerpen in de vulope‐
ning en het systeem komen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het
systeem is het ontsnappen van
vloeibaar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onver‐
mijdelijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Omwille van de veiligheid mag de
LPG-tank maar tot 80% worden
gevuld.
De combiklep op de LPG-tank
beperkt de vulhoeveelheid automa‐
tisch. Bij meer bijtanken raden wij aan
de auto niet in de zon te zetten totdat het overschot verbruikt is.
230Verzorging van de autoAccu opladen9Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 261.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen
aanleiding geven tot blindheid of
letsel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
● Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet
het dieselbrandstofsysteem worden ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer aanzetten.
Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Herhaal deze
procedure na minstens vijf seconden.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Wisserblad vervangen
299PPanoramadak .............................. 34
Parkeerhulp ............................... 195
Parkeerlichten ............................ 142
Parkeren .............................. 18, 161
Park pilot met ultrasoonsensoren 195
Partikelfilter ................................. 162
Pech ........................................... 263
Pedaal intrappen ........................116
Persoonlijke instellingen ............128
Pollenfilter .................................. 154
Portieren ....................................... 25
Portier open ............................... 120
Prestaties ................................... 279
Profieldiepte ............................... 251
Q Quickheat ................................... 152
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 294
Rails en haken bagageruimte ......91
Regelbare instrumentenverlichting ...........143
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 293
Remassistentie .......................... 174
Rem- en koppelingssysteem .....115
Rem- en koppelingsvloeistof ......269
Remmen ............................ 171, 228Remvloeistof .............................. 228
Reparatie ongevalschade ...........289
Reservewiel ............................... 258
Richtingaanwijzer ......................113
Richtingaanwijzers ..................... 141
Roetfilter ............................. 118, 162
Rolschermen ............................... 33
Ruiten ........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......217
Rijregelsysteem .......................... 174
Rijverlichting ........................ 12, 119
S Schakelen ................................... 117
Selectieve katalysatorreductie ....164
Service ............................... 154, 268
Service-display .......................... 110
Service-informatie ...................... 268
Sjorogen ...................................... 92
Slepen ................................ 217, 263
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................252
Snelheidsbegrenzer ...........120, 180
Snelheidsmeter .......................... 106
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................228
Startbeveiliging ....................28, 119
Starten en bedienen ...................156
Starthulp gebruiken ...................261Stoelpositie .................................. 38
Stoelverstelling .............................. 6
Stoelverwarming ........................... 44
Stop/Start-systeem .....................159
Storing ....................................... 170
Storing elektrische handrem .......116
Storingsindicatielamp ................115
Stroomonderbreking ..................170
Sturen ......................................... 156
Stuurbedieningsknoppen ...........100
Stuurbekrachtiging .....................117
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......227
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling .................... 100
Symbolen ....................................... 4
T Tanken ....................................... 211
Te laag brandstofpeil .................119
Toerenteller ............................... 107
Traction Control .........................174
Traction Control-systeem UIT..... 117
trechter ....................................... 211
Trekhaak............................. 217, 218
Trekstang.................................... 217
Typeplaatje ................................ 272
U Uitlaatgassen ............................. 162
Uitrol-brandstofafsluiter .............158