
106
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Claxon
Geluidssignaal om uw medeweggebruikers te
waarschuwen voor direct gevaar.Let er tijdens het uitvoeren van
manoeuvres op dat u de claxon niet per
ongeluk activeert.
F
D
ruk op een van de spaken van het
stuurwiel. F
D
ruk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid

107
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP:
Electronic Stability Control) dat de volgende
systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar,
-
d
e noodremassistentie,
-
d
e antispinregeling (TRC),
-
de
dynamische stabiliteitscontrole.
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de
remdruk over de wielen.
Noodremassistentie
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (TRC)
Dit systeem verbetert de tractie door het
doorspinnen van de wielen te beperken met
behulp van de remmen van de aangedreven
wielen en de motor. Het zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
6
Veiligheid

108
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal,
duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar
waardoor u tijdens het remmen de
controle over uw auto zou kunnen
verliezen.
Werking
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal,
duidt dit op een storing in het ABS-
systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over uw auto
zou kunnen verliezen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaarZorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los.
Stop onmiddellijk op een veilige plaats.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP) en antispinregeling (TRC)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting, grijpen ze in op de werking van de
motor en het remsysteem. Als het ESP-systeem ingrijpt,
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen in
combinatie met een geluidssignaal.
Als het TRC-systeem ingrijpt,
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid

109
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Het TRC- en het ESP-systeem zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving
van de voorschriften van de fabrikant
met betrekking tot de wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen, en de naleving van
de werkplaatsprocedures van het
PEUGEOT-netwerk.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, mul zand,...) kan
het nuttig zijn het ESP- en het TRC-systeem uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
Storing
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.F
D
ruk kort op deze knop.
Dit verklikkerlampje gaat branden:
het TRC-systeem grijpt niet meer in
op de werking van de motor.
Opnieuw inschakelen
Het TRC- en het ESP-systeem worden
automatisch weer ingeschakeld als de motor
wordt gestart. F
D
ruk nogmaals op de knop om
de systemen handmatig weer in
te schakelen. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal, duidt dit op een
storing in het systeem.
Rijd voorzichtig en rustig en neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Uitschakelen van alleen het TRC-systeem
Uitschakelen van het TRC- en het ESP-
systeem F
Druk, ter wijl de auto stilstaat ,
langer dan 3
seconden op deze
knop.
Deze verklikkerlampjes
gaan branden: het TRC- en
het ESP-systeem grijpen
niet meer in op de werking
van de motor. Als alleen het TRC-systeem is uitgeschakeld,
wordt dit weer ingeschakeld als de
wagensnelheid toeneemt.
Als het TRC- en het ESP-systeem beide zijn
uitgeschakeld, worden ze niet automatisch
weer ingeschakeld als de wagensnelheid
toeneemt.
6
Veiligheid

110
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Active City Brake
Active City Brake is een rijhulpfunctie die
beoogt een frontale aanrijding te voorkomen
of de snelheid van een frontale aanrijding
te verminderen wanneer de bestuurder niet
of te laat ingrijpt (te laat intrappen van het
rempedaal).Dit systeem is ontwikkeld om de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden en de
afstand tot en de snelheid van andere
weggebruikers blijven inschatten.
Active City Brake is slechts een
hulpsysteem; de bestuurder moet altijd
attent blijven.
Bekijk de lasersensor nooit met een
optisch instrument (vergrootglas,
microscoop enz.) op een afstand van
minder dan 10
cm: kans op oogletsel. Dit automatische noodremsysteem
remt later af dan de bestuurder normaal
gesproken zou doen. Het systeem
grijpt dus alleen in als de kans op een
aanrijding groot is.Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een lasersensor en
een camera boven aan de voorruit voertuigen
die in dezelfde richting rijden of die vóór de
auto stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto automatisch af
om de snelheid van de aanrijding te beperken
of om te helpen de aanrijding met de voorligger
te voorkomen.
Voorwaarden voor activering
Active City Brake werkt als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
● de motor draait,
● de
auto rijdt vooruit,
● voor
het geven van waarschuwingen bij
een dreigende aanrijding :
-
d
e wagensnelheid ligt tussen 15 en
140
km/h,
-
h
et snelheidsverschil tussen uw auto
en de voorligger is groter dan ongeveer
15
km/h,
● voor
de hulp bij het remmen :
-
d
e wagensnelheid ligt tussen ongeveer
30
en 80 km/h,
-
h
et snelheidsverschil tussen uw auto
en de voorligger is groter dan ongeveer
30
km/h,
● voor
het automatisch remmen bij een
dreigende aanrijding :
-
d
e wagensnelheid ligt tussen ongeveer
10
en 80 km/h,
-
h
et snelheidsverschil tussen uw auto
en de voorligger is groter dan ongeveer
10
km/h,
● de
remhulpsystemen (ABS, EBD, BAS) zijn
n
iet defect,
● de
stabiliteitscontrolesystemen (TRC, ESP)
z
ijn niet uitgeschakeld of defect,
● de
auto maakt geen scherpe bocht,
● het
systeem is de laatste 10 seconden niet
i
n werking getreden.
Veiligheid

