AUX-ingang35AUX-ingangAlgemene aanwijzingen...............35
Gebruik ........................................ 35Algemene aanwijzingen
Radio met cd / mp3-speler
In de middenconsole bevindt zich een
AUX-poort voor het aansluiten van
externe audiobronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Het is mogelijk om bijv. een draag‐ bare cd-speler met een 3,5 mm-stek‐
ker aan te sluiten op de AUX-ingang.
Gebruik
Druk op het Infotainmentsysteem
meerdere malen op de toets MEDIA
om de AUX-modus te activeren en
schakel het externe audioapparaat in.Voorzichtig
Voordat u een extra apparaat aan‐ sluit of loskoppelt, bijv. een draag‐
bare cd-speler, schakelt u de spe‐ ler en het infotainment-systeem uit
om problemen met de geluidskwa‐
liteit en mogelijke schade aan de
apparatuur te voorkomen.
Een audiobron die is aangesloten op
de AUX-ingang werkt alleen via de
bedieningsorganen op de audiobron
zelf. Met de bedieningsorganen op
het Infotainmentsysteem kunt u niet
naar een andere track, map of af‐
speellijst gaan.
De naam van de artiest of het num‐
mer wordt niet op het display weer‐
gegeven.
USB-poort37USB-poortAlgemene aanwijzingen...............37
Opgeslagen audiobestanden
afspelen ....................................... 39Algemene aanwijzingen
Radio met cd / mp3-speler
Er is een USB-poort beschikbaar voor
het aansluiten van externe audio‐ bronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
En MP3 -speler, USB-apparaat of een
iPod kan op de USB-poort worden
aangesloten.
Met een aangesloten extern audioap‐ paraat kunt u digitale audio uit een
bepaalde categorie afspelen, bijv. op
artiest of muziekgenre.
Als het USB-apparaat veel bestanden
bevat, kan het aanmaken van de li‐
brary enkele minuten in beslag ne‐
men.
USB-apparaten werken als volgt: ● Displaymenu's
● Stuurbedieningsknoppen 3 8
● Gesproken opdrachten 3 42
Druk na het aansluiten van een USB-
audioapparaat op de toets MEDIA om
de audiobron op Mediaspeler te zet‐ ten.
Op het display verschijnen specifieke
berichten dat het systeem wordt ge‐
bruikt via een extern audioapparaat
dat via USB aangesloten is.
Opmerkingen
De aangesloten mp3-spelers en
USB-drives moeten voldoen aan de
USB Mass Storage Class specifica‐
tion (USB MSC).
Alleen mp3-spelers en USB-opslag‐
apparaten met een clusteromvang
die kleiner of gelijk is aan 64 kb in het
FAT16/FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
USB-poort39Opgeslagen
audiobestanden afspelen
De mediaspeler registreert het aan‐
sluiten van een USB-audioapparaat
op de USB-poort. Na het inschakelen van het contact wordt er een library
aangemaakt en automatisch weerge‐
geven.
De mediaspeler heeft slechts één li‐
brary. Bij het aansluiten van een
nieuw USB-apparaat wordt er in
plaats van de bestaande library een
nieuwe aangemaakt.
Na het aansluiten kunt u het externe
audioapparaat alleen met de stuurbe‐ dieningsknoppen, de toetsen van het
Infotainmentsysteem en gesproken
opdrachten bedienen.
Bedieningsorganen Infotainment 3 8.
Stuurbedieningsknoppen 3 8.
Stemherkenningssysteem 3 42.Bediening van displayscherm
Met de stuurbedieningsknoppen door menuopties op het display bladerenen geselecteerde opties bevestigen:
● Druk op R of S om door de me‐
nuopties op het display te blade‐
ren.
● Druk op SRC/OK om geselec‐
teerde opties te bevestigen.
Wijzigingen worden opgeslagen en
menu's worden na korte tijd automa‐
tisch afgesloten.
Weergave starten Ga als volgt te werk om de audiobron
in mediaspeler te veranderen:
● MEDIA -toets op het infotain‐
mentsysteem indrukken.
- of -
● Druk meerdere malen op de knop
SRC/OK van de stuurbedie‐
ningsknoppen.
