
Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● vergrendelingssysteem
● diefstalalarmsysteem
De afstandsbediening heeft een be‐ reik van ca. 20 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw ge‐
synchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen  3 22.
Basisinstellingen U kunt sommige instellingen veran‐deren op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen  3 108. 

Instrumenten en bedieningsorganen109
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
● Talen (Languages)
● Tijd en datum
● Radio-instellingen
● Telefooninstellingen
● Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie 'Klok'  3 81.
Radio-instellingen
Raadpleeg voor meer informatie de Handleiding Infotainment.
Telefooninstellingen
Raadpleeg voor meer informatie de Handleiding Infotainment.
Auto-instellingen ● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Wij‐
zigt de cabineluchtstroom van de
klimaatregeling in de automati‐
sche modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij het starten van de auto. Laatste
instelling (aanbevolen) of bij het
starten van de auto is altijd AAN
of altijd UIT.
Autom. Achterruitverwarming :
Activeert de automatische ach‐
terruitverwarming.● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Activering kan worden geselec‐
teerd met of zonder de aanhan‐
gerkoppeling bevestigd.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het blinde‐
hoeksysteem.
● Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐
verlichting.
Duur tijdens uitstappen : 

110Instrumenten en bedieningsorganenActiveert of deactiveert de uit‐
stapverlichting en wijzigt de duur
ervan.
● Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunc‐
tie na inschakelen van het con‐
tact.
Geen vergr. bij portier open : Ac‐
tiveert of deactiveert de portier‐ vergrendelingsfunctie wanneer
een portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de ver‐
traagde portiervergrendelings‐
functie. Deze menuoptie wordt
weergegeven met  Geen vergr. bij
portier open  gedeactiveerd. Cen‐
trale vergrendeling  3 22.
● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Passieve portierontgr. : Wijzigt de
configuratie om alleen het be‐stuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
Autom. Portiervergrendeling : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische hervergrendeling na het
ontgrendelen zonder de auto te
openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op de standaardinstellingen.
Persoonlijke instellingen
Colour-Info-Display
Wanneer de audio ingeschakeld is,
drukt u op  ; op het bedieningspa‐
neel.Instellingen  indrukken.
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
● Tijd- en datuminstellingen
● Radio-instellingen
● Verbindingsinstelllingen
● Voertuiginstellingen
● Talen
● Tekstscroll
● Volume pieptoon bij bediening
● Maximale startvolume
● Systeemversie
● DivX(R) VOD 

Instrumenten en bedieningsorganen111In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd- en datuminstellingen
Zie 'Klok'  3 81.
Radio-instellingen
Raadpleeg voor meer informatie de
Handleiding Infotainment.
Verbindingsinstelllingen
Raadpleeg voor meer informatie de Handleiding Infotainment.
Voertuiginstellingen ● Klimaat & luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Modificeert de cabinelucht‐ stroom van de klimaatregeling in
de automatische modus.
Airco-modus : Regelt de status
van de koelcompressor bij het
starten van de auto. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij het
starten van de auto is altijd AAN
of altijd UIT.
Automatische achterruitontwa‐
seming : Activeert de achterruit‐
verwarming automatisch.● Comfort & gemak
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Aanpassing door bestuurder : Ac‐
tiveert of deactiveert persoonlijke
instellingen.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐ ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Aanrijding / detectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Activering kan worden geselec‐
teerd met of zonder de aanhan‐
gerkoppeling bevestigd.
Waarschuwing dode hoek : Wij‐
zigt de instellingen van het blin‐
dehoeksysteem.
● Verlichting
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.Voertuiglocalisatielampen : Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐ verlichting.
● Elektrische portiervergr.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie na inschakelen van
het contact.
Anti buitensluiten bij niet
vergrendelde deur : Activeert of
deactiveert de portiervergrende‐
lingsfunctie wanneer een portier openstaat.
Vertraagd portierslot : Activeert of
deactiveert de vertraagde por‐
tiervergrendelingsfunctie. Deze
menuoptie wordt weergegeven
met  Anti buitensluiten bij niet
vergrendelde deur  gedeacti‐
veerd. Centrale vergrendeling
3  22.
● Instellingen vergr., ontgr.
Verklikkerlampje ontgrendelen
op afstand : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen. 

Klantinformatie261KlantinformatieKlantinformatie........................... 261
Conformiteitsverklaring ............261
Reparatie ongevalschade ........263
Erkenning van software ...........263
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 265
Event Data Recorders (EDR) ..265
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 266Klantinformatie
Conformiteitsverklaring Radiozendsystemen
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐ palingen van Richtlijn 1999/5/EC.Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website. 

