Page 116 of 277

114VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 114
Lichtschakelaar .......................114
Automatische verlichting .........115
Grootlicht ................................. 115
Lichtsignaal ............................. 115
Koplampverstelling ..................116
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 116
Dagrijlicht ................................. 116
Xenon verlichtingssysteem ......117
Alarmknipperlichten .................118
Richtingaanwijzers ..................118
Mistlampen voor ......................119
Mistachterlicht ......................... 119
Parkeerlichten ......................... 119
Achteruitrijlichten .....................120
Beslagen lampglazen ..............120
Binnenverlichting .......................120
Regelbare instrumentenverlichting .........120
Leeslampen ............................. 121
Verlichtingsfuncties ....................122
Instapverlichting ......................122
Uitstapverlichting .....................122
Ontlaadbeveiliging accu ..........123Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:Verlichting uit8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Controlelamp 8 3 96.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
de koplampen worden auto‐ matisch in- en uitgescha‐
keld, afhankelijk van het
omgevingslichtm:Activering of deactivering
van de automatische
verlichting. Schakelaar
keert terug naar AUTO8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Page 122 of 277

120VerlichtingAchteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐ len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● plafondverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Bij auto’s met automatische verlich‐
ting kan de helderheid alleen worden
aangepast wanneer de rijverlichting
aanstaat en de lichtsensor nachtelijke
omstandigheden detecteert.
Binnenverlichting
Voorste interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
middelste
stand w:automatisch inscha‐
kelen bij openen van
een portier. Gaat na
enige tijd uitdruk op I:permanent aandruk op 0:permanent uit
Page 272 of 277

270TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............244, 249
Aanduidingen op banden ..........218
Aanhangerkoppeling ..................189
Aanhangerstabilisatie ................193
Aanhanger trekken ....................189
Aansteker .................................... 84
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 195
Accu ........................................... 200
Achterlichten .............................. 207
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitkijkcamera ...................174
Achteruitrijlichten .......................120
Afmetingen auto ........................258
Afslagverlichting ......................... 117
Airbag deactiveren ....................... 48 Airbag-deactivering ...................... 92
Airbag en gordelspanners ...........91
Airbaglabel.................................... 43
Airbagsysteem ............................. 43
Airconditioning ........................... 125
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 133
Alarmknipperlichten ...................118
Algemene informatie .................. 189
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 135
Andere auto slepen ...................238Antiblokkeersysteem .................151
Antiblokkeersysteem (ABS) .........93
Asbakken ..................................... 84
Autogegevens ............................ 249
Autokrik....................................... 216
Automatische dimfunctie .............30
Automatische verlichting ............ 115
Automatische versnellingsbak ...143
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 237 Auto stallen ................................. 195
Autostop ............................... 96, 137
B Bagageruimte ........................ 25, 68
Bagageruimte-afdekking .............69
Bandenreparatieset ...................226
Bandenspanning .......................218
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 95, 219
Bandenspanningswaarden ........260
Batterijspanning .........................106
Bedieningsorganen ......................77
Bekerhouders .............................. 57
Bekleding .................................... 242
Beladingsinformatie .....................74
Beslagen lampglazen ................120
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 156