Na het activeren van de mediaspeler
start de weergave automatisch als
Auto play ingeschakeld is.Let op
Wij raden u aan om de automatische afspeelfunctie in te schakelen, zodat
audiotracks bij het inschakelen van
het contact automatisch worden af‐
gespeeld.
Als Auto play uitgeschakeld is, kunt u de weergave met de stemherken‐
ningsfunctie starten:
1. Druk op s en wacht op het ge‐
luidssignaal.
2. Zeg " Spelen".
Stemherkenningssysteem 3 42.
Volgende / vorige track
selecteren
Volgende / vorige track selecteren tij‐ dens weergave van een track op de
mediaspeler:
● Druk op het stuurwiel op de knop
R of S.
- of -
● Druk op het Infotainmentsysteem
op de toets _ of 6.
USB-poort41Willekeurige afspeelvolgorde
Stel de mediaspeler als volgt zodanig
in dat alle tracks standaard in wille‐
keurige volgorde worden afgespeeld:
1. Druk op  / MENU .
2. Selecteer MEDIA PLAYER en
druk op SRC/OK .
3. Selecteer INSTELLINGEN en
druk op SRC/OK .
4. Selecteer WILLEKEURIGE
VOLGORDE en druk op
SRC/OK .
5. Selecteer AAN of UIT .
Track herhalen
Stel de mediaspeler als volgt zodanig in dat de tracks standaard steeds op‐
nieuw worden afgespeeld:
1. Druk op  / MENU .
2. Selecteer MEDIA PLAYER en
druk op SRC/OK .
3. Selecteer INSTELLINGEN en
druk op SRC/OK .
4. Selecteer Steeds opnieuw en
druk op SRC/OK .
5. Selecteer AAN of UIT .Autoplay
Stel de mediaspeler als volgt zodanig
in dat de tracks bij het inschakelen
van het contact automatisch worden
afgespeeld:
1. Druk op  / MENU .
2. Selecteer MEDIA PLAYER en
druk op SRC/OK .
3. Selecteer INSTELLINGEN en
druk op SRC/OK .
4. Selecteer AFSPELEN en druk op
SRC/OK .
5. Selecteer AAN of UIT .
Mp3-display Wijzig de categorie voor het mp3-dis‐play als volgt:
1. Druk op  / MENU .
2. Selecteer Mp3-display met de
toets R of S.
3. Selecteer met de toets R of S een
van de volgende opties:
● Bestandsnaam
● Titel
● Schrijver●Album
● Mappen
Van USB-ingang loskoppelen Het afspelen stopt onmiddellijk wan‐
neer het externe audioapparaat uit de
USB-aansluiting wordt getrokken.
44StemherkenningGesproken opdrachtenLet op
Als de auto stil staat, zijn alle ge‐
sproken opdrachten in het huidige
menu beschikbaar.
Onderweg is de lijst met beschikbare gesproken opdrachten omwille vande veiligheid beperkt.
Als u het menu INSTELLINGEN on‐
derweg activeert, werkt het alleen
met gesproken opdrachten.
Gesproken opdrachten telefoon
Ga als volgt naar het menu Gespro‐
ken opdrachten telefoon:
1. Druk op s en wacht op het ge‐
luidssignaal.
2. Zeg " Telefoon ".
Daarna kunt u kiezen uit de volgende
lijst met herkende gesproken op‐
drachten:
● BELLEN
● Bel
● Opnieuw kiezen
● Bel terugBel een telefoonboekcontact als
volgt:
1. Druk op s en zeg " Telefoon".
2. Zeg " BELLEN ".
3. Zeg de naam van het contact bijv.
"Mark".
4. Zeg indien gevraagd door een systeembericht " Werk", "Huis ",
" Mobiel " of "Andere ".
5. Via een systeembericht wordt u gevraagd uw keuze te bevesti‐
gen.
Zeg " Ja" om te bevestigen of zeg
" Nee " om de handeling te annule‐
ren.
6. Zeg " BELLEN " om het kiezen te
starten.
