
.
5008_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2015
Richtingaanwijzers 135
Alarmknipperlichten 135
Cla xon
13
5
ESP-systeem
136
Veiligheidsgordels
1
39
Airbags
1
43
Veiligheid
Rijadviezen 147
Starten - afzetten van de motor 1 48
Elektrische parkeerrem
1
51
Hill Start Assist
1
55
Head-up display
1
58
"Distance alert"
1
60
Snelheidsbegrenzer
163
Snelheidsregelaar
1
66
Handgeschakelde versnellingsbak
1
69
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
1
70
Automatische versnellingsbak
1
75
Schakelindicator
179
Stop & Start
1
80
Controlesysteem bandenspanning
1
83
Parkeerhulp
185
Achteruitrijcamera
187
Intelligente parkeerhulp
1
88
Rijden
Noodoproep of Pechhulp 2 70
Peugeot Connect Nav 2 73
Peugeot Connect Sound
3
29
Audio en telematica
Index
Brandstoftank 191
Tankbeveiliging (diesel) 1 94
Brandstoftank leeg (diesel)
1
95
Motorkap openen
1
96
Motorruimte benzinemotoren
1
97
Motorruimte dieselmotoren
1
98
Niveaus controleren
1
99
Controles
202
Additief AdBlue
® en SCR-systeem
(BlueHDi-dieselmotor) 2 04
Onderhoud
Boordgereedschap 2 12
Bandenreparatieset 2 14
Wiel verwisselen
2
23
Sneeuwkettingen
23
0
Een lamp vervangen
2
31
Zekeringen vervangen
2
37
12V- ac c u
2
4 4
Ec o - mode
247
Wisserbladen vervangen
2
48
Slepen van de auto
2
48
Trekhaak met afneembare kogel
2
50
Trekken van een aanhanger
2
52
Allesdragers monteren
2
54
Sneeuwscherm
255
Accessoires
2
56
Praktische informatie
Benzinemotoren 258
Gewichten (benzine) 2 59
Dieselmotoren
261
Gewichten (diesel)
26
3
Afmetingen
267
Identificatie 268
Technische gegevens
Inhoud

6
5008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2015
Cockpit
Plafonniers 96, 97
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels/airbag aan
passagier szijde
14
0 -141, 14 4
Binnenspiegel
80
Middenconsole
101
Peugeot Connect USB
1
01, 310, 336
Zonneklep
100
Elektrische par keer rem
15
1-15 4, 15 6 -157
Zekeringen dashboard
2
37-240
Motorkapontgrendeling
1
96
Handgeschakelde zesversnellingsbak
169
Opschakelindicator
179
2Tronic versnellingsbak
1
70-174
Automatische transmissie
1
75-178
Stop & Start-systeem
1
80 -182
Hill Holder
1
55
Eco-rijden
1
2-13 Peugeot Connect
Nav+
273-327
Datum/tijd instellen
4
0
Peugeot Connect
Sound
329-349
Datum/tijd instellen
3
5, 38
Ventilatie
6
0-61
Ventilatie achter
6
1
Handbediende airconditioning
62
-63
Automatische airconditioning
6
5-67
Achterruitverwarming
64
Indeling interieur
9
9 -100, 102
-
zonnescherm
-
o
pbergruimte bestuurderszijde
-
dashboardkastje
-
matten
12V-aansluiting
1
02
Datum/tijd instellen (zonder autoradio)
3
3
Overzicht

11
5008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2015
Onderhoud - Technische gegevens
Controle van onderdelen 202-203
- luchtfilter
-
interieurfilter
-
oliefilter
-
remblokken/-schijven
AdBlue
® en SCR-systeem 2
04-211
Brandstoftank leeg (diesel) 1 95
Niveaus controleren
1
99-201
-
olie
-
remvloeistof
-
stuurbekrachtigingsvloeistof
-
koelvloeistof
-
ruitensproeier-/
koplampsproeiervloeistof
Lampen vervangen
2
31-236
-
voor
-
achter Gewichten (benzine)
2
59
Gewichten bedrijfswagenuitvoering (benzine) 260
Gewichten (diesel) 26 3-265
Gewichten bedrijfswagenuitvoering (diesel) 266
A
ccu 12
V
2
44-246
Spaar fase accu, eco-mode
2
47
Zekeringen motorruimte
2
37, 241-243
Motorkapontgrendeling
1
96
Onder de motorkap (benzine)
1
97
Onder de motorkap (diesel)
1
98
Benzinemotoren
258
Dieselmotoren
261-262 Identificatie
268
Afmetingen
2
67
.
Overzicht

12
5008_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50
km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden

13
5008_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het
aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.
Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCR-
systeem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk
naar het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om
de uitstoot van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke
normen.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000
km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
.
Eco-rijden

14
5008_nl_Chap01_controle-marche_ed01-2015
Instrumentenpanelen
De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto.
Klokken
1. Toerenteller G
eeft het motortoerental aan (x 1000 t /min).
2.
K
oelvloeistoftemperatuurmeter.
G
eeft de koelvloeistoftemperatuur aan
(°Celsius).
3.
Br
andstofniveaumeter.
G
eeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.
4.
Sn
elheidsmeter.
G
eeft de wagensnelheid aan (km/h of
m p h).
5.
Di
splay.
6.
K
nop.
T
ijdelijk weergeven van de
onderhoudsindicator en de actieradius
van het additief voor de emissieregeling
(AdBlue
®). W
eergeven en resetten van de
geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
7.
D
immer dashboardverlichting.
K
nop voor de instelling van de lichtsterkte
van de dashboardverlichting, bij
ingeschakelde verlichting.
Raadpleeg voor meer informatie over
de werking en de weergave van een
bepaalde functie de desbetreffende
rubriek.
Controle tijdens het rijden

16
5008_nl_Chap01_controle-marche_ed01-2015
Richtingaanwijzer
linksknippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Controlelampje brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Verklikkerlampjes
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
waarschuwingslampjes enkele seconden
branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele display.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem
(ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing
(waarschuwingslampje).
Verklikkerlampjes kunnen constant
branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes heeft
beide mogelijkheden. Of het constant
branden of knipperen van een
verklikkerlampje duidt op een storing,
is afhankelijk van de werkingsfase van
de auto.
Controle tijdens het rijden

17
5008_nl_Chap01_controle-marche_ed01-2015
Voorgloeien
dieselmotorpermanent.
Het contactslot staat in de tweede
stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
" D imlic ht ".
Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Mistlampen vóór permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar twee standen
naar achteren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
Mistachterlichten permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten
uit te schakelen.
Elektrisch
bediende
handrem permanent.
De elektrisch bediende handrem is
aangetrokken. Zet de elektrisch bediende handrem vrij zodat het
controlelampje uitgaat: trap het rempedaal in en trek
aan de hendel van de elektrisch bediende handrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de elektrisch bediende handrem.
Controlelampje
brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
1
Controle tijdens het rijden