63
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Ontdooien - Ontwasemen
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief gebruikt
worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op de toets "A /C " : het lampje van de
toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2
in de stand "0" staat.
Om de toevoer van koele lucht te versnellen
kunt u gedurende enkele ogenblikken de
recirculatie van de interieurlucht inschakelen.
Schakel daarna weer over op de toevoer van
buitenlucht.
De symbolen op het
bedieningspaneel geven aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en zijruiten snel te kunnen
ontdooien en ontwasemen:
F
z
et de knop van de
luchttoevoerregeling
4
i
n de stand "Toevoer
van buitenlucht" (verklikkerlampje uit),
F
d
raai de knop van de luchtverdeling 3
in de
stand "Voorruit",
F
d
raai de knop van de luchtopbrengst 2
in
de stand 5
(maximaal),
F
d
raai de knop van de
temperatuurregeling
1
in het rood (warm).
Uit
F Druk nogmaals op de toets "A /C " : het
lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
3
Comfort
64
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de toets
op het bedieningspaneel van de
airconditioning.
Achterruitverwarming
AanUit
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op de toets te
drukken. Het verklikkerlampje van de toets
gaat uit.
F
D
ruk op deze toets om de achterruit
en, afhankelijk van de uitvoering, de
buitenspiegels te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets gaat
branden.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
F
S
chakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit omdat
minder stroomverbruik leidt tot een
lager brandstofverbruik.
Comfort
65
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links of naar
rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw
wensen een afstelling tussen 18
en 24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden
(vocht, veel inzittenden, vorst...).
F
K
ies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de airconditioning,
de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de
luchtverdeling naar de luchtroosters voor een
optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten.
Automatische werking
F Druk op de toets "AUTO" .
Het lampje van de toets gaat
branden.
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de
ventilatieroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de
werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
F Druk nogmaals op de toets "zicht" of op
de toets "AUTO" om dit programma af te
sluiten. Het lampje van de toets "zicht"
gaat uit of dat van de toets "AUTO" gaat
branden.
1. Automatisch programma "comfort" 2-3.
Re
geling bestuurders- en
passagierszijde
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om de ingestelde waarde te wijzigen
om sneller de gewenste waarde te
bereiken. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
3
Comfort
66
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Handmatig instellen
F Druk op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.
6. Regeling luchtverdeling
F Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelen
naar:
5. Airconditioning aan/uit
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien),
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de
ventilatieroosters en de beenruimte van de
passagiers,
-
d
e ventilatieroosters en de beenruimte van
de passagiers,
-
d
e ventilatieroosters,
-
d
e beenruimte van de passagiers,
-
d
e voorruit, de zijruiten en de beenruimte
van de passagiers.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
F
D
ruk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische werking
van de airconditioning te hervatten. Het
lampje van de toets "A /C " gaat branden
Om het interieur sneller af te koelen, kunt u
gedurende enkele minuten gebruikmaken van
de luchtrecirculatie. Schakel vervolgens de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het is raadzaam 's winters de ventilatieroosters
achter te sluiten.
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld.
F
D
ruk op de toets "AUTO"
om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.
Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14
of de maximale
waarde 28
te overschrijden.
F
D
raai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO" (low) verschijnt of naar
rechts totdat "HI" (high) verschijnt.
Comfort
67
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Uitschakelen/inschakelen
van het systeem
F Draai de knop van de luchtopbrengst naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
F
D
raai de knop van de luchtopbrengst naar
rechts of druk op de toets "AUTO" om het
systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
9. Ventilatie achter (Rear)
F Druk op deze toets om de luchttoevoer naar de
achterpassagiers te activeren.
De temperatuur is gelijk aan
de ingestelde comfortwaarde
links voor de passagiers links
achter en aan de ingestelde
comfortwaarde rechts voor
de passagiers rechts achter.
Het lampje van de toets gaat
branden.
8. Luchtrecirculatie
F Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje van
de desbetreffende toets gaat
branden.
-
A
fsluiten/Toevoer buitenlucht
(automatische stand). Druk
op deze toets, het lampje gaat
branden.
7. Regeling luchtopbrengst
F Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts om
deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Vermijd het te lang rijden met
uitgeschakeld systeem.
-
G
eforceerd afsluiten van de
buitenlucht (handmatige stand).
Druk op deze toets om de lucht
in het interieur te laten circuleren,
het lampje gaat branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te
sluiten.
F
D
ruk, zodra de omstandigheden het
toelaten, op de toets "auto" om de toevoer
van buitenlucht te hervatten en het beslaan
van de ruiten te voorkomen.
3
Comfort
181
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat
uit en de motor wordt automatisch
gestart:
-
a
uto met een handgeschakelde
versnellingsbak: als u het
koppelingspedaal volledig intrapt,
-
a
uto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak:
● als
u het rempedaal loslaat ter wijl de
se
lectiehendel in de stand A of M staat,
● of
als u, ter wijl de selectiehendel in
d
e stand N staat en het rempedaal is
losgelaten, de selectiehendel in de stand
A of M zet,
● of
als u de achteruitversnelling
i
nschakelt.
-
a
uto met een automatische transmissie:
● als
u het rempedaal loslaat ter wijl de
se
lectiehendel in de stand D of M staat,
● of
als u, ter wijl de selectiehendel in
d
e stand N staat en het rempedaal is
losgelaten, de selectiehendel in de stand
D of M zet,
● of
als u de achteruitversnelling
i
nschakelt. Het verklikkerlampje "ECO"
knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Uitschakelen
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is
dan 25
km/h (handgeschakelde
versnellingsbak, 3
km/h bij een auto met
een PureTech 130 -, BlueHDi 115 - of
BlueHDi 120 -motor), 11
km/h (elektronisch
gestuurde versnellingsbak) of 3
km/h
(automatische transmissie),
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...). Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
8
Rijden
202
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Roetfilter (diesel)
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12V-accuDe accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatie over
de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek
vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de
fabrikant aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens
het oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel. Bij een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
Deze sticker, die hoort bij het Stop &
Start-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Als het roetfilter vervuild is, wordt u
hierop geattendeerd door het tijdelijk
branden van dit lampje in combinatie
met een melding op het multifunctionele
display.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje
dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
niveaus.
Onderhoud
238
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard.Overzicht zekeringen
Zekering N r. Ampère
(A) Functies
F1 15Ruitenwisser achter.
F2 -Niet gebruikt.
F3 5Elektronische eenheid airbags.
F4 10Automatisch dimmende binnenspiegel, airconditioning, eenheid
veiligheidsschakeling, multimediasysteem achter.
F5 30Eentraps elektrische ruitbediening vóór.
F6 30Eentraps elektrische ruitbediening achter.
F7 5Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes, leeslampjes achter,
verlichting zonneklep, verlichting dashboardkastje, verlichting
middenarmsteun, bediening relais 12
V bagageruimte.
Praktische informatie