
Infotainmentsysteem2331Display / aanraakscherm ....162
2 Beginmenu .......................... 162
Knoppen op het scherm
voor toegang tot:
AUDIO : audiofuncties
GALLERIJ : afbeeldings-
en filmfuncties
TELEFOON : mobiele-
telefoonfuncties
PROJECTIE : telefoonweergave
NAV : BringGo ®
app
INSTELLINGEN :
systeeminstellingen
OnStar : OnStar Wi-Fi-
instellingen .......................... 161
3 Tijd-, datum- en tempera‐
tuuraanduiding ....................176
4 g
Kort indrukken:
telefoonmenu openen .........220of telefoonweergave‐
functie openen (indien
geactiveerd) ........................ 190
Lang indrukken:
spraakherkenning activeren 212
5 v
Kort indrukken: ga naar de volgende zender als de
radio actief is ....................... 180
of ga naar het volgende
nummer wanneer externe
apparaten actief zijn ............188
Lang indrukken: omhoog
zoeken als de radio actief is 180
of snel vooruit als externe
apparaten actief zijn ............188
6 m
Kort indrukken: infotain‐
mentsysteem inschakelen
indien uitgeschakeld ...........161
of systeem onderdrukken
indien ingeschakeld ...........161Lang indrukken: infotain‐
mentsysteem uitschakelen . 161
Draaien: volume aanpassen 161
7 t
Kort indrukken: ga naar de vorige zender als de radio
actief is ................................ 180
of ga naar het vorige
nummer wanneer externe
apparaten actief zijn ............188
Lang indrukken: omlaag
zoeken als de radio actief is 180
of snel achteruit als
externe apparaten actief zijn 188
8 ;
Kort indrukken: startmenu
openen ................................ 161
Lang indrukken: telefoon‐
weergavefunctie openen
(indien geactiveerd) ............190

234InfotainmentsysteemAfstandsbediening op stuurwiel
1qw
Kort indrukken: open
OnStar-menu mits geen
telefoon verbonden .............161
of neem gesprek aan mits
telefoon verbonden .............217
of laatste nummer in
oproeplijst bellen wanneer
telefoonmenu wordt
weergegeven ...................... 220
of wisselen tussen
gesprekken als
gesprekken in de wacht
staan ................................... 220
Lang indrukken:
spraakherkenning activeren 212
2 SRC (bron) .......................... 161
Indrukken: audiobron
selecteren ........................... 161
Omhoog/omlaag draaien:
volgende/vorige
voorkeurszender
selecteren als de radio
actief is ................................ 180
of volgende/vorige
nummer/hoofdstuk/
afbeelding selecteren
wanneer externe
apparaten actief zijn ............188of volgende/vorige
nummer in oproeplijst
selecteren als de
telefoonportal actief en de
oproeplijst geopend is .........220
Omhoog/omlaag draaien
en vasthouden: snel door
de items in de oproeplijst
bladeren .............................. 220
3 +
Indrukken: harder zetten
4 –
Indrukken: zachter zetten
5 xn
Indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ...........220
of spraakherkenning
uitschakelen ........................ 212
of mutefunctie activeren/
deactiveren ......................... 161

Infotainmentsysteem235GebruikBedieningselementen
Het infotainmentsysteem wordt
bediend met behulp van functietoet‐
sen, een aanraakscherm en op het
display weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
● de centrale bedieningseenheid op het bedieningspaneel 3 156
● het aanraakscherm 3 162
● audioknoppen op het stuurwiel 3 156
● de spraakherkenning 3 212
Het infotainmentsysteem in- of uitschakelen
Druk op X. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐ bron actief.Automatisch uitschakelen
Wanneer het infotainmentsysteem
met X is ingeschakeld terwijl het
contact is uitgeschakeld, dan wordt
het 10 minuten na de laatste invoer
automatisch weer uitgeschakeld.
Volume instellen Draai X. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Bij het inschakelen van het infotain‐ mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt. Voor een
gedetailleerde beschrijving 3 176.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 176 wordt
het volume automatisch zodanig
aangepast dat u geen geluid van het
wegdek of van de rijwind hoort.
Mute
Druk op X om het geluid van het info‐
tainmentsysteem te onderdrukken.Druk nogmaals op X om de mute‐
functie te beëindigen. Het laatst gese‐ lecteerde volume wordt weer inge‐
steld.
Bedieningsstanden
Druk op ; om het startmenu weer te
geven.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 162.
AUDIO
Selecteer AUDIO op het scherm om
het hoofdmenu van de laatst geselec‐ teerde audiomodus te openen.

