Page 65 of 135

Spraakherkenning65commando's soms verkeerd zal
begrijpen en dus niet de juiste hande‐
ling uitvoert.
Let op
Als u de spraakherkenning start, kan het een voordeel zijn om de Meer
bevestigen -instelling te gebruiken.
Als u meer ervaring hebt met het
systeem, d.w.z weet hoe u de
commando's moet uitspreken zodat
de spraakherkenning u goed
begrijpt, kan het handiger zijn om de
Minder bevestigen -instelling te
gebruiken.Lengte waarschuwing
De lengte en gedetailleerdheid van
de vragen en meldingen van het
spraakherkenningssysteem kunnen in het bijbehorende submenu worden
aangepast.Snelheid audiomelding
De snelheid waarmee het spraakher‐ kenningsmenu vragen stelt en
meldingen doet kan in het correspon‐
derende submenu worden ingesteld.
Kiest u Medium , dan komt de spreek‐
snelheid van het systeem overeen
met natuurlijke spraak.Let op
Als u de spraakherkenning start, kan het een voordeel zijn om de Lang-
instelling te gebruiken. Als u meer
ervaring hebt met het systeem, kan
het voordelen hebben om de instel‐
ling Kort te gebruiken.Tips "Wat kan ik zeggen?" weergeven
Zet afhankelijk van of uw mogelijke
spraakcommando's op het scherm
wilt laten weergeven Tips "Wat kan ik
zeggen?" weergeven op Aan of Uit.
Spraakdoorschakel-toepassing
Via de spraakdoorschakel-toepas‐sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone.
De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk van uw smartphone.
Bezoek onze website voor meer infor‐
matie over de compatibiliteit.
Gebruik
Geïntegreerde spraakherkenning
Spraakherkenning activeren Let op
Tijdens een actief telefoongesprek is
spraakherkenning niet beschikbaar.Activeren door de knop w op het stuur
in te drukken
Druk op w op het stuurwiel.
Het audiosysteem wordt onderdrukt,
u wordt gevraagd een commando te
geven en op het Info-Display verschij‐
nen hulpmenu's met de belangrijkste
commando's die beschikbaar zijn.
Een pieptoon geeft aan dat de
spraakherkenning gereed is voor
spraakinvoer. Het spraakherken‐
ningssymbool in de rechter boven‐
hoek van het helpmenu verandert van wit naar rood.
U kunt nu een spraakcommando geven om een systeemfunctie te star‐
ten (bijvoorbeeld een vooraf inge‐
stelde radiozender afspelen).
Page 66 of 135

66SpraakherkenningActiveren via de schermtoets
SPRAAK op het middendisplay
Selecteer SPRAAK op de interactieve
selectiebalk van een van de hoofd‐
menu's op het middendisplay.
Het audiosysteem wordt onderdrukt,
u wordt gevraagd een commando te
zeggen en op het middendisplay
verschijnt een helpmenu met de
belangrijkste commando's die
momenteel beschikbaar zijn.
Een pieptoon geeft aan dat de
spraakherkenning gereed is voor
spraakinvoer. Het spraakherken‐
ningssymbool rechts in het helpmenu verandert van zwart naar rood.
U kunt nu een spraakcommando geven. Zie bovenstaande beschrij‐
ving.
Regelen van het volume van de
gesproken instructies
Druk ! of # op het stuurwiel omhoog
(hoger volume) of omlaag (lager
volume).Een gesproken instructie
onderbreken
Als ervaren gebruiker kunt u een
gesproken instructie onderbreken
door kort op w op het stuurwiel te
drukken.
Er klinkt een piep en het spraakher‐
kenningssymbool wordt rood. U kunt
nu direct een commando inspreken.
Een dialoogreeks annuleren
Er zijn diverse manieren om een
dialoog te annuleren en om de
spraakherkenning te deactiveren:
● Zeg " Annuleren " of "Exit".
● Druk op n op het stuurwiel.
● Als de spraakherkenningssessie via de schermtoets SPRAAK op
het middendisplay hebt gestart,
dan kunt u ook:
● Of druk op ; op het bedie‐
ningspaneel.
● Selecteer m of Uit in het
help-menu.In de volgende situaties wordt een
dialoogreeks automatisch geannu‐
leerd:
● Als u gedurende een bepaalde tijd geen commando zegt (stan‐
daard wordt u driemaal gevraagd
een commando te zeggen).
● Als u commando's zegt die niet door het systeem worden
herkend (standaard wordt u drie‐
maal gevraagd een juist
commando te zeggen).
Bediening via spraakcommando's
De spraakherkenning herkent
commando's die op natuurlijke wijze
in een zin worden uitgesproken, of
directe commando's om de toepas‐ sing en actie te starten.
Voor een optimaal resultaat: ● Luister naar de gesproken instructie en wacht op de piep‐
toon voor u een commando
uitspreekt of antwoord geeft.
● Zeg " Help" of lees een van de
voorbeeldcommando's in het
scherm voor.
Page 67 of 135

