OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
9/10/15
Rijden en bedienen 157
De parkeerhulp achter vereenvou-
digt het inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta-
kels achter te meten. Deze infor-
meert en waarschuwt de bestuurder
met geluidssignalen en een aandui-
ding op het display.
Het systeem heeft drie ultrasone
parkeersensoren in de achter-
bumper.
Aanwijzing
Accessoires e.d. die in het detectie-
gebied van de sensoren gemon-
teerd zijn, kunnen storingen in het
systeem veroorzaken.
Activering
Wanneer u de achteruit inschakelt,
wordt het systeem automatisch
geactiveerd. De aanwezigheid van
een obstakel wordt aangegeven
door geluiden.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de auto het
obstakel nadert. Bij een afstand van
minder dan 40 cm klinkt er een
continu geluidssignaal.
{Waarschuwing
Reflecterende oppervlakken van
voorwerpen of kleding en externe
geluidsbronnen kunnen er in
bepaalde omstandigheden toe
leiden dat het systeem een
obstakel niet registreert. In het
bijzonder moet gelet worden op
lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Deactivering
Het systeem schakelt automatisch
uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Het is mogelijk dat het systeem een
obstakel niet detecteert wanneer de
auto sneller rijdt dan10 km/u.
Storing
Bij een systeemstoring gaatX
branden.
Mocht het systeem bovendien tijde-
lijk niet werken wegens sneeuw op
de sensoren, gaat
Xbranden.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de
sensoren zijn bedekt, bijv. met ijs
of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Speciale situaties gelden bij het
inparkeren van grotere voertuigen
(bijv. terreinwagens, minivans,
bestelbusjes, campers, aanhang-
wagens en vrachtwagens). De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec-
tievlak, zoals smalle voorwerpen
of zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
De parkeerhulp detecteert geen
objecten buiten het detectie-
bereik.
OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
9/10/15
182 Verzorging van de auto
3 Achterruitverwarming
4 Verwarming buitenspiegel
5 Zonnedak
6 Regelmodule continuvariabele transmissie
7 Luchtmassasensor
8 Pomp hulpverwarming
9 Klep ABS-systeem
10 Regeling voor spanningsre- gulatie
11 Achteruitkijkcamera
12 -
13 -
14 Motorregelmodule/transmis- sieregelmodule
15 Regelmodule brandstofin- spuiting/startmotor
16 Brandstofpompmotor
17 Motorregelmodule1
18 Motorregelmodule2
19 Verstuiver, ontsteking
20 Airconditioning 21 Intelligente accusensor
22 Elektrisch stuurslot
23 Koelventilator laag
24 -
25 Schakelaar buitenspiegel
26 Motorregelmodule/
regelmodule automatische
transmissie
27 Magneetklep koolstofre- servoir
28 Rempedaalschakelaar
29 Extra inzittendensensor
30 Motor koplampafstelling
31 Claxon
32 Mistlamp voor
33 Grootlicht links
34 Grootlicht rechts
35 -
36 Motor achterruitwisser
37 Bochtverlichting links
38 Motor sproeierpomp
39 Bochtverlichting rechts 40 -
41 -
42 Startmotor 2
43 Elektrisch centrum met
bussen in het paneel
44 Geautomatiseerde versnel- lingsbak
45 Startmotor 1
46 Pomp ABS-systeem
47 Koelventilator hoog
48 Motor voorruitwisser
49 Accessoire elektrisch centrum met bussen in het
paneel/RAP-vermogen
OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
9/10/15
Verzorging van de auto 187
{Waarschuwing
Als de spanning te laag is,
kunnen de banden behoorlijk
warm worden en inwendig schade
oplopen, wat loslaten van het
loopvlak en zelfs een klapband bij
hoge snelheid tot gevolg heeft.
Als u de bandenspanning van een
auto met bandenspanningscontrole-
systeem moet verhogen of verlagen,
moet u het contact uitzetten.
Zet na het aanpassen van de
bandenspanning het contact aan en
selecteer de betreffende instelling
op de pagina Bandenbelasting in
het Driver Information Centre, Driver
Information Center (DIC) 075
ii.
Afhankelijkheid van tempe-
ratuur
De bandenspanning is afhankelijk
van de temperatuur van de band.
Onderweg lopen de temperatuur en
de spanning van de band op. De
bandenspanningswaarden zoals
vermeld op het etiket met informatie over de banden en het bandenspan-
ningsoverzicht gelden voor koude
banden, d.w.z. bij 20 °C.
Bij een temperatuurstijging van 10 °
C loopt de spanning op met bijna 10
kPa. Neem dit in acht wanneer u
warme banden controleert.
De bandenspanningswaarde op het
Driver Information Center geeft de
werkelijke bandenspanning aan.
Een afgekoelde band geeft een
afgenomen waarde weer. Dit duidt
niet op een lekkage.
Bandenspanningscontro-
lesysteem
Het bandenspanningscontrolesys-
teem (TPMS) controleert eenmaal
per minuut de bandenspanning van
de vier banden vanaf een bepaalde
snelheid.