236InfotainmentsysteemSelecteer Bron op het scherm om de
interactieve selectiebalk weer te
geven.
Om naar een andere audiomodus te
gaan: druk op een van de opties van de interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Radiofuncties 3 180
● Externe apparaten ( USB,
Bluetooth ) 3 188
Let op
Druk in de bovenste regel van een willekeurig scherm op A om snel
naar het audioscherm te gaan dat
momenteel actief is.
GALLERIJ
Selecteer GALLERIJ om het afbeel‐
dingen- en filmmenu te openen voor
de opgeslagen bestanden van een
extern apparaat zoals een USB-stick of smartphone.
Selecteer l of m om het afbeeldin‐
gen- of filmmenu weer te geven.
Selecteer de gewenste afbeelding of
het filmbestand voor weergave op het display.Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Afbeeldingsfuncties 3 253
● Filmfuncties 3 189
TELEFOON
Voordat u de telefoonportal kunt
gebruiken, moet een verbinding tot
stand worden gebracht tussen het
infotainmentsysteem en de mobiele telefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opzetten en het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 217.
Als de mobiele telefoon is verbonden,
selecteer dan TELEFOON om het
hoofdmenu van de telefoonportal
weer te geven.

240InfotainmentsysteemLet op
U kunt alleen door pagina's bladeren als er meerdere pagina's beschik‐
baar zijn.
Om van de ene pagina naar de
andere te bladeren:
● Plaats uw vinger op een willekeu‐
rige plek van het scherm en
beweeg hem naar links om naar
de vorige pagina te gaan of naar
rechts om naar de volgende
pagina te gaan.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
● Druk op q of p op het scherm.
Let op
In volgende hoofdstukken worden
de stappen voor het bladeren door
pagina's via het aanraakscherm
beschreven als "...blader
naar...pagina...".Geluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu
kunnen de toonkarakteristieken
worden ingesteld. Het menu is
toegankelijk vanuit elk audiohoofd‐
menu.
Open het geluidsinstellingenmenu
met Menu op de onderste regel van
het betreffende audiohoofdmenu.
Blader zo nodig door de lijst met
menuopties en selecteer Geluidsin‐
stellingen . Het betreffende menu
verschijnt.Equalizermodus
Gebruik deze instelling voor een opti‐ maal geluid voor het genre, bijv.
Rock of Klassiek .
Selecteer de gewenste geluidsstijl in
de interactieve selectiebalk onderaan het scherm. Als u Aangepast kiest,
kunt u de volgende instellingen hand‐ matig aanpassen.
Bass
Met deze instelling kunt u de lage
frequenties van de audiobronnen
versterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Midden
Met deze instelling kunt u de midden‐
frequenties van de audiobron verster‐
ken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Hoge ton.
Met deze instelling kunt u de hoge
frequenties van de audiobronnen
versterken of dempen.

