86Radioop de zendfrequentie met debeste ontvangst van de geselec‐
teerde zender.
● Afhankelijk van de ontvangen zender geeft het Infotainment‐
systeem radiotekst weer die bijv.
informatie over het actuele
programma kan bevatten.
RDS configureren
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en
vervolgens RDS-opties.
Zet de optie RDS op Aan of Uit.
Let op
Na het uitschakelen van RDS wordt
deze functie automatisch weer inge‐ schakeld bij het afstemmen op een
andere zender (via de zoekfunctie of een voorkeuzeknop).
Let op
De volgende opties zijn alleen
beschikbaar als RDS op Aan wordt
gezet.
RDS-opties
In- en uitschakelen van regio-
instelling
Op bepaalde tijden zenden sommige
RDS-zenders regionaal andere
programma's op verschillende
frequenties uit.
Zet optie Regionaal op Aan of Uit.
Als de regio-instelling is ingescha‐ keld, worden er uitsluitend alterna‐
tieve frequenties (AF) met dezelfde
regionale programma's geselecteerd.
Is de regio-instelling uitgeschakeld,
worden alternatieve frequenties voor
de zenders geselecteerd zonder
rekening te houden met regionale
programma's.
RDS-scrolltekst
Sommige RDS-zenders verbergen
de naam van het actuele programma
om aanvullende informatie te kunnen
tonen.Voorkomen dat aanvullende informa‐ tie wordt weergegeven:
Zet Geen rollende displaytekst op
Aan .
TA-volume
Het volume van verkeersberichten (TA) kan vooraf worden ingesteld.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 79.
Verkeersinformatie
(TP = Traffic Programme)
Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie
uitzenden.
Verkeersinformatie in- of
uitschakelen
Om de stand-by verkeersberichten‐
functie van het Infotainmentsysteem
in- en uit te schakelen:
Druk op de TP-toets.
● Als verkeersinformatie is inge‐ schakeld, verschijnt [ ] in het
radiohoofdmenu.
● Er worden alleen verkeersinfor‐ matiezenders weergegeven.
88Radio● Interferentie door zenders opnaburige frequenties (een
verschijnsel dat typisch is voor
AM- en FM-ontvangst) doet zich
bij DAB niet voor.
● Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
ontvangstkwaliteit van DAB,
terwijl AM- en FM-ontvangst in die gevallen juist aanmerkelijk
verzwakt.
● Na het inschakelen van DAB- ontvangst blijft de FM-tuner van
het Infotainmentsysteem op de
achtergrond actief en zoekt
continu naar de FM-zenders met
de beste ontvangst. Als TP 3 85
geactiveerd is, klinken de
verkeersberichten van de FM-
zender met het krachtigste
signaal. Deactiveer TP als DAB-
ontvangst niet door FM-verkeers‐ berichten moet worden onder‐
broken.
DAB configureren
Druk op CONFIG .Selecteer Radio-instellingen en
vervolgens DAB-instellingen .
In het configuratiemenu zijn de
volgende opties beschikbaar:
Automatisch ensemble koppelen
Als deze functie ingeschakeld is, schakelt het systeem over op
dezelfde service van een ander DAB-
ensemble (frequentie) als het DAB-
signaal te zwak is om door de radio te worden opgevangen.
Zet de functie op Aan of Uit.
Automatisch koppelen DAB-FM
Als deze functie ingeschakeld is,
schakelt het systeem over naar een
overeenkomstige FM-zender van de
actieve DAB-service als het DAB-
signaal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Zet de functie op Aan of Uit.
Dynamisch audioaanpassing
Als deze functie geactiveerd is, wordt het dynamische bereik van het DAB-
signaal gereduceerd. Dat houdt in dat
het volume van hard geluid wordt
gereduceerd en dat van zacht geluid
wordt verhoogd. Daardoor kan het
volume van het Infotainmentsysteem
zo worden afgesteld dat zacht geluid
goed hoorbaar is zonder dat hard
geluid te hard klinkt.
Zet de functie op Aan of Uit.
Bereik selecteren
Selecteer de menuoptie Bandkeuze
om het betreffende menu weer te geven.
Om te definiëren welke DAB-golfbe‐
reiken door het Infotainmentsysteem
moeten worden ontvangen, activeert
u één van de opties:
L-band : 1452 - 1492 MHz, grond- en
satellietradio
Band III : 174 - 240 MHz, grondradio
Beide
Cd-speler89Cd-spelerAlgemene aanwijzingen...............89
Gebruik ........................................ 90Algemene aanwijzingen
De cd-speler van het infotainment‐
systeem kan audio-cd's en mp3/
wma-cd's afspelen.
OpmerkingenVoorzichtig
Plaats in geen geval single-cd's
met een diameter van 8 cm of
speciaal vormgegeven cd's in de
audiospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en deze ernstig bescha‐ digen. Een vervanging van uw
toestel is dan noodzakelijk.
● De volgende CD-formaten kunnen worden gebruikt:
CD-ROM Mode 1 en Mode 2.
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en
Form 2.
● De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
ISO 9660 Level 1, Level 2,
Romeo, Joliet.
Het is mogelijk dat MP3- en
WMA-bestanden die in een
ander formaat zijn geschreven
dan hierboven vermeld niet
correct worden afgespeeld en dat hun bestands- en mapnamen
niet correct worden weergege‐
ven.
● Audio-cd's met kopieerbeveili‐ ging die niet voldoen aan de
audio-cd-standaard, worden
mogelijk niet correct of zelfs hele‐
maal niet afgespeeld.
● Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's zijn kwetsbaarder dan voorbe‐
speelde cd's. Ga op een correcte manier met de cd's om. Dit geldt
vooral voor zelfgebrande cd-r's
en cd-rw's (zie hieronder).
● Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's worden mogelijk niet correct of
zelfs helemaal niet afgespeeld. In dergelijke gevallen is er dus niets
mis met de apparatuur.
● Bij Mixed-Mode-CD’s (waarop audiotracks en gecomprimeerde
bestanden, bijv. MP3) kunnen
92AUX-ingangAUX-ingangAlgemene aanwijzingen...............92
Gebruik ........................................ 92Algemene aanwijzingen
Op het bedieningspaneel van het
Infotainmentsysteem 3 70 zit een
AUX-ingang voor het aansluiten van externe audiobronnen.
Het is bijvoorbeeld mogelijk om een
draagbare cd-speler op de AUX-
ingang aan te sluiten met een
3,5 mm stekkeringang.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Gebruik
CD 3.0 BT
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de modus AUX te active‐
ren.
R 3.0
Druk op AUX om de modus AUX te
activeren.Stel het volume bij door m VOL van
het Infotainmentsysteem te draaien.
Alle andere functies werken alleen via de bedieningsorganen van de audio‐
bron.
USB-poort93USB-poortAlgemene aanwijzingen...............93
Opgeslagen audiobestanden
afspelen ....................................... 94Algemene aanwijzingen
In de middenconsole bevindt zich een
USB-poort voor het aansluiten van
externe audiodatabronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD Card (via USB- aansluiting/adapter) of iPod aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de USB-poort
kunnen diverse functies van de
bovenstaande apparaten worden
bediend via de bedieningsorganen en menu's van het infotainmentsysteem.
Let op
Niet alle aanvullende apparaten
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem.
Opmerkingen
● De op de USB-poort aangesloten
externe apparaten moeten
voldoen aan de USB Mass
Storage Class-specificatie (USB
MSC).● Via USB aangesloten apparaten worden ondersteund volgens
USB-specificatie V 2.0. Maxi‐
male ondersteunde snelheid:
12 Mbit/s.
● Alleen apparaten met een FAT16/FAT32-bestandssysteemworden ondersteund.
● Vaste-schijfstations (HDD) worden niet ondersteund.
● USB-hubs worden niet onder‐ steund.
● De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
ISO9660 Level 1, Level 2,
Romeo, Joliet
Het is mogelijk dat MP3- en
WMA-bestanden die in een
ander formaat zijn geschreven
dan hierboven vermeld niet
correct worden afgespeeld en dat hun bestands- en mapnamen
niet correct worden weergege‐
ven.
● De volgende beperkingen zijn van toepassing op de bestanden
die op het externe apparaat zijn
opgeslagen:
96Streaming audio via BluetoothStreaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................96
Bediening ..................................... 96Algemene informatie
Bluetooth-compatibele audiobronnen (bijv. mobiele telefoons voor muziek,mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
het Bluetooth-muziekprotocol A2DP
ondersteunen, werken draadloos op
het Infotainmentsysteem.
Opmerkingen ● Het Infotainmentsysteem werkt alleen met Bluetooth-apparaten
die A2DP (Advanced Audio
Distribution Profile), versie 1.2 of
hoger, ondersteunen.
● Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote
Control Profile), versie 1.0 of
hoger ondersteunen. Als het
apparaat AVRCP niet onder‐
steunt, werkt alleen de volume‐
regeling via het infotainmentsys‐
teem.
● Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-
apparaat op het Infotainmentsys‐ teem vertrouwd met de gebruiks‐
aanwijzing voor Bluetooth-func‐
ties van het apparaat.Bediening
Voorwaarden
Voor de Bluetooth-muziekmodus van
het infotainmentsysteem moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
● De Bluetooth-functie van het info‐
tainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn 3 99.
● De Bluetooth-functie van de externe Bluetooth-audiobron
moet geactiveerd zijn (zie
gebruiksaanwijzing van het
apparaat).
● Afhankelijk van de externe Blue‐ tooth-audiobron moet u het appa‐raat wellicht op "zichtbaar" zetten
(zie gebruiksaanwijzing van het
apparaat).
● De externe Bluetooth-audiobron moet met het infotainmentsys‐
teem gekoppeld en verbonden
zijn 3 99.
Streaming audio via Bluetooth97Bluetooth-muziekmodus
activeren
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de Bluetooth muziekmo‐
dus te activeren.
Streaming audio via Bluetooth moet
via het Bluetooth-apparaat worden gestart en onderbroken/gestopt.
Bediening via
infotainmentsysteem
Volume aanpassen
Het volume kan via het Infotainment‐ systeem worden aangepast 3 75.
Naar volgende of vorige track gaan Druk kort op s of u op het bedie‐
ningspaneel van het Infotainmentsys‐
teem.
98TelefoonTelefoonAlgemene aanwijzingen...............98
Bluetooth-verbinding ....................99
Noodoproep ............................... 101
Bediening ................................... 102
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................105Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen. Om het tele‐
foonportaal te kunnen gebruiken,
moet de mobiele telefoon via Blue‐
tooth met het Infotainmentsysteem
verbonden zijn.
Niet alle functies van de telefoonpor‐
tal worden door elke mobiele telefoon ondersteund. Welke telefoonfuncties
mogelijk zijn, hangt af van de desbe‐
treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de bedienings‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als