Page 10 of 209
8Kort en bondigHoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Hoofdsteunen 3 33.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in
gordelslot vastmaken. De veiligheids‐ gordel mag niet gedraaid zitten en
moet strak tegen het lichaam aanlig‐
gen. De rugleuningen mogen niet te
ver naar achteren hellen (maximaal
ca. 25 °).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 34, veiligheidsgor‐
dels 3 37, airbagsysteem 3 39.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
Spiegel met handmatige dimfunctie
3 28.
Page 11 of 209
Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Hendel in de gewenste richting kante‐len.
Buitenspiegels 3 27, Handmatig
verstellen 3 27.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Elektrische verstelling 3 27, Inklap‐
bare buitenspiegels 3 27.
Verwarmbare buitenspiegels 3 28.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 39, contactslot‐
standen 3 109.
Page 13 of 209

Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........21
Elektrische ruitbediening .......29
2 Buitenspiegels ......................27
3 Cruise control .....................124
Snelheidsbegrenzer ...........126
Verwarmd stuurwiel ..............60
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................... 95
Omgevingsverlichting ........... 97
Parkeerlichten ....................... 96
5 Zijdelingse luchtroosters .....106
6 Instrumenten ........................ 65
7 Driver Information Center ...... 76
8 Stuurbedieningsknoppen .....60
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
achterruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 61
10 Middelste luchtroosters ......106
11 Alarmknipperlichten .............94
12 Info-Display ........................... 81
13 Status-led diefstalalarm‐
systeem ................................ 2614 Infotainmentsysteem
15 Handschoenenkastje ...........52
16 Verwarming en ventilatie ......99
17 AUX-ingang, USB-ingang
18 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................115
Keuzehendel,
geautomatiseerde
versnellingsbak ...................116
19 Stoelverwarming ...................36
20 Handrem ............................. 120
21 Contactslot met stuurslot ...109
22 Claxon .................................. 61
Bestuurdersairbag ...............43
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 140
24 Stuurwiel instellen ................60
25 Zekeringhouder ..................155
26 Traction Control-systeem ...121
Stadsmodus ........................ 123
Stop/Start-systeem .............111
Brandstofkeuzeschakelaar ...66
Lane Departure Warning ...128Elektronische
stabiliteitsregeling ...............122
27 Lichtschakelaar ....................93
Koplampverstelling ............... 94
Mistlamp ................................ 95
Mistachterlicht ......................95
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ......................... 96
Page 23 of 209

Sleutels, portieren en ruiten21
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der zijwaarts openen. Batterij vervan‐ gen (batterijtype CR 2032), let hierbij
op de juiste plaatsing. Handzender
sluiten en synchroniseren.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het
bestuurdersportier openen met de
sleutel in het slot. De handzender
wordt gesynchroniseerd wanneer het contact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de
volgende instellingen automatisch in
het geheugen van de sleutel opgesla‐
gen:
● verlichting
● voorinstellingen voor infotain‐ mentsysteem
● centrale vergrendeling ● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de sleutel met het geheugen de
volgende keer in het contactslot wordt gestoken en naar stand 1 3 109
wordt gedraaid.Voorwaarde is wel dat Aanpassing
door bestuurder is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display.
Dit moet worden ingesteld voor elke
gebruikte sleutel.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Centrale vergrendeling
Portieren en bagageruimte ontgren‐
delen en vergrendelen.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Page 35 of 209

Stoelen, veiligheidssystemen33Stoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 33
Voorstoelen .................................. 34
Stoelpositie ................................ 34
Stoelverstelling .......................... 35
Verwarming ............................... 36
Veiligheidsgordels .......................37
Driepuntsgordel ......................... 38
Airbagsysteem ............................. 39
Frontaal airbagsysteem .............43
Zijdelings airbagsysteem ...........43
Gordijnairbagsysteem ...............44
Airbag deactiveren ....................44
Kinderveiligheidssystemen ..........46
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 48
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ......51
Top-Tether-bevestigingsogen ..51Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Druk op de ontgrendelingsknop, stel
de hoogte in en klik deze vast.
Page 36 of 209
34Stoelen, veiligheidssystemenHoofdsteunen achter,
hoogteverstelling
Trek de hoofdsteun omhoog en laat
deze vastklikken. Omlaag zetten:
druk op de pal om de hoofdsteun los
te zetten en omlaag te drukken.
Hoofdsteun achter wegnemen
Bijv. bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem 3 46.
Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Page 41 of 209
Stoelen, veiligheidssystemen39Losmaken
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Gebruik van de veiligheidsgordel
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag
mogelijk over het bekken lopen
om druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op
explosieve wijze in werking
treden.
Page 42 of 209

40Stoelen, veiligheidssystemenLet op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len. Laat beschadigde afdekkingen
vervangen door een werkplaats.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐
tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de
auto.
Bij het ontplooien van de airbags kunnen ontsnappende hete gassenbrandwonden veroorzaken.Storing
Bij een storing in het airbagsysteem
licht het controlelampje v op en
verschijnt er een bericht of een code
op het Driver Information Center. Het
systeem buiten werking is.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Controlelampje voor airbagsystemen
3 71.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemenEN: NEVER use a rearward-facing
child restraint on a seat protected by
an ACTIVE AIRBAG in front of it;
DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur.
DE: Nach hinten gerichtete Kinder‐
sitze NIEMALS auf einem Sitz
verwenden, der durch einen davor
befindlichen AKTIVEN AIRBAG
geschützt ist, da dies den TOD oder
SCHWERE VERLETZUNGEN DES
KINDES zur Folge haben kann.
FR: NE JAMAIS utiliser un siège d'en‐
fant orienté vers l'arrière sur un siège
protégé par un COUSSIN GONFLA‐
BLE ACTIF placé devant lui, sous
peine d'infliger des BLESSURES
GRAVES, voire MORTELLES à l'EN‐ FANT.
ES: NUNCA utilice un sistema de
retención infantil orientado hacia
atrás en un asiento protegido por un
AIRBAG FRONTAL ACTIVO. Peligro
de MUERTE o LESIONES GRAVES para el NIÑO.
RU: ЗАПРЕЩАЕТСЯ
устанавливать детское
удерживающее устройство лицом
назад на сиденье автомобиля,