Gebruik en belan grijke rij-informatie
5-2
5
DAU55472
Starten van d e motor
WAARSCHUWING
DWA16411
Bekrachtig altij d d e voor- of achterrem
terwijl het contactslot in d e stand “ON”
staat en een versnellin g is in geschakel d.
An ders kan d e machine plotselin g g aan
rij den wanneer u d e motor start, wat kan
lei den tot controleverlies en een mo ge-
lijk on geval.
Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De voor- of achterrem wordt bekrach-
tigd met de versnellingsbak in de vrij-
stand, waarbij de zijstandaard
omhoog of omlaag is.
De voor- of achterrem wordt bekrach-
tigd met een versnelling ingeschakeld,
en de zijstandaard is omhoog.
Zie pagina 3-47 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de startschake-
laar/noodstopschakelaar op “ ” is
gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en controlelampjes moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. Waarschuwingslampje olieni-
veau
Waarschuwingslampje motor-
storing
Controlelampje tractieregeling
Controlelampjes cruise control
Waarschuwingslampje elektro-
nisch verstelbaar veringsysteem
Terugschakelcontrolelampje
Waarschuwingslampje YCC-S-
systeem
Controlelampje stopmodus
Controlelampje startblokkering
OPMERKING
Als de stopmodus is geactiveerd terwijl de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, is de
stopmodus nog steeds geactiveerd en blijft
het controlelampje branden.
LET OP
DCA11834
Als een waarschuwin gs- of controle-
lampje niet gaat bran den wanneer d e
sleutel naar “ON” wor dt ged raai d, of
wanneer een waarschuwin gs- of contro-
lelampje niet dooft, zie dan pag ina 3-4
voor een controle van het circuit van het
b etreffen de waarschuwin gs- of contro-
lelampje.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als de sleutel op “ON”
wordt gezet en weer uitgaan zodra
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA17682
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
g aat bran den en weer uit gaat zoals hier-
b oven beschreven, zie dan pa gina 3-4
voor een controle van het circuit van het
waarschuwin gslampje.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand. Het vrijstandcontrolelampje
moet gaan branden. Als dit niet ge-
beurt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrische circuit na te kijken.
3. Start de motor door te drukken op de “ ”-zijde van de startschake-
laar/noodstopschakelaar, terwijl u de
voor- of achterrem bekrachtigt.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startschakelaar/noodstopschake-
laar los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere
startpoging moet zo kort mogelijk du-
UB95D0D0.book Page 2 Monday, November 9, 2015 10:54 AM
Periodiek on derhou d en afstellin g
6-11
6
DAU36111
Filterbus
Dit model is voorzien van een filterbus die
voorkomt dat brandstofdampen naar de at-
mosfeer ontsnappen. Controleer alvorens
met deze machine te rijden het volgende:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer de slangen en de filterbus
op barsten of beschadiging. Vervang
indien beschadigd.
Controleer de ontluchtingsinrichting
van de filterbus op verstopping en rei-
nig deze indien nodig.
DAU19888
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas linksonder in
het carter.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
1. Filterbus
2. Tankbeluchtingssysteem
1
2
1. Kijkglas olieniveau
2. Olievuldop
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
31
4
2
UB95D0D0.book Page 11 Monday, November 9, 2015 10:54 AM
Periodiek on derhou d en afstellin g
6-37
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1041
Verwij der de ra diatorvul dop niet terwijl d e motor en de koelvloeistofrad iator nog
heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen naar buiten spuiten en zo ernstig e
b ran dwon den veroorzaken. Wacht tot de motor is af gekoel d.
Bren g een dikke doek, bijvoor beel d een han ddoek, aan over de rad iatorvul dop
en draai deze dan lan gzaam linksom te gen de aansla g zod at de no g aanwezi ge
d ruk kan ontsnappen. Druk d e dop omlaa g zo dra het sis gelui d stopt en d raai
d eze linksom en verwij der de dop.
OPMERKING
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijd elijk leidingwater worden gebruikt, maar dit
moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschreven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in
het reservoir en in de
radiator.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Het koelvloeistofniveau
is in orde.