Als het specifieke telefoonnummer
voor het contact niet wordt herkend,
toont het systeem een suggestie. Zeg " Volgende " of "Vorige " om andere te‐
lefoonnummers voor dit contact te be‐
kijken.
Als het juiste telefoonnummer op het
display verschijnt, zegt u " BELLEN"
om het kiezen te starten.Kies als volgt een telefoonnummer:
1. Druk op s en zeg " Telefoon".
2. Zeg " Bel".
3. Voer het gewenste telefoonnum‐ mer na het systeembericht met de
volgende gesproken commando's in:
● Zeg " Nul" (voert cijfer 0 in).
● Zeg " Één" tot en met
" Negen " (voert cijfers 1 - 9
in).
● Zeg " Plus" (voert het +-sym‐
bool in).
● Zeg " Ster" (voert het *-sym‐
bool in).
● Zeg " Hekje " (voert het #-sym‐
bool in).
4. Het telefoonnummer wordt door het systeem herhaald en ver‐
schijnt ook op het display.
(zeg " Herhaal " om het ingevoerde
en door het handsfreesysteem
herkende telefoonnummer te her‐ halen).
5. Controleer of het ingevoerde tele‐
foonnummer juist is en wijzig het
zo nodig.
46StemherkenningHet stemherkenningssysteem wordtna het lezen van het bericht automa‐
tisch gedeactiveerd en het tekstbe‐ richt blijft in het Postvak IN.
Ga als volgt naar de tekstberichten in
het Postvak IN:
1. Druk op s en zeg " BERICHTEN-
LEZER ".
2. Zeg " ONTVANGEN
BERICHTEN " om naar het Post‐
vak IN voor tekstberichten te
gaan. Het systeem toont het eer‐
ste bericht in het Postvak IN.
3. Zeg " Volgende " om naar het vol‐
gende bericht te gaan.
Zeg " Vorige " om naar het vorige
bericht te gaan.
4. Zeg " LEZEN" om het momenteel
geselecteerde tekstbericht te le‐
zen.
Zeg " Herlezen " om het momen‐
teel geselecteerde tekstbericht te
herhalen.
Zeg " BELLEN " om het nummer
van de afzender van het momen‐
teel geselecteerde tekstbericht te
kiezen.Zeg " WISSEN " om het momen‐
teel geselecteerde tekstbericht te
wissen.
Ga als volgt te werk om alle
tekstberichten te wissen:
1. Druk op s en zeg " BERICHTEN-
LEZER ".
2. Zeg " ALLES WISSEN " om alle
berichten in het Postvak IN te wis‐ sen.
3. Via een systeembericht wordt u gevraagd uw keuze te bevesti‐
gen.
Zeg " Ja" om te bevestigen of zeg
" Nee " om de handeling te annule‐
ren.
Wijzig de melding van een ontvangen tekstbericht als volgt:
1. Druk op s en zeg " BERICHTEN-
LEZER ".
2. Zeg " SOORT MELDING " om naar
de volgende meldingsopties te
gaan:
3. Zeg " LEZER NIET ACTIEF " om
de SMS-berichtenlezer te deacti‐
veren. Bij ontvangst van een
nieuw SMS-tekstbericht op uwmobiele telefoon ontvangt u geen
melding van het handsfreesys‐
teem.
of
Zeg " Visueel en akoestisch
signaal ". Het handsfreesysteem
signaleert de ontvangst van een
nieuw tekstbericht via het display
en een geluidssignaal.
of
Zeg " Alleen visueel signaal ". De
ontvangst van een nieuw tekstbe‐ richt wordt alleen via het display
gesignaleerd.
Sluit de SMS-berichtenlezer als volgt
af:
Druk op s en zeg " Afslag".
Voor nadere informatie over functies van de berichtenlezer, zie Bediening
in de paragraaf Telefoon 3 56.
Stemherkenning49Op het display verschijnt
Verbinden .
Let op
Als het pinnummer niet binnen en‐
kele minuten wordt ingevoerd, wordt
de handeling automatisch geannu‐
leerd.
4. Na het koppelen vraagt het sys‐ teem u of u de contacten uit de
mobiele telefoon naar het hand‐
sfreesysteem wilt kopiëren.