Infotainmentsysteem241Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Balance en fader instellen
Gebruik de illustratie rechts van het menu om balance en fader in te stel‐len.
Druk op het bijbehorende punt in de
afbeelding om het punt in het interieur
te bepalen waar het geluidsniveau
het hoogst is. Ook kunt u de rode
marker naar het gewenste punt
verschuiven.
Let op
De instellingen voor balance en
fader gelden voor alle audiobron‐
nen. Deze kunnen niet apart voor
elke audiobron worden ingesteld.
Volume-instellingen
Maximaal opstartvolume
aanpassen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Radio, blader door de lijst
en selecteer vervolgens Max.
inschakelvolume .Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Snelheidsgecompenseerd
volume aanpassen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Radio, blader door de lijst
en selecteer vervolgens Automatisch
volume .
Selecteer een van de opties in de lijst
om de mate van volumeaanpassing
te wijzigen.
Uit : geen hoger volume bij een toene‐
mende snelheid.
Hoog : maximale verhoging van het
volume bij een toenemende snelheid.
Geluidsfeedbackfunctie voor
bediening activeren of
deactiveren
Als de geluidsfeedbackfunctie is geactiveerd, hoort u een pieptoon als
een schermtoets of menuoptie wordt
bediend.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .Selecteer Radio en blader in de lijst
naar Geluidsterugmelding bij
aanraken .
Druk op de schermtoets naast
Geluidsterugmelding bij aanraken om
de functie te activeren of deactiveren.
Volume van verkeersinformatie Stel het gewenste volume van de
verkeersinformatie in wanneer een
verkeersbericht door het systeem
wordt gegeven. De desbetreffende
instelling wordt dan door het systeem opgeslagen.

Infotainmentsysteem243
Activeer Tekst bladeren als u wilt dat
de tekst continu doorloopt.
Deactiveer de instelling als wilt dat de
tekst bloksgewijs wordt doorlopen.
Display uitzettenAls u het display niet wilt zien, bijvoor‐beeld in de nachtelijke uren, kunt u
het display uitzetten.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer
Display uitschakelen . Het display
wordt uitgeschakeld, maar de audio‐
functies blijven actief.
Fabrieksinstellingen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer Terug
naar fabrieksinstellingen .
Selecteer Voertuiginstellingen
herstellen om alle persoonlijke instel‐
lingen terug te zetten.
Selecteer Alle privégegevens wissen
om de gekoppelde Bluetooth-appara‐
ten en de opgeslagen contactenlijst
en voicemailnummers te verwijderen.
Selecteer Radio-instellingen
herstellen om de geluids- en volume-
instellingen te resetten, alle favorie‐
ten te verwijderen en de gekozen beltoon te wissen.
In elk van deze gevallen verschijnt er een waarschuwing. Selecteer
Doorgaan om de instellingen te reset‐
ten.
Systeemversie
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer
Software-informatie .Als een USB-apparaat is aangeslo‐
ten, kunt u de voertuiginformatie op
dit USB-apparaat opslaan.
Selecteer Systeemupdate en vervol‐
gens Voertuiginfo opslaan op USB .
Neem contact op met uw garage voor
een systeemupdate.
Voertuiginstellingen
De Voertuiginstellingen worden in de
Gebruikershandleiding beschreven.
Voertuiginstellingen
Zie "Persoonlijke instellingen" 3 131

244InfotainmentsysteemRadioGebruik
Radio activeren Druk op ; en selecteer vervolgens
AUDIO . Het laatst geselecteerde
hoofdmenu audio verschijnt.
Selecteer Bron op de onderste regel
van het actieve radiohoofdmenu om
de interactieve selectiebalk te
openen.
Selecteer de gewenste golfband.
De laatst beluisterde zender van de specifieke golfband wordt ontvangen.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk kort op t of v op het bedie‐
ningspaneel of op het scherm om
naar de vorige of volgende zender in
het zendergeheugen te gaan.
Handmatig zender zoeken
Druk op t of v op het bedienings‐
paneel. Loslaten wanneer de gewen‐ ste frequentie bijna bereikt is.
Er wordt automatisch afgestemd op volgende zender met ontvangst.
Let op
Frequentiebereik FM: Als de RDS-
functie is ingeschakeld, wordt er
alleen naar RDS-zenders 3 181
gezocht en als verkeersinformatie
TP is ingeschakeld, wordt er alleen
naar zenders met verkeersinforma‐
tie 3 181 gezocht.
Afstemmen op zender
Druk op B op het scherm. Het
display Direct afstemmen verschijnt.
Voer de gewenste frequentie in.
Gebruik r om de ingevoerde cijfers
te verwijderen. Druk zo nodig op d of
c om vervolgens de invoer te wijzi‐
gen.