Page 162 of 275

160Rijden en bedieningSnelheid verhogenHoud, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid
of draai het meermaals kort naar
RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het stelwiel naar SET/- te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.
Uitschakelen
Druk op y; controlelamp m in de in‐
strumentengroep brandt wit. De
cruise control is gedeactiveerd. De
laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het geheugen.
Automatisch uitschakelen: ● De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
● De rijsnelheid is hoger dan ca. 200 km/u.
● Het rempedaal wordt bediend.
● Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
● De keuzehendel is in N.
● Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregelingis actief.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐
gen snelheid wordt nu overgenomen.Uitschakelen
Druk op m; controlelamp m in de in‐
strumentengroep dooft. De opslagen
snelheid wordt gewist.
Via L voor het activeren van de snel‐
heidsbegrenzer of het uitschakelen
van het contact wordt ook de cruise control uitgeschakeld en wordt de op‐ geslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
25 km/u.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bij
het afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet op het
Driver Information Center weergege‐
ven.
Page 163 of 275

Rijden en bediening161Inschakelen
Druk op L. Als de cruise control eer‐
der geactiveerd was, wordt deze uit‐
geschakeld als de snelheidsbegren‐
zer wordt geactiveerd en controle‐
lamp m dooft.
Ingestelde snelheidslimiet Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, het stelwiel op RES/+
draaien of herhaaldelijk kort naar
RES/+ draaien tot de gewenste snel‐
heidslimiet op het Driver Information
Center wordt getoond.
Of accelereer tot de gewenste snel‐
heid en draai het stelwiel kort naar
SET/- : de huidige snelheid wordt als
snelheidslimiet opgeslagen. De snel‐
heidslimiet verschijnt op het Driver In‐ formation Center.
Snelheidslimiet wijzigen
Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, het stelwiel naar RES/+
draaien om te verhogen of naar
SET/- om de gewenste snelheidsli‐
miet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig door de weer‐
stand heen in te trappen.
De snelheidslimiet knippert in het Dri‐ ver Information Center en er klinkt te‐gelijkertijd een geluidssignaal.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het be‐ reiken van een lagere snelheid dande snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Uitschakelen
Druk op y: snelheidsbegrenzer is
gedeactiveerd en de snelheid van de
auto is niet meer begrensd.
De begrensde snelheid wordt opge‐
slagen en aangeduid tussen vier‐
kante haken op het Driver Information
Center. Ook verschijnt een bijbeho‐
rend bericht.
Snelheidslimiet hervattenDraai het stelwiel naar RES/+. De op‐
geslagen snelheidslimiet wordt be‐
reikt.
Uitschakelen
Druk op L, de snelheidslimiet in het
Driver Information Center dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Page 164 of 275

162Rijden en bedieningDoor via m de cruise control te acti‐
veren wordt de snelheidsbegrenzer
ook gedeactiveerd en de opgeslagen snelheid gewist.
Door het contact uit te schakelen
wordt de snelheidsbegrenzer ook ge‐ deactiveerd maar de snelheidslimietwordt opgeslagen voor de volgende
activering van de snelheidsbegren‐
zer.
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐
bruikt het camerasysteem in de voor‐ ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 meter di‐
rect voor u bevinden.Een voorligger wordt aangegeven
door controlelamp A.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en ver‐
schijnt er een visuele waarschuwing in de voorruit.
Een voorwaarde is dat de frontaanrij‐
dingswaarschuwing niet met V ge‐
activeerd is.
Inschakelen
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u , als deze niet is gedeac‐
tiveerd via V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het systeem kan
op kort, gemiddeld of ver worden in‐
gesteld.
Druk op V, de huidige instelling ver‐
schijnt op het Driver Information Cen‐
ter. Druk opnieuw op V om de ge‐
voeligheid van het systeem te wijzi‐ gen.
Page 271 of 275

269Beveiliging van de auto................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............123, 211
Blindehoeksysteem ....................174
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................216
Boordinformatie .........................105
Brandstof .................................... 182
Brandstofkeuzeschakelaar ..........86
Brandstofmeter ............................ 85
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 188
Brandstof voor benzinemotoren 182
Brandstof voor dieselmotoren ...182
Brandstof voor rijden op LPG .....182
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................80
Buitenverlichting .........................117
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 78
Code ........................................... 105
Colour-Info-Display .....................103
Conformiteitsverklaring ...............261
Contactslotstanden ....................138
Controlelampen ......................84, 88
Controle over de auto ................138
Controles .................................... 196
Cruise control ...................... 96, 159D
Dagrijlicht ................................... 119
Dagteller ...................................... 84
Dak ............................................... 33
Dakbelasting ................................. 74
Dakdrager .................................... 73
Derde remlicht ........................... 210
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 202
Dimlicht of grootlicht ...................117
Draagsysteem achterzijde ............59
Driepuntsgordel ........................... 41
Driver Information Center .............97
E Eerste hulp ................................... 73
Elektrisch bediende ruiten ...........30
Elektrische aansluitingen .............83
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 211
Elektronische rijprogramma's ...
........................................ 148, 153
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....94
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 156
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............94Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............130
Erkenning van software ..............263
Event Data Recorders (EDR) .....265
F Fietsendrager ............................... 59
Flex-Fix-systeem .......................... 59
Frontaal airbagsysteem ...............46
Frontaanrijdingswaarschuwing ...162
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................150
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................107
Gemakkelijk instappen .................38
Gereedschap ............................. 216
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................73
Gloeilamp vervangen ................203
Gordels ......................................... 40
Gordelverklikker ........................... 91
Gordijnairbagsysteem .................. 48
Graphic-Info-Display ...................104
Grootlicht ............................. 96, 118
Grootlichtassistentie .............96, 120