Zeg " Ja" om te bevestigen of zeg
" Nee " als u de contacten niet wilt
kopiëren.Voorzichtig
Koppel een mobiele telefoon al‐
leen als de auto stil staat.
Zie de paragraaf Bluetooth-
verbinding voor nadere informatie
3 53.
Ga als volgt naar de Geavanceerde
functies:
U kunt de identificatiecode van het handsfreesysteem en de GPRS-code voor mobiele telefoons via het menu
Geavanceerde functies opvragen.
Ga als volgt naar de identificatiecode
van het handsfreesysteem:
1. Druk op s en zeg
" INSTELLINGEN ".
2. Zeg " Geavanceerde functies ".
3. Zeg " Systeem code ".
De 8-cijferige identificatiecode ver‐
schijnt op het display.
Ga als volgt naar de GPRS-code: 1. Druk op s en zeg
" INSTELLINGEN ".
2. Zeg " Geavanceerde functies ".
3. Zeg " GPRS code ".
De GPRS-code verschijnt op het
display.
4. Zeg " Vooraf ingestelde " om de
bestaande code te behouden.
of
Zeg " Uitschakelen " om de GPRS-
code te deactiveren.of
Druk op s en zeg " Afbreken " om
de gesproken interactie te annu‐
leren.
Sluit het menu Instellingen als volgt
af:
Druk op s en zeg " Afslag".
Nuttige hints voor gesproken
opdrachten
● De automicrofoon is bedoeld voor gebruik door de bestuurder.
De microfoon is hiervoor goed
geplaatst en gericht. Voor een
goede herkenning van uw ge‐
sproken opdrachten door het
systeem hoeft u uw normale rij‐
houding dus niet te veranderen.
Als u te ver van de automicrofoon af spreekt, bijv. als u op de ach‐
terbank zit, herkent het systeem uw gesproken opdracht wellicht
niet.
52Telefoon9Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn vei‐ ligheidsvoorschriften opgesteld
waarvan u zich op de hoogte moet stellen voordat u de telefoon ge‐
bruikt.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com
SMS (Short Message Service) Door middel van de stemsynthese‐
technologie kan de geïntegreerde
SMS-berichtenlezer 3 56 van het
Infotainmentsysteem ontvangen
tekstberichten via het geluidssysteem van de auto op uw Bluetooth mobiele
telefoon lezen.
De functies van de SMS-
berichtenlezer werken via de stuur‐
bedieningsknoppen of gesproken op‐
drachten.
Niet alle mobiele telefoons onder‐
steunen het voorlezen van SMS-
berichten . Raadpleeg de bedienings‐
instructies in het handboek bij uw mo‐
biele telefoon of raadpleeg uw net‐
werkprovider.
Verbinding Een mobiele telefoon moet op het
handsfree telefoonsysteem zijn aan‐
gesloten om de functies ervan te re‐
gelen via het Infotainmentsysteem.
Er kan geen telefoon op het systeem
zijn aangesloten tenzij deze eerst ge‐
koppeld is. Zie de paragraaf
Bluetooth-verbinding (3 53) voor
het koppelen van een mobiele tele‐ foon aan het handsfree telefoonsys‐
teem via Bluetooth.
Bij het contact in de stand MAR zoekt
het handsfree telefoonsysteem naar
gekoppelde telefoons in de omge‐
ving. Bluetooth moet geactiveerd zijn
op de mobiele telefoon; anders her‐kent het handsfree telefoonsysteem
de telefoon niet. Het zoeken gaat
door tot een gekoppelde telefoon is
gevonden.
Het displaybericht Verbinden geeft
aan dat de telefoon wordt verbonden. Een bevestiging van de verbinding op het display, toont details over de ge‐
koppelde mobiele telefoon.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt bij gebruik van het
handsfree-telefoonsysteem de bat‐
terij van de mobiele telefoon sneller
ontladen.
Automatische verbinding
Uw telefoon wordt wellicht alleen au‐
tomatisch verbonden terwijl het sys‐ teem ingeschakeld is, als de automa‐ tische Bluetooth -verbindingsfunctie
op uw mobiele telefoon geactiveerd is. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van de mobiele telefoon.