Page 10 of 271
8Kort en bondigHoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 46.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in
gordelslot vastmaken. De veiligheids‐ gordel mag niet gedraaid zitten en
moet strak tegen het lichaam aanlig‐
gen. De rugleuningen mogen niet te
ver naar achteren hellen (maximaal
ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 48, veiligheidsgor‐
dels 3 56, gordelaanbieder 3 56,
airbagsysteem 3 59.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
Spiegel met handmatige dimfunctie
3 31.
Spiegel met automatische dimfunctie
3 31.
Page 11 of 271
Kort en bondig9Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 30, elektri‐
sche verstelling 3 30, inklapbare
buitenspiegels 3 30, verwarmde
buitenspiegels 3 31.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 59, contactslot‐
standen 3 139.
Page 13 of 271

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......32
2 Buitenspiegels ......................30
3 Cruise control .....................160
Snelheidsbegrenzer ............162
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 163
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 135
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 122
Omgevingsverlichting ......... 125
Parkeerlichten .....................123
Knoppen voor Driver
Information Center ................96
6 Instrumenten ........................ 86
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 80
8 Driver Information Center ...... 96
9 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers .................. 8110 SPORT-modus ................... 158
Centrale vergrendeling .........23
Alarmknipperlichten ...........122
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 91
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................90
Tour-modus ........................ 158
11 Info-Display ........................ 101
12 Status-LED alarmsysteem ...27
13 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 135
14 Handschoenenkastje,
afsluitbaar ............................. 71
15 Traction Control-systeem
(TC) ..................................... 156
Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................157
Parkeerhulpsystemen .........166
Lane Departure Warning ...181
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 14016 Verwarming en ventilatie ....127
17 AUX-ingang, USB-ingang ....10
18 12 V-aansluiting ....................85
19 Bedieningsschakelaar
softtop .................................. 35
Centrale ruitschakelaar ........32
20 Keuzehendel, versnellingsbak
21 Handrem, handmatig of
elektrisch bediend ...............154
22 Contactslot met stuurslot ...139
23 Claxon .................................. 81
Bestuurdersairbag ...............62
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 195
25 Opbergvak ........................... 72
Zekeringenkast ..................212
26 Stuurwiel instellen ................80
27 Lichtschakelaar ..................114
Mistachterlicht ....................123
Instrumentenverlichting ......124
Instellen koplampreikwijdte 117
Mistlampen ......................... 122
Page 25 of 271

Sleutels, portieren en ruiten23Het personaliseren is permanent
geactiveerd.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Centrale vergrendeling Ontgrendelt en vergrendelt portieren,
bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld.Ontgrendelen
c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen: ● Druk eenmaal kort op c om beide
portieren, de bagageruimte en de tankklep te ontgrendelen.
Druk nogmaals op c en houd
deze ingedrukt om de ruiten en
de softtop te openen 3 32.
● Druk eenmaal kort op c om
alleen het bestuurdersportier, de
bagageruimte en de tankklep te
ontgrendelen. Om alle portieren
van de auto te ontgrendelen c
tweemaal indrukken.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 105.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel. Opgeslagen instel‐
lingen 3 22.
Kofferdeksel ontgrendelen en
openen 3 25.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
Druk kort op e.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Page 47 of 271
Sleutels, portieren en ruiten45Koprolbeveiliging
De koprolbeveiliging bestaat uit een
versterkte voorruitsponning en
rolbeugels onder afdekkingen achter
de hoofdsteunen achter.
Bij een koprol van de auto, een fron‐
tale aanrijding of aanrijding in de zij,
schieten de rolbeugels automatisch
binnen milliseconden omhoog. Ze
worden eveneens geactiveerd in
combinatie met de frontale en zijde‐
lingse airbags.
Let op
Leg geen voorwerpen op de afdek‐
kingen van de rolbeugels achter de
hoofdsteunen.
Het controlelampje voor de airbags
v licht op, wanneer de rolbeugels
geactiveerd zijn.
Het systeem wordt altijd geactiveerd
of de softtop nu open- of dichtstaat.
De softtop dient niet te worden
bediend wanneer de rolbeugels zijn
geactiveerd. Als de schakelaar wordt
bediend, klinkt er een ononderbroken waarschuwingssignaal en verschijnter een bericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Page 48 of 271

46Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 46
Actieve hoofdsteunen ................48
Voorstoelen .................................. 48
Stoelpositie ................................ 48
Handmatige stoelverstelling ......49
Rugleuning neerklappen ...........51
Elektrische stoelverstelling ........53
Armsteun ................................... 55
Verwarming ............................... 55
Ventilatie .................................... 55
Veiligheidsgordels .......................56
Driepuntsgordel ......................... 58
Airbagsysteem ............................. 59
Frontaal airbagsysteem .............62
Zijdelings airbagsysteem ...........63
Airbag deactiveren ....................64
Kinderveiligheidssystemen ..........65
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 67ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen ......70
Top-Tether-bevestigingsogen ..70Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
Page 50 of 271
48Stoelen, veiligheidssystemen
Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.
Leg de hoofdsteun in een nettas enbevestig de onderkant van de tas met
de klittenbandbevestigingen aan de
vloer van de bagageruimte. Een
geschikte nettas is verkrijgbaar bij uw
werkplaats.
Actieve hoofdsteunen
Bij een aanrijding van achteren bewe‐ gen de voorste gedeelten van de
actieve hoofdsteunen iets naar voren. Op deze wijze wordt het hoofd dusda‐
nig gesteund dat het risico van een
whiplash afneemt.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen
alleen bevestigd worden als de stoel niet wordt gebruikt.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Page 61 of 271

Stoelen, veiligheidssystemen59Gebruik van de veiligheidsgordel
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag
mogelijk over het bekken lopen
om druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op
explosieve wijze in werking
treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len. Laat beschadigde afdekkingen
vervangen door een werkplaats.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐
tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Bij het ontplooien van de airbags kunnen ontsnappende hete gassenbrandwonden veroorzaken.
Storing
Bij een storing in het airbagsysteem
licht het controlelampje v op en
verschijnt er een bericht of een code
op het Driver Information Center. Het systeem is buiten werking.