124KlimaatregelingAfstandsbediening (type A)1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Z, Ü , Y , Ö en x2 7:Lang indrukken: verwarming
inschakelen, kort indrukken:
display aanzetten of selectie
bevestigen3 l:Hiermee zet u de waarden
hoger4 d:Lang indrukken: verwarming
uitschakelen, kort indrukken:
display aanzetten of menu
afsluiten5 k:Hiermee zet u de waarden
lager
Als er niet binnen tien seconden op
een knop wordt gedrukt, gaat het
display automatisch uit.
Storingsdisplays afstandsbediening
(type A)
INIT:automatische detectie -
wachten totdat
automatische detectie
voltooid isNO
SIGNAL:geen signaal -
zekering verwarming
controlerenZ:zwak signaal -
ga dichterbijÜ:accu bijna leeg -
accu vervangenY:storing verwarming -
raadpleeg werkplaatsAdd,
AddE:systeem in inleermodus
Afstandsbediening (type A) inleren
Als de voertuigaccu opnieuw is
aangesloten, gaat de LED in het
instrumentenpaneel branden en
configureert het systeem automatisch
het afstandsbedieningsmenu. Selec‐
teer als de LED knippert Add of
AddE en bevestig.
Er kunnen ook bijkomende afstands‐ bedieningen worden geconfigureerd.
Druk op de knop tot de LED gaat knip‐ peren, schakel de afstandsbediening
in, selecteer Add en bevestig.
AddE leert alleen de huidige regel‐
eenheid van de afstandsbediening in
en blokkeert alle eerder geconfigu‐
reerde eenheden. Add leert maximaal
vier afstandsbedieningen in, maar
slechts één afstandsbediening kan
het systeem op hetzelfde moment
doen werken.
Klimaatregeling125Afstandsbediening (type B)1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Z, Ü , Y , Ö en x2 l:Hiermee zet u de waarden
hoger3 UIT:Schakel de verwarming uit of
druk tegelijkertijd op Y en
UIT om de selectie te beves‐
tigen4 Y:Schakel de verwarming in of
druk tegelijkertijd op Y en UIT
om de selectie te bevestigen5 k:Hiermee zet u de waarden
lager
Als er niet binnen 30 seconden op
een knop wordt gedrukt, gaat het
display automatisch uit.
9 Waarschuwing
Schakel tijdens het bijtanken
zowel de afstandsbediening als de verwarming uit!
De afstandsbediening heeft eenmaximaal bereik van 1000 meter. Het
bereik kan afnemen door omgevings‐ omstandigheden en wanneer de accu
leeg loopt.
Storingsdisplays afstandsbediening
(type B)
Z:zwak signaal -
pas positie aanFAIL:fout tijdens signaaloverdracht -
dichterbij komen of zekering
verwarming controlerenÜ:accu bijna leeg -
accu vervangenAfstandsbediening (type B) inleren
Er kunnen ook vier bijkomende
afstandsbedieningen worden gecon‐
figureerd. Tijdens het extra inleren
wordt elke keer de oudste zender
gewist.
Verwarmingszekering gedurende
vijf seconden eruit trekken en de
zekering weer aanbrengen. Druk
binnen twee - zes seconden op UIT
gedurende één seconde. Het inleren
is voltooid.
Druk als de afstandsbediening gedu‐
rende langere tijd niet is gebruikt zes
keer op de knop UIT met tussenpo‐
zen van twee seconden, houd deze
dan gedurende nog eens
twee seconden in gedrukt en wacht
twee minuten.
126KlimaatregelingHandbediening
Afhankelijk van de versie kan de hulp‐
verwarming ook worden ingescha‐
keld voor de duur van de laatste
periode of standaard gedurende
30 minuten of meteen worden geblok‐ keerd, met behulp van de knop op het
onderste gedeelte van instrumenten‐
paneel, naast het stuurwiel.
De LED in de knop bevestigt dat het
systeem werkt.
Vervangen van de accu
Vervang de accu wanneer het bereik
van de afstandsbediening afgeno‐
men is of wanneer het symbool voor
het opladen van de accu knippert.
Open het klepje en vervang de batterij (type A: CR 2430, type B:
2CR 11108 of gelijkwaardig). Breng
de nieuwe batterij goed aan met de
plus ( <) kant naar de pluscontacten.
Zet de afdekking weer stevig op zijn
plaats.
Verwijder oude accu's volgens de
milieureglementering.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Bediening (type A)
Verwarming Y
Selecteer Y op de menubalk en druk
op G om te bevestigen. De voorafbe‐
paalde verwarmingstijd, v.b. L 30
knippert in de display. De fabrieksin‐
stelling is 30 minuten.
Stel de verwarmingstijd af met k of
l en bevestig. De waarde kan
worden ingesteld van tien tot
120 minuten. Noteer vanwege het
stroomverbruik de verwarmingstijd.
Om uit te schakelen, selecteert u
opnieuw Y op de menubalk en drukt
u op d.
Ventilatie x
Selecteer x op de menubalk en druk
op G om te bevestigen.
Stel de ventilatietijd af met k of l en
bevestig. De waarde kan worden
ingesteld van tien tot 120 minuten. Noteer vanwege het stroomverbruik
de verwarmingstijd.
Om uit te schakelen, selecteert u
opnieuw x op de menubalk en drukt
u op d.
Programmeren P
U kunt maximaal drie vooraf inge‐ stelde vertrektijden programmeren,
ofwel gedurende één dag of gespreid over één week.