111
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Werking
Het systeem kent drie verschillende werkwijzen:
● Waarschuwing bij een dreigende
aanrijding : als er een kans op een
aanrijding met een voertuig wordt
gedetecteerd, gaat er een verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel branden
en klinkt er een geluidssignaal om
de bestuurder aan te sporen een
uitwijkmanoeuvre te maken. Het moment
van waarschuwen kan worden ingesteld.
● Hulp bij het remmen : vergroot de
remkracht als de bestuurder het rempedaal
intrapt, uitsluitend wanneer er een kans op
een aanrijding wordt gedetecteerd.
● Automatisch remmen bij een dreigende
aanrijding : als uw auto te dicht bij een
voorligger komt of de voorligger te snel nadert,
remt de auto automatisch af om de snelheid
van de aanrijding te beperken. De aanrijding
kan automatisch worden voorkomen als
het snelheidsverschil tussen uw auto en de
voorligger niet groter is dan 30
km/h.
U wordt dan gewaarschuwd door
het branden van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal. Het automatische noodremsysteem kan de auto
volledig tot stilstand brengen als dit nodig is.
De remlichten van uw auto gaan branden om
andere weggebruikers te waarschuwen. Het ingrijpen van het systeem kan ook
tot gevolg hebben dat de motor afslaat,
behalve als de bestuurder tijdens het
automatische remmen snel genoeg het
koppelingspedaal intrapt.
6
Veiligheid

112
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Instellen van het moment van waarschuwen
Druk meerdere keren
achtereenvolgend op deze knop om
door de niveaus te scrollen.
De standaardinstelling is "Normaal".
U kunt het moment waarop u wordt gewaarschuwd voor een dreigende aanrijding instellen.
U kunt kiezen uit drie niveaus:
A.
"
Ver", om vroegtijdig gewaarschuwd te worden (voorzichtige rijstijl).
B.
"Normaal".
C.
"
Dichtbij", om later gewaarschuwd te worden (sportieve rijstijl).
Uitschakelen / inschakelen
Houd deze knop meer dan 3 seconden ingedrukt.
D ruk nogmaals op de knop om het systeem
weer in te schakelen.
Elke keer dat de motor met de sleutel of met de
knop "START/STOP" wordt gestart, wordt het
systeem automatisch weer ingeschakeld. Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden. Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de melding "PCS OFF" wordt
weergegeven.
Veiligheid

113
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Laat nooit sneeuw op de motorkap
liggen, voor werpen boven de motorkap
uitkomen of voor werpen op het dak
naar voren uitsteken: ze zouden in het
gezichtsveld van de sensor kunnen
komen en de detectie van voertuigen
kunnen hinderen.
Grenzen van het systeem
Het systeem detecteert slechts stilstaande
voertuigen (auto's, vrachtwagens) of
voertuigen die in dezelfde richting rijden. Onder zeer slechte
weersomstandigheden (zware regenval,
sneeuw, mist, hagel enz.) neemt de
remweg toe waardoor het systeem
minder efficiënt een aanrijding kan
voorkomen.
De bestuurder moet dus altijd bijzonder
oplettend blijven.
Het systeem treedt niet in werking of wordt
uitgeschakeld als de bestuurder:
-
h
et gaspedaal diep intrapt (zelfs als de
snelheidsbegrenzer is ingeschakeld),
-
o
f een ruk aan het stuur geeft
(uitwijkmanoeuvre).
Het systeem kan voorliggers minder goed
detecteren als:
-
u o
p een weg rijdt met scherpe bochten en/
of een slecht wegdek,
-
d
e auto door een zware lading niet
horizontaal ligt.
-
d
e auto slipt.Het detecteert geen kleine voertuigen
(fietsen, motorfietsen), voetgangers
of dieren en ook geen stilstaande
voorwerpen die niet reflecteren.Ongewenst activeringen
Het is mogelijk dat het systeem ongewenst een
kans op een aanrijding detecteert en in werking
treedt, met name in de volgende gevallen:
-
d
etectie van een voor werp in de berm
bij het ingaan van een bocht (vangrail,
straatlantaarn of verkeersbord),
-
d
etectie van een constructie boven of
onder aan een steile helling (reclamebord,
straatverlichting),
-
d
etectie van reflecterende voor werpen
(middenberm enz.) op de weg,
-
d
etectie van een brug of een bord boven
de weg,
-
k
ruisen van een voertuig in een bocht,
-
k
ruisen van een voertuig op een kruispunt
ter wijl u linksaf of rechtsaf slaat,
-
a
ls een voorligger water of sneeuw opspat,
-
a
ls uw auto tot stilstand komt vlak bij een
overhangende muur of andere voertuigen,
-
a
ls uw auto snel de voorligger nadert,
-
a
ls de wielophanging van de auto verlaagd
of verhoogd is,
-
a
ls de auto door een plastic scherm rijdt,
-
a
ls u door mist of rook rijdt,
-
a
ls de sensor niet goed uitgelijnd is (bij het
vervangen na een aanrijding).
6
Veiligheid