Kort en bondig111Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 118
Uitstapverlichting ................ 122
Parkeerlichten .....................119
Knoppen voor Driver
Information Center ................97
2 Instrumenten ........................ 84
3 Waarschuwingslamp voor
frontaanrijding ....................160
4 Driver Information Centre ...... 97
5 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 77
6 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
achterruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 78
7 Centrale vergrendeling .........22
Stadsmodus ........................ 155
Brandstofkeuzeschakelaar ...86
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 137Traction Control-systeem ...153
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 154
Parkeerhulp ........................ 163
Lane Departure Warning ......77
Stoelverwarming ...................40
Verwarmd stuurwiel ..............77
8 Status-LED alarmsysteem ...27
9 Alarmknipperlichten ...........118
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 92
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................91
10 Info-Display ........................ 102
11 Middelste luchtroosters ......132
12 Zijdelingse luchtroosters,
passagierszijde ...................132
13 Airbag deactiveren ...............48
14 Handschoenenkastje ...........57
15 Verwarming en ventilatie ....124
16 Stekkerdoos .......................... 83
17 USB-ingang ........................... 10
18 Keuzehendel ....................... 14419Handrem ............................. 152
20 Contactslot met stuurslot ...135
21 Claxon .................................. 78
Bestuurdersairbag ...............47
22 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 196
23 Stuurwiel instellen ................77
24 Lichtschakelaar ..................114
Koplampverstelling ............116
Mistachterlicht ....................119
Mistlampen .......................... 119
Helderheid van instrumen‐ tenverlichting ....................... 120
Zekeringhouder ..................215
25 Elektrische ruitbediening .......31
26 Buitenspiegels ......................29
27 Cruise control .....................156
Snelheidsbegrenzer ...........158
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................ 160
76Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................77
Stuurwielverstelling ...................77
Stuurbedieningsknoppen ...........77
Verwarmd stuurwiel ...................77
Claxon ....................................... 78
Wis-/wasinstallatie voorruit ........78
Wis-/wasinstallatie achterruit .....79
Buitentemperatuur .....................80
Klok ........................................... 81
Elektrische aansluitingen ...........83
Inductief opladen .......................83
Aansteker .................................. 84
Asbakken ................................... 84
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................84
Instrumentengroep ....................84
Snelheidsmeter ......................... 84
Kilometerteller ........................... 85
Dagteller .................................... 85
Toerenteller ............................... 85
Brandstofmeter .......................... 86
Brandstofkeuzeschakelaar ........86
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 87Service-display.......................... 87
Controlelampen ......................... 88
Richtingaanwijzer ......................90
Gordelverklikker ........................91
Airbag en gordelspanners .........91
Airbag-deactivering ...................92
Laadsysteem ............................. 92
Storingsindicatielamp ................92
Service-indicatie ........................92
Rem- en koppelingssysteem .....93
Pedaal intrappen .......................93
Antiblokkeersysteem (ABS) .......93
Schakelen .................................. 93
Stuurbekrachtiging ....................93
Lane Departure Warning ...........93
Ultrasoonparkeerhulp ................94
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............94
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....94
Traction Control-systeem UIT ...94
Voorverwarming ........................94
Roetfilter .................................... 94
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 95
Motoroliedruk ............................. 95
Te laag brandstofpeil .................95
Startbeveiliging .......................... 96
Motorvermogen verminderd ......96
Autostop .................................... 96Rijverlichting.............................. 96
Grootlicht ................................... 96
Grootlichtassistentie ..................96
Mistlamp .................................... 96
Mistachterlicht ........................... 96
Cruise control ............................ 96
Voorligger gedetecteerd ............96
Snelheidsbegrenzer ..................96
Verkeersbordherkenning ...........97
Portier open ............................... 97
Informatiedisplays ........................97
Driver Information Center ..........97
Colour-Info-Display ..................102
Graphic-Info-Display ................102
Boordinformatie ......................... 103
Geluidssignalen .......................105
Batterijspanning .......................106
Persoonlijke instellingen ............106
Telematicaservice ......................109
OnStar ..................................... 109
Instrumenten en bedieningsorganen77Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
Cruise control, snelheidsbegrenzer,
instelling frontaanrijdingswaarschu‐ wing, Infotainmentsysteem en een
aangesloten mobiele telefoon kunnen
via de bedieningsorganen op het
stuurwiel worden bediend.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 156.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
90Instrumenten en bedieningsorganenControlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 90XGordelverklikker 3 91vAirbags en gordelspanners
3 91VAirbag deactiveren 3 92pLaadsysteem 3 92ZStoringsindicatielamp 3 92gLaat auto spoedig nakijken
3 92RRem- en koppelingssysteem
3 93-Pedaal intrappen 3 93uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 93RSchakelen 3 93cStuurbekrachtiging 3 93)Lane Departure Warning
3 93rUltrasoonparkeerhulp 3 94aElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 94bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 94kTraction Control-systeem uit
3 94!Voorverwarmen 3 94%Roetfilter 3 94wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 95IMotoroliedruk 3 95YTe laag brandstofpeil 3 95dStartbeveiliging 3 96#Beperkt motorvermogen
3 96DAutostop 3 968Buitenverlichting 3 96CGrootlicht 3 96fGrootlichtassistentie 3 96>Mistlamp 3 96rMistachterlicht 3 96mCruise control 3 96AVoorligger gedetecteerd
3 96LSnelheidsbegrenzer 3 96LVerkeersbordherkenning
3 97hPortier open 3 97
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
96Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Brandstoftank nooit leegrijden.