Er is geen lekkage.
Er is lekkage.
Het koelvloeistofniveau
is laag. Controleer het
koelsysteem op
lekkage.
Vraag een Yamaha
dealer het koelsysteem
te controleren en te
repareren.
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te repareren als de
motor opnieuw oververhit raakt.
UB95D0D0.book Page 37 Monday, November 9, 2015 10:54 AM
10-1
10
Index
A
ABS ....................................................... 3-28
ABS-waarschuwingslampje .................... 3-5
Accessoirebox ...................................... 3-38
Accu ...................................................... 6-31
Achterbrugscharnierpunten, smeren .... 6-29
Achteruitkijkspiegels ............................. 3-42
Achterwielophanging, smeren .............. 6-29
B
Banden ................................................. 6-19
Bochtenlichten ...................................... 3-50
Bougies, controleren............................. 6-10
Brandstof .............................................. 3-31
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 5-5
C
Cardanolie............................................. 6-14
Claxonschakelaar ................................. 3-24
Contactslot/stuurslot .............................. 3-2
Controlelampje grootlicht ....................... 3-4
Controlelampjes cruise control ............... 3-4
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ........................ 3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkering............... 3-7
Controlelampje stopmodus .................... 3-6
Controlelampje tractieregeling................ 3-5
Cruise control ......................................... 3-7
Cruise control-schakelaars ................... 3-24
D
Diagnosestekker ..................................... 9-2
Dimlichtschakelaar/ lichtsignaalschakelaar ........................ 3-23
D-mode (rijmodus) ................................ 3-23
F
Filterbus ................................................ 6-11
G
Gasgreep en gaskabel, controleren en smeren ........................................... 6-27
Gelijkstroom aansluitcontact voor
accessoires......................................... 3-49
Gereedschapsset.................................... 6-2
H
Handschakelhendel .............................. 3-27
Hoogte bestuurderszadel, verstellen .... 3-35
I
Identificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-6
K
Kabels, controleren en smeren ............. 6-26 Klepspeling ........................................... 6-18
Koelvloeistof ......................................... 6-15
Koplamphoogte, aanpassen ................ 3-39
L
Luchtfilterelement ................................. 6-17
M
Matkleur, let op ...................................... 7-1
Menuschakelaar ................................... 3-24
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren ....................... 6-28
Modelinformatiesticker ........................... 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ............... 6-11
Multifunctionele meter .......................... 3-10
O
Onderhoud en smering, periodiek.......... 6-4
Onderhoud, uitstootcontrolesysteem..... 6-3
Opbergcompartiment ........................... 3-37
P
Panelen, verwijderen en aanbrengen ..... 6-7
Parkeren ................................................. 5-6
Plaats van de onderdelen....................... 2-1
Problemen oplossen ............................ 6-35
R
Rem- en schakelpedalen, controleren en smeren .......................................... 6-27
Remhendel ........................................... 3-27
Remhendel, controleren en smeren ..... 6-28
Remlichtschakelaars ............................ 6-23
Rempedaal ........................................... 3-28
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 3-24
S
Schakelaar alarmverlichting ................. 3-24
Schakelen ............................................... 5-3
Schakelpedaal ...................................... 3-26
Selectieschakelaar ............................... 3-24
Serienummer motorblok......................... 9-1
Specificaties ........................................... 8-1
Stalling.................................................... 7-4
Stand van het stuur, verstellen ............. 3-40
Startblokkeersysteem ............................ 3-1
Starten van de motor ............................. 5-2
Startspersysteem ................................. 3-47
Stationair toerental, controleren ........... 6-17
Stopmodusschakelaar ......................... 3-24
Stop/Run/Start-schakelaar................... 3-24
Storingzoekschema’s ........................... 6-36
Stuurschakelaars .................................. 3-23
Stuursysteem, controleren ................... 6-30
T
Tankdop ............................................... 3-31
UB95D0D0.book Page 1 Monday, November 9, 2015 10:54 AM