53
Partner-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2015
STOP & START- S y STEEM
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt
(bij rood licht, opstoppingen enz.).
De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt
rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt
met name inde stad voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename
rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand van
de motor
Het verklikkerlampje "ECO"
op het instrumentenpaneel
gaat branden en de motor
wordt afgezet:
-
bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
bij snelheden
beneden 20
km/h, wanneer u de
versnellingsbak in zijn vrij zet en u
de koppeling loslaat,
-
bij
een gestuurde handgeschakelde
6-versnellingsbak, bij snelheden
beneden 8
km/h, wanneer u op het
rempedaal trapt of wanneer u de
selectiehendel in de stand N zet.Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat
de motor in de STOP-stand staat,
opgeteld en weergegeven. Elke keer
als u het contact opnieuw aanzet,
wordt deze teller op 0
gezet.
Is uw auto uitgerust met een
gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak en u parkeert
uw auto, dan is - ten behoeve van uw
eigen comfort - de STOP-stand de
eerste seconden na het uitschakelen
van de achteruit niet beschikbaar.
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
enz. normaal functioneren.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet;
zet in dat geval altijd het contact
met de sleutel af. Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd
als:
-
het bestuurderportier geopend is,
-
de veilig
heidsgordel van de
bestuurder los is,
-
de auto sinds de laatste start met
de sleutel niet harder dan 10
km/h
heeft gereden,
-
de klimaatregeling in het interieur
dat niet toelaat,
-
de ruitontwaseming is
ingeschakeld,
-
bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand
accu, motortemperatuur
,
rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dat niet
toelaten.
In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO"
enkele seconden om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Stop & Start
VOORDAT U GAAT RIJDEN
3
54
Partner-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2015
Overgang naar de START-stand van
de motorHet verklikkerlampje "ECO"
gaat uit en de motor wordt
gestart:
-
bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
trapt u het
koppelingspedaal volledig in,
-
bij
een gestuurde handgeschakelde
6-versnellingsbak:
●
met de selectiehendel in stand
A
of M, wanneer u het rempedaal
loslaat.
●
of met de selectiehendel in stand
N
en het rempedaal los, wanneer
u de selectiehendel in stand A of
M zet,
●
of wanneer u de
achteruitversnellin
g inschakelt.
Als u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak
in de STOP-stand een versnelling
inschakelt maar daarbij het
koppelingspedaal niet volledig intrapt,
gaat er een verklikkerlampje branden
of wordt er een melding weergegeven
met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders
de motor niet gestart kan worden. Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Voor uw veiligheid of comfort wordt de
START-stand automatisch geactiveerd als:
- u het bestuurderportier opent,
-
de veilig
heidsgordel van de
bestuurder los wordt gemaakt,
-
de snelheid van de auto
hoger is dan 25
km/h bij een
handgeschakelde versnellingsbak
en hoger dan 11
km/h bij een
gestuurde handgeschakelde
6-versnellingsbak,
-
bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dit niet
toelaten.
In dit geval knippert het
lampje "ECO" enkele
seconden om vervolgens te
doven.
Dit is volkomen normaal.
Uitschakelen
U kunt deze functie op elk
willekeurig moment uitschakelen
door de schakelaar "ECO OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar
gaat branden en er verschijnt een
bericht op het display.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar
"ECO OFF".
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat
uit en er verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Storingen
Bij een storing in het systeem
gaat het verklikkerlampje in
de schakelaar "ECO OFF"
eerst knipperen en brandt
vervolgens permanent.
Laat het systeem door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de
motor niet meer wil aanslaan of direct
afslaat. Alle verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel gaan dan branden.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel.
Stop & Start
55
Partner-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2015
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder
de motorkap wilt verrichten, om
letsel door het automatisch activeren
van de START-stand te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke
kenmerken en maakt gebruik van een
speciale accu (raadpleeg voor meer
informatie het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de
door PEUGEOT voorgeschreven
accu's kan leiden tot storingen in het
systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde
technologie. Laat eventuele
werkzaamheden aan dit type accu
uitsluitend uitvoeren door een officiële
PEUGEOT-dealer of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift: stoppen Gebruiksvoorschrift: starten
Verklikkerlampje
voorgloeien dieselmotor
Als de motor voldoende
op temperatuur is, gaat
het lampje na minder dan
1
seconde uit en kunt u de
motor direct starten.
Wacht bij koud weer tot dit lampje
uitgaat en zet vervolgens de startmotor
in werking (stand "Starten") tot de
motor aanslaat.
Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren, achterdeuren,
schuifdeuren en de motorkap goed
zijn gesloten!