Tanken 3 184.
Katalysator 3 142.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten 3 202.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Motorvermogen verminderd
# brandt geel.
Het motorvermogen is beperkt. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Autostop Autostop actief
D brandt rood of wit.
De motor is een Autostop.
Stop-startsysteem 3 137.Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 114.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 115.
Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 117.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 119.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 119.Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief.
Cruise control 3 156.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 160.
Snelheidsbegrenzer
L brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid
wordt aangegeven naast symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 158.
134Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 135
Controle over de auto ..............135
Starten en bediening .................135
Nieuwe auto inrijden ................135
Contactslotstanden ..................135
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 136
Motor starten ........................... 136
Uitrol-brandstofafsluiter ...........137
Stop/Start-systeem ..................137
Parkeren .................................. 140
Uitlaatgassen ............................. 141
Roetfilter .................................. 141
Katalysator .............................. 142
Automatische versnellingsbak ...143
Versnellingsbakdisplay ............143
Keuzehendel ........................... 144
Handmatige modus .................145
Elektronische rijprogramma's ..145
Storing ..................................... 145
Stroomonderbreking ................146
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 147Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 147
Versnellingsbakdisplay ............148
Motor starten ........................... 148
Keuzehendel ........................... 148
Handgeschakelde modus ........150
Elektronische rijprogramma's ..150
Storing ..................................... 151
Remmen .................................... 151
Antiblokkeersysteem ...............151
Handrem .................................. 152
Remassistentie ........................152
Hellingrem ............................... 152
Rijregelsystemen .......................153
Traction Control .......................153
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 154
Stadsmodus ............................ 155
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 156
Cruise control .......................... 156
Snelheidsbegrenzer ................158
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 160
Indicatie afstand tot voorligger 162
Parkeerhulp ............................. 163
Blindehoeksysteem .................173
Achteruitkijkcamera .................174Verkeersbordherkenning .........176
Lane Departure Warning .........179
Brandstof ................................... 181
Brandstof voor benzinemotoren .....................181
Brandstof voor dieselmotoren . 182
Brandstof voor rijden op LPG ..182
Tanken .................................... 184
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 188
Trekhaak .................................... 189
Algemene informatie ...............189
Rijgedrag en aanhangertips ....189
Aanhanger trekken ..................189
Aanhangerstabilisatie ..............193
156Rijden en bedieningDe stadsmodus blijft actief tijdens eenAutostop, maar werkt alleen waan‐
neer de motor draait.
Stop-startsysteem 3 137.
Uitschakelen
Druk op B; de LED in de toets dooft
en er verschijnt een bericht op het
Driver Information Center.
Elke keer bij het starten van de motor
wordt de stadsmodus gedeactiveerd.
Storing
In geval van een systeemstoring licht controlelamp c op en verschijnt er
een bericht op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 103.
Systeemkalibratie
Als de controlelampjes c en b tege‐
lijkertijd oplichten, moet de stuurbe‐
krachtiging worden gekalibreerd. Dit
kan bijv. nodig zijn na het verdraaien
van het stuurwiel met één slag met
uitgeschakeld contact. Schakel het
contact in dit geval in en draai het
stuurwiel één keer geheel naar beide kanten door.
Roep de hulp van een werkplaats in
als de controlelampjes c en b na het
kalibreren niet doven.Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden
tussen ca. 30 km/u en de topsnelheid van de auto opslaan en aanhouden.
Tijdens het bergop- en bergafwaarts
rijden kan van de opgeslagen snelhe‐
den worden afgeweken.
Rijden en bediening157Om veiligheidsredenen kan de crui‐
secontrol pas worden ingeschakeld
nadat het rempedaal eenmaal inge‐
trapt is. Activeren in de eerste
versnelling is niet mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Bij automatische een automatische
versnellingsbak of een geautomati‐
seerde versnellingsbak kunt u de
cruise controle in de automatische en
de handmatige modus activeren.
Controlelamp m 3 96.
Inschakelen
Druk op m; controlelamp m in de
instrumentengroep brandt wit.
Activering
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
m in de instrumentengroep brandt
groen. De ingestelde snelheid wordt
op het display getoond. U kunt het
gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐ slagen snelheid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld tijdens het schakelen.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid
of draai het meermaals kort naar RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het stelwiel naar SET/- te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.