158Rijden en bediening
Het systeem bestaat uit vier ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Let op
Accessoires e.d. die in het detectie‐
gebied van de sensoren gemon‐
teerd zijn kunnen storingen in het
systeem veroorzaken.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch geac‐
tiveerd als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld. Een kort geluids‐ signaal geeft aan dat het systeem
gereed is voor gebruik.
Een obstakel wordt aangegeven door
pieptonen en, afhankelijk van de
auto, wordt ook weergegeven op het
infodisplay. De pieptonen klinken
steeds sneller naarmate de auto het
obstakel nadert. Is de afstand kleiner
dan 30 cm, dan klinkt er een onon‐
derbroken geluidssignaal.
Let op
In versies met een melding op het
infodisplay kunt u het volume van de zoemer aanpassen via het Infotain‐
mentsysteem. Raadpleeg voor meer informatie de Handleiding Infotain‐ment.
UitschakelenHet systeem kan permanent of tijde‐
lijk uitgeschakeld worden.
Let op
In versies met een melding op het infodisplay kunt de functie deactive‐
ren via het Infotainmentsysteem.
Raadpleeg voor meer informatie de
Handleiding Infotainment.
Tijdelijk uitschakelen
Deactiveer tijdelijk het systeem door
met ingeschakeld contact op r op
het instrumentenpaneel te drukken.
Bij het deactiveren brandt de LED in
de toets.
Wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, klinkt er geen
geluidssignaal ter bevestiging.
Het systeem wordt bij het indrukken
van r of de volgende keer dat het
contact wordt ingeschakeld, opnieuw
geactiveerd.
Permanent uitschakelen
Deactiveer permanent het systeem
door met ingeschakeld contact gedu‐
rende ongeveer drie seconden op
r op het instrumentenpaneel te
drukken. Bij het permanent deactive‐ ren brandt de LED in de toets continu.
160Rijden en bedieningAchteruitkijkcameraDe achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruit rijden
door weergeven van een beeld van
de zone achter de auto in de binnen‐
spiegel of op het displayscherm van
het Infotainmentsysteem.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera bevinden, bijv. onder de
bumper of onder de auto, worden niet getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het display hebt gekeken. Contro‐
leer eerst de omgeving aan de
achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
De camera is gemonteerd boven de
achterdeuren/achterklep.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Let op
Voor een optimaal zicht mag de
achteruitkijkcamera niet door vuil, sneeuw of ijs geblokkeerd zijn.
Inschakelen
Displayscherm binnenspiegel
Het achteruitkijkcameradisplay wordt
automatisch ingeschakeld wanneer
de achteruitversnelling wordt inge‐
schakeld. Ter bevestiging van de
inschakeling klinkt een geluidssig‐
naal.
Rijden en bediening161Displayscherm Infotainmentsysteem
Bij auto's met een navigatiesysteem
verschijnt mogelijk het achteruitkijk‐
cameradisplay op het scherm van het Infotainmentsysteem (afhankelijk van
de versie).
Display baanrijstrook (1)
Afhankelijk van de versie verschijnt
de baanrijstrook (1) van de auto in
blauw op het infodisplay. Deze toont
de baan van de auto op basis van de stuuruitslag.
Display vaste rijstrook (2)
Het display van de vaste rijstrook (2) toont het traject van de auto als dewielen rechtuit blijven staan.
Richtlijnen (3, 4, 5) worden samen
met het display van de vaste
rijstrook (2) gebruikt en geven de
afstand achter de auto aan.De richtlijnintervallen zijn als volgt:3 (Rood):30 cm4 (Geel):70 cm5 (Groen):150 cmInstellingen
Instellingen als helderheid, contrast
en kleuren kunnen worden gewijzigd
via het Infotainmentsysteem. U kunt
de functie ook permanent uitschake‐
len. Raadpleeg voor meer informatie
de Handleiding Infotainment.
Uitschakelen
Als de achteruitversnelling gedu‐
rende ongeveer vijf seconden niet
wordt ingeschakeld, wordt de camera
na enige tijd weer ingeschakeld.
Storing
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● in een donkere omgeving
● als de zon of koplampen van andere auto's direct in de lens
van de camera schijnen
Verzorging van de auto187Nr.Stroomkring1Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)2Aanpassingen3Aanpassingen4Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)5Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning6Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem7Elektrische buitenspiegels/extra aanpassingen8Verwarmbare buitenspiegels9Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaan‐
sluiting10Multimedia/trekhaak11Interieurverlichting/ontlaadbe‐
veiliging accu12Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechtsNr.Stroomkring13Alarmknipperlichten/richting‐
aanwijzers14Centrale vergrendeling15Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links16Mistlampen voor/mistachter‐
lichten/kentekenverlichting17Alarm/claxon/verlichting/wisser18Instrumentengroep19Verwarmings- en recirculatie‐
systeem20Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon21Accu algemeen22Achteruitrijlichten23Remschakelaar24Brandstofinspuiting/startmotor25Airbag/stuurslot26Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit27Stuurbekrachtiging28RemlichtenNr.Stroomkring29Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)30Servicedisplay31Aansteker/elektrische aanslui‐
ting32Verwarmings- en recirculatie‐
systeem33Remlichten/ABS/startbeveili‐
ging34Interieurverlichting/airco35Starten met elektronisch sleutel‐
systeem36Achterruitwisser37Waarschuwingssignalen3812V-aansluiting bagageruimte39Elektrisch verstelbare bestuur‐
dersruit4012V-aansluiting achterin41Starten/carrosserieregelmodule42Stoelverwarming43Tachograaf
206Verzorging van de autoVelgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld als de carrosserie.
Lakschade Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat
zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig lederen bekleding met zuiver
water en een zachte doek. Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als
de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.