Ontzien van de motor en de
versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact
afzet enkele seconden draaien om
het toerental van de turbocompressor
(dieselmotor) te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het
contact.
Het inschakelen van alleen een
versnelling bij het parkeren van de
auto is niet afdoende.
STARTEN EN AFZETTEN
Stand "AAN" en "Accessoires".
Verdraai terwijl u de contactsleutel
omdraait het stuurwiel iets (zonder
te forceren) om het stuurslot te
ontgrendelen. In deze stand kunnen
verschillende accessoires functioneren.
Stand "Starten".
De startmotor wordt in werking gezet.
Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Stand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet. Draai het
stuurwiel tot het stuurslot wordt
vergrendeld. Haal de sleutel uit het
contact.
Stop & Start
VOORDAT U GAAT RIJDEN
3
56
Partner-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2015
HILL START A SSIST
Deze aan de dynamische
stabiliteitscontrole gekoppelde functie (ook
bekend onder de naam HHC (Hill Holder
Control)) vereenvoudigt het wegrijden op
een helling. Het systeem wordt geactiveerd
onder de volgende omstandigheden:
- de auto moet stilstaan met draaiende
motor en het rempedaal ingetrapt,
-
de hellin
g moet steiler zijn dan 5%,
-
bij het omhoog rijden op een
helling moet de versnellingsbak
in de neutraalstand staan of moet
een andere versnelling dan de
achteruitversnelling zijn ingeschakeld,
-
bij het afdalen van een hellin
g
moet de achteruitversnelling zijn
ingeschakeld.
De Hill Start Assist is een voorziening
om het rijcomfort te vergroten en kan
niet gebruikt worden als elektrisch
bediende handrem.
Werking
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt,
hebt u zodra u het rempedaal loslaat
ongeveer 2
seconden de tijd om,
zonder dat de auto de helling af begint
te rollen, gas te geven en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de
remdruk geleidelijk te laten afnemen.
Gedurende deze fase is het mogelijk
dat de remmen hoorbaar zijn, het
teken dat de auto in beweging komt.
Storing
De Hill Start Assist wordt
gedeactiveerd onder de volgende
omstandigheden:
-
als u het koppelingspedaal laat
opkomen,
-
als de handrem wordt
aangetrokken,
-
als de motor wordt afgezet,
-
als de motor afslaat. In het geval van een storing
in het systeem gaat dit
verklikkerlampje branden
in combinatie met een
geluidssignaal en een
melding ter bevestiging op het
display. Laat het systeem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Starten en stoppen
57
Partner-2-VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2015
ENkELE RIJADVIEZEN
Houd u altijd aan de verkeersregels en
let onder alle omstandigheden goed
op.
Richt uw aandacht op het verkeer en
houd uw handen op het stuurwiel,
zodat u snel kunt reageren op
onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee
uur een pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem
eerder af en houd meer afstand tot uw
voorligger.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde
wegen zo veel mogelijk te vermijden,
want het water kan de motor,
versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig
beschadigen.Bent u genoodzaakt over een
overstroomd weggedeelte te rijden,
doe dan het volgende:
-
kijk of het water niet meer dan
15
cm diep is, houd daarbij
rekening met golfen die door
andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
schakel het Stop & Start-systeem
uit,
-
rijd zo langzaam mogelijk zonder
de motor te laten afslaan. Rijd in
elk geval niet sneller dan 10
km/h,
-
zet de auto niet stil en zet de motor
niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan,
zodra de verkeerssituatie dat toelaat,
meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat
van uw auto, neem dan contact op
met het PEUGEOT
-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Rijd nooit met aangetrokken
handrem - Kans op oververhitting
en beschadiging van het
remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal
(droog gras, afgevallen blad, ...) in
contact kan komen met het warme
uitlaatsysteem - Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt
met draaiende motor achter. Als
u uw auto met draaiende motor
moet verlaten, trek dan de handrem
aan en zet de versnellingsbak in
de neutraalstand of in de stand N
of P, afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Belangrijk!
Starten en stoppen
VOORDAT U GAAT RIJDEN
3
59
PARTNER-2-VP_NL_CHAP04_ERGONOMIE_ED02-2015
LED-DAGRIJVERLICHTING
Mistachterlichten
(amberkleurig, draai de
ring
2 standen naar voren).
Mistlampen vóór (groen, draai
de ring 1
stand naar voren).
Deze worden ingeschakeld door
deze ring naar voren te draaien
en uitgeschakeld door de ring
naar achteren te draaien.
Het branden van de mistlampen
wordt aangegeven door
een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
De automatische verlichting schakelt
het mistachterlicht uit, maar de
mistlampen vóór blijven branden.