Spraakherkenning67● U kunt de gesproken vraagonderbreken door nogmaals op
w te drukken.
● Wacht op de pieptoon en spreek het commando op natuurlijke
wijze uit, niet te snel, niet te lang‐ zaam. Gebruik korte en directe
commando's.
De commando's bestaan doorgaans
uit één instructie. Bijvoorbeeld "David op werk bellen"; "Afspelen", gevolgd
door de naam van de artiest of het
nummer; "Afstemmen", gevolgd door
de golflengte en frequentie/zender‐
naam; "Adres zoeken", gevolgd door het adres, zoals "123 Hoofdweg,
Amsterdam".
Het systeem start een dialoog als
sprake is van complexe commando's
of wanneer er informatie ontbreekt.
Bij het zoeken naar een "Nuttige
plaats" kunt u alleen grote ketens op
naam selecteren. Ketens zijn bedrij‐
ven met ten minste 20 locaties. Noem
voor andere POI's de naam van een
categorie, bijv. "Restaurants",
"Winkelcentra" of "Ziekenhuizen".Bij het commando "Telefoon" of
"Telefooncommando's" begrijpt het
systeem dat u wilt bellen en
antwoordt het met relevante vragen totdat het voldoende details heeft. Is
het telefoonnummer met een naam
en een plaatsnaam opgeslagen, dan
moet het directe commando beide
gegevens bevatten, bijvoorbeeld "Bel
David Smit op het werk".Lijstopties selecteren
Als er een lijst wordt weergegeven,
wordt u gevraagd om een optie te
kiezen of te bevestigen. U kunt hand‐ matig een optie selecteren, of het
bijbehorende regelnummer uitspre‐
ken.
De lijst in een spraakherkenningssys‐
teem werkt op dezelfde wijze als lijs‐
ten in andere schermen. Door hand‐
matig door de lijst te bladeren tijdens
een spraakherkenningssessie wordt
de actuele spraakherkenningssessie
tijdelijk onderbroken en verschijnt de instructie "Selecteer uit de lijst met de handmatige bedieningselementen,
druk op de console op back (terug) of
druk op de schermtoets terug om het
opnieuw te proberen".Als u niet binnen 15 seconden hand‐
matig een lijstvermelding selecteert, wordt de spraakherkenningssessie
beëindigd, volgt er een bericht met
een vraag en verschijnt het eerdere
scherm weer.Het commando "Terug"
Om terug te keren naar het vorige
menu kunt u " Terug" zeggen, op het
bedieningspaneel op k BACK druk‐
ken of op m drukken.Het commando "Help"
Nadat u " Help" heb gezegd, klinkt de
help-instructie voor het huidige
scherm. De instructie verschijnt ook
op het scherm.
Druk op w om de help-instructie te
onderbreken. Er klinkt een pieptoon.
U kunt nu een commando geven.
Spraakdoorschakel-toepassing
Spraakherkenning activeren
Houd s op het stuurwiel ingedrukt tot
een spraakherkenningspictogram
verschijnt.
Page 68 of 135
68SpraakherkenningRegelen van het volume van de
gesproken instructies
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk ! of # op het stuurwiel
omhoog (hoger volume) of omlaag (lager volume).
Spraakherkenning deactiveren
Druk op n op het stuurwiel. De
spraakherkenningssessie wordt
beëindigd.
Page 69 of 135

Telefoon69TelefoonAlgemene aanwijzingen...............69
Bluetooth-verbinding ....................70
Noodoproep ................................. 72
Bediening ..................................... 73
Tekstberichten ............................. 76
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ....................79Algemene aanwijzingen
Het telefoonportaal biedt u de moge‐
lijkheid om via een microfoon en de
luidsprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele telefoon te bedienen. Om het tele‐
foonportaal te kunnen gebruiken,
moet de mobiele telefoon via Blue‐
tooth met het Infotainmentsysteem
verbonden zijn.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐ treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de gebruikershand‐
leiding van uw mobiele telefoon. U
kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
Page 70 of 135

70Telefoonmobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons of andere appara‐
ten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het Infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via het Bluetooth-instellingenmenu
worden koppelingen (uitwisselen van
pincodes tussen Bluetooth-apparaat
en Infotainmentsysteem) tot stand
gebracht en de Bluetooth-apparatuur
met het Infotainmentsysteem verbon‐ den.
Bluetooth-instellingenmenu Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Selecteer BlueTooth om het betref‐
fende submenu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Belangrijke informatie ● Aan het systeem kunnen maxi‐ maal vijf apparaten worden
gekoppeld.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het infotain‐mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is in de regel slechts één keer noodzakelijk, tenzij het
apparaat van de lijst met gekop‐
pelde apparaten wordt gewist.
Als het apparaat eerder verbon‐den was, brengt het Infotain‐
mentsysteem automatisch een verbinding tot stand.
● Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Sluit het apparaat daarom
aan op een USB-poort, zodat het wordt opgeladen.
Koppelen via de toepassing
Instellingen
1. Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het start‐
scherm.
Selecteer BlueTooth om het
betreffende submenu weer te
geven.
2. Selecteer Apparaat verbinden .
Selecteer eventueel
Apparaatbeheer om de appara‐
tenlijst weer te geven en selecteer vervolgens Apparaat verbinden .
3. Op het Infotainmentsysteem verschijnt er een melding met de
naam en de pincode van het Info‐
tainmentsysteem.
4. Activeer het zoekproces in het te koppelen Bluetooth-apparaat.
Page 71 of 135

Telefoon715. Bevestig de koppelprocedure:● Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de
meldingen op het Infotain‐ mentsysteem en het Blue‐
tooth-apparaat.
● Als SSP (secure simple pairing) niet wordt onder‐
steund:
Selecteer PIN instellen als u
de pincode van het Infotain‐
mentsysteem wilt wijzigen.
Er verschijnt een toetsen‐ blok. Voer de nieuwe
pincode in en bevestig uw
invoer.
Voer de pincode van het Info‐
tainmentsysteem op het
Bluetooth-apparaat in en
bevestig uw invoer.
6. Het Infotainmentsysteem en het apparaat zijn verbonden en de
apparaatlijst wordt weergegeven.Let op
Bij problemen met de Bluetooth-
verbinding verschijnt er een
storingsmelding op het scherm van
het Infotainmentsysteem.
7. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het Info‐
tainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Voor het lezen van de contacten
door het Infotainmentsysteem
moeten deze zijn opgeslagen in het
telefoongeheugen van de mobiele
telefoon.
Wordt deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat ondersteund,
dan verschijnt er een bijbehorend
bericht op het Infotainmentsys‐
teem.
Koppelen via de Telefoon-toepassing 1. Druk op ; en selecteer
TELEFOON op het startscherm.
2. Selecteer Apparaat verbinden .3.Ga verder met stap 3 van "Koppe‐
len via de toepassing Instellingen"
(zie bovenstaand).
4. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt het telefoon‐
menu weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-
verbinding verschijnt er een
storingsmelding op het scherm van
het Infotainmentsysteem.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
1. Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het start‐
scherm.
Selecteer BlueTooth om het
betreffende submenu weer te
geven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wenst te koppelen.
4. Het apparaat is verbonden en wordt getoond in het Verbonden-
veld van de apparaatlijst.
Page 72 of 135

72TelefoonEen apparaat loskoppelen1. Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het start‐
scherm.
Selecteer BlueTooth om het
betreffende submenu weer te
geven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer ╳ naast het momenteel verbonden Bluetooth-apparaat.
Er verschijnt een bericht dat u
moet beantwoorden.
4. Selecteer Ja om het apparaat los
te koppelen.
Een apparaat wissen 1. Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het start‐
scherm.
Selecteer BlueTooth om het
betreffende submenu weer te geven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.3. Selecteer ─ naast het te wissen Bluetooth-apparaat. Er verschijnt
een bericht dat u moet beantwoor‐
den.
4. Selecteer Ja om het apparaat te
wissen.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken
worden gebeld; mogelijkerwijs
kunnen deze oproepen niet
gedaan worden wanneer
bepaalde netwerkdiensten en/of
telefoonfuncties actief zijn. U kunt
hierover uw lokale netwerkexploi‐
tant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
Een noodoproep maken
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonaansluiting met het nood‐
oproepcentrum wordt ingesteld.
Beantwoord de vragen van het perso‐ neel over de noodoproep.