184Rijden en bedieningDe auto regelmatig voltanken om cor‐rosie in de tank tegen te gaan.
Verhelpen van storingen
Als de gasmodus niet mogelijk is,
controleer dan het volgende:
● Is er voldoende vloeibaar gas aanwezig?
● Is er voldoende benzine aanwe‐ zig om te starten?
Vanwege extreme temperaturen in
combinatie met de samenstelling van
het gas kan het iets langer duren
voordat het systeem van de benzine- naar de gasmodus omschakelt.
In extreme situaties kan het systeem
ook terugschakelen naar de benzine‐
modus als niet aan de minimale eisen wordt voldaan. Als dat het geval is,
kunt u wellicht weer overschakelen
naar rijden op LPG.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-sys‐
teem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken ge‐
makkelijk ontdekt kunnen worden.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Oorzaak van de sto‐
ring onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijke wetgeving volgen.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
186Rijden en bedieningKlepje sluiten en vastklikken.
Vloeibaar gas tanken Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.
Schroef de beschermdop los van de
vulpijphals.
Schroef de vereiste adapter handvast op de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk
de vergrendelhendel op het vulmond‐ stuk naar beneden.
DISH-vulpijp: Plaats het vulmondstuk
in de adapter. Druk de vergrendel‐ hendel op het vulmondstuk naar be‐
neden.
Vulpijphals met bajonetsluiting:
Plaats het vulmondstuk op de adapter en draai het een kwartslag naar links
of rechts. Trek zo ver mogelijk aan de vergrendelhendel van het vulmond‐
stuk.
EURO-vulpijphals: Druk het vulmond‐
stuk op de adapter totdat het ingrijpt.
Druk op de knop van het toevoerpunt voor vloeibaar gas. Het vulsysteem
stopt of gaat langzaam werken als de
tank voor 80% gevuld is (maximum‐
peil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het vul‐
mondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg hem in
de auto op.
Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐
dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het sys‐
teem is het ontsnappen van vloei‐
baar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onvermij‐
delijk. Niet inademen.
202Verzorging van de autoWaarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Zie het Instructieboekje voor meer informatie.
● Explosief gas kan in de buurt van
de accu aanwezig zijn.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Indien de tank is leeggereden, moet
het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. Schakel het contact drie‐
maal in gedurende 15 seconden per keer. Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Herhaal deze
procedure na minstens vijf seconden .
Als de motor niet aanslaat, moet u de
hulp van een werkplaats inroepen.Wisserblad vervangen
Til de wisserarm op tot deze in de ge‐
heven stand blijft. Druk op de pallen
aan beide zijden, kantel het wisser‐
blad in een hoek van 90° naar de wis‐
serarm toe en verwijder deze naar bo‐
ven.
Aanbrengen in omgekeerde volg‐
orde.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
271Partikelfilter................................. 144
Pedaal intrappen .......................... 93
Persoonlijke instellingen ............108
Pollenfilter .................................. 136
Portieren ....................................... 25
Portier open ................................. 97
Prestaties ................................... 253
Profieldiepte ............................... 224
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 266
Regelbare instrumentenverlich‐ ting ......................................... 123
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 265
Remassistentie .......................... 155
Rem- en koppelingssysteem .......93
Rem- en koppelingsvloeistof ......244
Remmen ............................ 153, 200
Remvloeistof .............................. 200
Reparatie ongevalschade ...........263
Reservewiel ............................... 233
Richtingaanwijzer ........................90
Richtingaanwijzers ..................... 121
Richtingaanwijzers vooraan ......207
Roetfilter ............................... 94, 144
Rugleuning neerklappen .............38
Ruiten ........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......189Rijregelsystemen ........................155
Rijverlichting .......................... 12, 96
S Schakelen ..................................... 93
Service ....................................... 136
Service-display ............................ 87
Service-indicatie .......................... 92
Service-informatie ...................... 243
Sjorogen ...................................... 72
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................225
Snelheidsbegrenzer .............96, 160
Snelheidsmeter ............................ 84
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................200
Stadsmodus................................ 157
Startbeveiliging ......................28, 96
Starten en bedienen ...................138
Starthulp gebruiken ...................235
Stoelpositie .................................. 36
Stoelverstelling ........................7, 37
Stoelverwarming ........................... 40
Stop/Start-systeem .....................140
Storing ............................... 148, 153
Storingsindicatielamp ..................92
Stroomonderbreking ..................148
Stuurbedieningsknoppen .............77Stuurbekrachtiging........................ 93
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 77
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 184
Te laag brandstofpeil ...................95
Toerenteller ................................. 85
Top-Tether-bevestigingsogen ......55
Traction Control .........................155
Traction Control-systeem UIT....... 94 Trekhaak .................................... 190
Trekken............................... 189, 237
Trekstang.................................... 189
Typeplaatje ................................ 247
U Uitlaatgassen ............................. 144
Uitrol-brandstofafsluiter .............140
Uitstapverlichting .......................125
Ultrasoonparkeerhulp ..................94
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 224
Vaste luchtroosters ....................135
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................40
Velgen en banden .....................217