Draai de ring twee
standen naar achteren
om achtereenvolgens
het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Automatisch inschakelen van de verlichting
Bij mist of sneeuwval kan de
lichtsensor voldoende licht
waarnemen, waardoor de lichten
niet automatisch zullen worden
ingeschakeld.
Schakel indien nodig het dimlicht
handmatig in.
Dek de lichtsensor, die zich achter
de binnenspiegel op de voorruit
bevindt, niet af. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische
verlichting en ruitenwissers.
Inschakelen
Draai de ring in de stand AUTO. Bij het
inschakelen van de functie verschijnt
een melding op het display.
Uitschakelen
Draai de ring naar voren of naar
achteren. Bij het uitschakelen van de
functie verschijnt een melding op het
display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld
als de verlichting met de
lichtschakelaar wordt bediend. Het parkeerlicht
en het dimlicht
worden automatisch
ingeschakeld als de
lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende
is en als de ruitenwissers wissen. De
verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of het wissen is gestopt.
Deze functie is niet mogelijk in
combinatie met verlichting overdag.
Als de motor wordt gestart, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch
wordt ingeschakeld, gaat de
dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van
verlichting overdag niet wettelijk
verplicht is, kunt u de functie in- of
uitschakelen via het configuratiemenu.
Als in de daarop volgende 30
minuten
niet wordt ingegrepen, treedt de eco-
mode in werking. om te voorkomen
dat de accu leeg raakt. De functies
komen dan in een standby-stand en
het acculampje knippert.
De eco-mode heeft geen effect op het
branden van de parkeerlichten. Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, is het
mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Zie in rubriek 8
het gedeelte
"Accu".
Mistlampen vóór/mistachterlicht
Deze branden in combinatie met
parkeer- en dimlicht.
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMIE en COMFORT
4
169
Partner-2-VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2015
ACCU
Wacht 2 minuten na het uitzetten
van het contact alvorens u de accu
loskoppelt.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor
.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact AAN
en wacht 1
minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen
voordoen.
Wacht ongeveer 3
minuten na het
vervangen van een lamp alvorens u de
accu aansluite
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Laden met behulp van een
acculader
- Maak de accupoolklemmen los.
-
V
olg de aanwijzingen van de
fabrikant op de acculader.
-
Sluit de accukabels weer aan, te
beginnen met de (-) kabel.
-
Controleer of de accupolen en
de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen
en de klemmen.
Starten met een hulpaccu
- Sluit eerst de rode kabel aan op de
(+) polen van de beide accu's.
-
Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu.
-
Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op
een zo ver mogelijk van de accu
verwijderd massapunt van de te
starten auto.
-
Stel de startmotor in werking en
laat de motor draaien.
-
W
acht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.
Deze sticker geeft aan dat er
een speciale 12V-loodaccu is
gebruikt die alleen losgekoppeld
en/of vervangen mag worden bij
het PEUGEOT-netwerk of bij een
gekwalificeerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig
aan vervanging toe is.
Na het monteren van de accu
kan het, afhankelijk van de
weersomstandigheden en de
laadtoestand van de accu, enkele uren
(tot ongeveer 8
uur) duren voordat het
Stop & Start-systeem weer zal werken.
Voor het opladen van de accu van
het Stop & Start-systeem hoeven
de accukabels niet losgenomen te
worden.
Accu
8
SNEL WEER OP WEG
198
Partner-2-VP_nl_Chap09_Caract-technique_ed02-2015
Motoren/gewichten (diesel)
5 zitplaatsenMotor V ersnellingsbakAantal
versnellingen Inhoud
motorcarter* (liter) Aanhanger
ongeremd (kg) Aanbevolen
kogeldruk (kg)
1.6
HDi 75 pkHandgeschakeld 5 -740 50
1.6
HDi 75 pk FAPHandgeschakeld 5 -715 70
1.6
HDi 90 pkHandgeschakeld 5 3,75740 55
1.6
HDi 90 pk FAPHandgeschakeld 5 3,75750 55
1.6
HDi 92 pk ECOHandgeschakeld 5 3,75715 70
1.6
HDi 92 pk FAPHandgeschakeld 5 3,75715 70
1.6
e-HDI 92 pk
ECO Handgeschakeld 5
3,75690
70
Elektronisch gestuurd6 75070
1.6
e-HDi 92
pk FAP Handgeschakeld 5
3,75690
70
Elektronisch gestuurd6 75070
1.6
HDi 110
pk FAP Handgeschakeld 5 3,75750 55
1.6
HDi 112
pk FAP Handgeschakeld 5 3,75735 70
FAP: roetfilter.
e-HDi: uitvoering met Stop & Start.
* Inhoud met vervangen oliefilter.
Gewichten