Voorzichtig
Het bandenspanningscontrolesys-
teem waarschuwt alleen bij een te
lage bandenspanning en vervangt
het gewone onderhoud van de
banden door de bestuurder niet.
Alle wielen moeten druksensoren
hebben en de banden moeten de
voorgeschreven bandenspanning
hebben.
Aanwijzing
In landen waar het bandenspan-
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, wordt de typegoedkeuring
van de auto bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren
ongeldig.
U kunt de actuele bandenspan-
ningswaarden bekijken in het Boord-
informatiemenu op het Driver
Information Center (DIC).
U selecteert het menu met de
knoppen op de richtingaanwijzer-
hendel.
OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
9/10/15
Verzorging van de auto 189
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning verhoogd of
verlaagd moet worden.
Monteer alleen wielen met druksen-
soren, anders wordt de banden-
spanning niet weergegeven en
brandt
7voortdurend.
Een tijdelijk reservewiel is niet uitge-
rust met spanningssensoren. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. De
controlelamp
7brandt. Voor de
overige drie wielen blijft het systeem
werken.
Gebruik van in de handel verkrijg-
bare vloeibare bandenreparatiesets
kan de werking van het systeem
nadelig beïnvloeden. Gebruik door
de fabriek goedgekeurde repara-
tiesets.
Werkende elektronische apparatuur
of de nabijheid van installaties die
op dezelfde frequenties werken
kunnen het bandenspanningscontro-
lesysteem verstoren.
Bij het verwisselen van de banden
moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem steeds worden gedemonteerd en
onderhouden. Voor de geschroefde
sensor: Vervang het bandventiel en
de afdichtring. Voor de ingeklikte
sensor: Vervang de volledige
klepsteel.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspannings-
waarden
Bandenspanning 0217
iiaan op de belading van de auto en
selecteer de betreffende instelling in
het menu Bandenbelasting op het
Driver Information Center, Boordin-
formatiemenu. Driver Information
Center (DIC) 075
ii.
Deze instelling is de referentie voor
de bandenspanningswaarschu-
wingen.
Het menu Bandenbelasting
verschijnt alleen als de auto stilstaat
en de handrem is aangetrokken.
Selecteer:
. Lovoor een comfortabele
spanning tot 3 inzittenden.
. Eco voor Eco-spanning tot 3
inzittenden.
. HIvoor volledige belading
Afstemmingsproces
TPMS-sensor
Elke TPMS-sensor heeft een unieke
identificatiecode. De identificatie-
code moet aan de positie van een
nieuwe band/nieuw wiel worden
gekoppeld nadat de banden zijn
geroteerd of alle wielen zijn verwis-
seld en als één of meer
OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
9/10/15
190 Verzorging van de auto
TPMS-sensor is vervangen. Het
TPMS-afstemmingsproces moet ook
worden uitgevoerd als een reserve-
band is vervangen door een rijband
met TPMS-sensor.
Bij de volgende contactcyclus
moeten de storingslamp en het
waarschuwingsbericht doven/
verdwijnen. De sensoren worden
met een TPMS-inleergereedschap
in de volgende volgorde aan de
diverse banden/wielen gekoppeld:
Band linksvoor, band rechtsvoor,
band rechtsachter, band linksachter.
De richtingaanwijzer in de huidige
actieve stand wordt verlicht totdat
de sensor is gekoppeld.
Raadpleeg uw werkplaats voor
onderhoud of voor het aanschaffen
van een inleergereedschap. Het
kost twee minuten om de eerste
band/ wiel-positie af te stemmen en
in totaal vijf minuten om de alle vier
band/wiel-posities af te stemmen.
Duurt het langer, dan wordt het
afstemproces gestopt en moet het
opnieuw worden gestart.
Het TPMS-sensorafstemmings-
proces is:1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
3. Zet de keuzehendel in
neutraal.
4. Gebruik MENUop de hendel
van de richtingaanwijzer om
het Boordinformatiemenu in
het Driver Information Center te
selecteren.
5. Draai het afstelwiel om naar het bandenspanningsmenu te
schuiven.
6. Druk op SET/CLRom de
sensorafstemming te starten.
Er moet een bericht
verschijnen met de vraag de
procedure te bevestigen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR
om uw keuze te bevestigen. De
claxon piept twee keer om aan
te geven dat de ontvanger in
de inleermodus staat.
8. Begin met de band linksvoor.
9. Plaats de programmeertool naast de bandwang, bij het
ventiel. Druk vervolgens op de
knop om de TPMS-sensor te activeren. Een kort signaal van
de claxon bevestigt dat de
sensoridentificatiecode op deze
band en wielpositie is
afgestemd.
10. Ga verder met de band rechts- voor en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
11. Ga verder met de band rechts- achter en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
12. Ga verder met de achterband links en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9. De
claxon piept twee keer ter
aanduiding dat de sensoridenti-
ficatiecode aan de achterband
links is gekoppeld en dat de
procedure voor het koppelen
van de sensoren van het TPMS
afgesloten is.
13. Schakel het contact uit.
14. Breng de vier banden op de aanbevolen bandenspanning
zoals aangegeven op het label
bandenspanningswaarden.