266Klantinformatie●Reacties van de auto in bepaalde
rijsituaties (bijv. afgaan van air‐
bag, activering van stabiliteitsre‐
geling).
● Omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur).
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐
nisch en helpen fouten identificeren
en corrigeren alsook de functies van
de auto optimaliseren.
Bewegingsprofielen die afgelegde
routes aangeven, kunnen niet met
deze gegevens worden gemaakt.
Als diensten worden gebruikt ( bijv. re‐
paraties, serviceprocessen, garantie‐
gevallen, kwaliteitsborging) kunnen
medewerkers van het servicenetwerk (met inbegrip van de fabrikant) deze
technische informatie lezen in de ge‐
beurtenis- en foutgegevensopslag‐
modules waarbij speciale diagnosti‐
sche apparaten worden gebruikt. Zo
nodig ontvangt u verdere informatie bij deze werkplaatsen. Nadat een fout gecorrigeerd is, worden de gegevens uit de foutopslagmodule verwijderd of
worden ze constant overschreven.Bij gebruik van de auto kunnen zich situaties voordoen waarin deze tech‐
nische gegevens die samenhangen
met andere informatie (rapport over
aanrijding, schade aan de auto, ver‐
klaring van getuigen enz.) in verband kunnen worden gebracht met een
specifieke persoon - mogelijk met de
hulp van een expert.
Extra functies die contractueel zijn
overeengekomen met de klant (bijv.
locatie van auto in noodgevallen) ma‐
ken de overdracht van bepaalde au‐
togegevens uit de auto mogelijk.Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals ra‐
diogestuurde afstandsbedieningen
voor het vergrendelen/ontgrendelen
van de deuren en starten en zenders
in de auto voor het openen van gara‐ gedeuren. RFID-technologie in Opel-
voertuigen gebruikt geen persoonlijke informatie, houdt ze niet bij of koppelt
deze niet aan andere Opel-systemen
die persoonlijke informatie bevatten. 

271Partikelfilter................................. 144
Pedaal intrappen .......................... 93
Persoonlijke instellingen  ............108
Pollenfilter  .................................. 136
Portieren ....................................... 25
Portier open  ................................. 97
Prestaties ................................... 253
Profieldiepte ............................... 224
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 266
Regelbare instrumentenverlich‐ ting  ......................................... 123
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 265
Remassistentie  .......................... 155
Rem- en koppelingssysteem  .......93
Rem- en koppelingsvloeistof ......244
Remmen  ............................ 153, 200
Remvloeistof  .............................. 200
Reparatie ongevalschade ...........263
Reservewiel  ............................... 233
Richtingaanwijzer  ........................90
Richtingaanwijzers ..................... 121
Richtingaanwijzers vooraan  ......207
Roetfilter ............................... 94, 144
Rugleuning neerklappen  .............38
Ruiten ........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips  ......189Rijregelsystemen ........................155
Rijverlichting  .......................... 12, 96
S Schakelen ..................................... 93
Service ....................................... 136
Service-display  ............................ 87
Service-indicatie  .......................... 92
Service-informatie ...................... 243
Sjorogen  ...................................... 72
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels  ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen  .......................225
Snelheidsbegrenzer .............96, 160
Snelheidsmeter ............................ 84
Spiegelverstelling  ..........................8
Sproeiervloeistof  ........................200
Stadsmodus................................ 157
Startbeveiliging  ......................28, 96
Starten en bedienen ...................138
Starthulp gebruiken  ...................235
Stoelpositie  .................................. 36
Stoelverstelling  ........................7, 37
Stoelverwarming ........................... 40
Stop/Start-systeem .....................140
Storing  ............................... 148, 153
Storingsindicatielamp  ..................92
Stroomonderbreking  ..................148
Stuurbedieningsknoppen  .............77Stuurbekrachtiging........................ 93
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 77
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 184
Te laag brandstofpeil  ...................95
Toerenteller  ................................. 85
Top-Tether-bevestigingsogen ......55
Traction Control  .........................155
Traction Control-systeem UIT....... 94 Trekhaak .................................... 190
Trekken............................... 189, 237
Trekstang.................................... 189
Typeplaatje  ................................ 247
U Uitlaatgassen  ............................. 144
Uitrol-brandstofafsluiter  .............140
Uitstapverlichting  .......................125
Ultrasoonparkeerhulp  ..................94
Uw autogegevens  ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen  ............................. 224
Vaste luchtroosters  ....................135
Veiligheidsgordel  ...........................8
Veiligheidsgordels  .......................40
Velgen en banden  .....................217