Rijden en bediening179Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐
matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐ keld.
Werking
De camera bevindt zich tussen de
lampjes van de kentekenverlichting
en heeft een zichthoek van 130°.
De camera bestrijkt slechts een be‐
perkt gebied. De afstand op het beeld op de display, verschilt van de wer‐
kelijke afstand.
Geleidingsstrepen
Dynamische-geleidingsstrepen zijn
horizontale lijnen met een onderlinge
afstand van 1 meter, die op de afbeel‐
ding zijn geprojecteerd om de afstand
tot de getoonde objecten te kunnen
bepalen.De baan van de auto wordt afgebeeld overeenkomstig de stuurhoek.
U kunt de functie deactiveren in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het
beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste re‐
gel van het Info-Display met een
waarschuwing om de omgeving van
de auto te controleren.
180Rijden en bedieningDe bovenste regel van het display
kan met een druk op de multifunctio‐
nele knop worden gewist.
Display-instellingen
Navi 650 /Navi 950 : stel de helderheid
in door eerst op de buitenste ring van
de multifunctionele knop te drukken
en er dan aan te draaien.
CD 600 : De helderheid kan worden
ingesteld door de multifunctionele
knop eerst in te drukken en dan te
draaien.
Uitschakelen
De camera wordt gedeactiveerd wan‐
neer een bepaalde snelheid vooruit
wordt overschreden of als de achter‐
uitversnelling gedurende ong.
10 seconden niet is ingeschakeld.
U kunt de achteruitkijkcamera in- of
uitschakelen in het menu Instellingen
op het Info-display. Persoonlijke in‐
stellingen 3 108.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste re‐
gel van het Info-Display.
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● De zon of de straal van koplam‐ pen rechtstreeks op de lens vande camera valt.
● Als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.● Wanneer de auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Verkeersbordherkenning
Werking Het verkeersbordherkenningssys‐
teem herkent bepaalde borden via
een frontcamera en toont deze op het
Driver Information Centre.
Verkeersborden die worden herkend
zijn:
Rijden en bediening181Borden met snelheidsbeperkingen enverboden in te halen ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodVerkeersborden
Begin en einde van:
● snelwegen
● rijkswegen
● woonervenOnderborden ● aanvullingen op verkeersborden
● aanhanger trekken verboden
● beperkingen voor trekkers
● bij natheid
● bij ijs
● richtingspijlen
Borden voor maximumsnelheid en in‐
haalverbod worden getoond op het
Driver Information Center, tot het vol‐ gende bord maximumsnelheid of
einde maximumsnelheid of als er ge‐
durende een bepaalde periode geen ander bord wordt geconstateerd.
Weergeven van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Een uitroepteken in een kader bete‐
kent dat er een onderbord werd ge‐
detecteerd dat niet door het systeem
kan worden herkend.
Het systeem is actief tot een snelheid
van 200 km/u afhankelijk van de ver‐
lichtingsomstandigheden. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid
van 160 km/u.
Zodra de rijsnelheid onder 55 km/u
komt, wordt het display gereset en
wordt de inhoud van de pagina met
verkeersborden gewist, bijv. bij het
betreden van een bebouwde kom. De
volgende herkende snelheidsindica‐
tie zal worden weergegeven.
Displayweergave
Verkeersborden worden weergege‐ ven op de pagina
Verkeersbordherkenning op het Dri‐
ver Information Center.
214Verzorging van de autoZekeringenkast
instrumentenpaneel
Bij auto's met het stuurwiel links zit
het zekeringenkastje achter het op‐
bergvak in het instrumentenbord.
Open het opbergvak en druk het naar links om het te ontgrendelen. Klap het
opbergvak omlaag en verwijder het.
Bij rechtsgestuurde auto's zit de ze‐
keringenkast achter een deksel in het
handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje, open daarna
de afdekking en klap die omlaag.
Nr.Stroomkring1Displays2Regelmodule carrosserie, rijver‐
lichting3Regelmodule carrosserie, rijver‐
lichting4Infotainmentsysteem5Infotainmentsysteem, instru‐
ment612 V-aansluiting, aansteker712 V-aansluiting8Carrosserieregelmodule,
dimlicht links9Carrosserieregelmodule,
dimlicht rechts10Carrosserieregelmodule,
portiersloten11Aanjager12Elektrisch verstelbare bestuur‐
dersstoel13Elektrisch verstelbare passa‐
giersstoel14Diagnosestekker
Verzorging van de auto239De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐ leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo
nodig een interieurreiniger gebruiken. Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.
240Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................240
Service-informatie ...................240
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............241
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................241Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Neem voor het gedetailleerde, bijge‐
werkte onderhoudsschema contact
op met uw werkplaats.
Service-display 3 89.
Europese service-intervallen Aan het voertuig moet om de
30.000 km onderhoud gepleegd wor‐
den, of na 1 jaar, wat het eerst voor‐
komt, tenzij anders vermeld op het
service-display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt wel‐
licht een korter onderhoudsinterval.
De Europese service-intervallen gel‐
den voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Service-display 3 89.
Internationale service-intervallen Aan het voertuig moet om de
15.000 km onderhoud gepleegd wor‐
den, of na 1 jaar, wat het eerst voor‐
komt, tenzij anders vermeld op het
service-display.
De internationale service-intervallen
zijn geldig in de landen die niet tot de groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden op‐
gesteld.
Service-display 3 89.
Service en onderhoud241RegistratiesUitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Serviceboekje. De da‐
tum en afgelezen kilometerstand wor‐ den bevestigd met stempel en hand‐
tekening van de uitvoerende werk‐
plaats.
Zorg ervoor dat het Serviceboekje
correct wordt ingevuld, omdat een
sluitend bewijs van service essentieel is bij aanspraken op garantie of good‐
will en tevens een pluspunt is bij ver‐
koop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
Het service-interval is gebaseerd op
diverse parameters afhankelijk van
het gebruik.
Het service-display meldt wanneer de
motorolie moet worden ververst.
Service-display 3 89.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen ensmeermiddelen
Gebruik alleen producten die voldoen aan de aanbevolen specificaties.Schade als gevolg van het gebruikvan producten die niet voldoen aandeze specificaties, wordt niet gedekt
door de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig han‐ teren. Informatie op de verpakking in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis
van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit be‐
langrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De vis‐
cositeit geeft informatie over de dikte
van de olie bij diverse temperaturen.
Dexos is de nieuwste motoroliekwali‐
teit die optimale bescherming biedt
voor benzine- en dieselmotoren. In‐
dien deze niet voorhanden i,s moet
motorolie van een andere gerenom‐
meerde kwaliteit worden gebruikt.
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 245.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende
fabrikanten en merken kunnen wor‐
den gemengd zolang ze voldoen aan de vereiste motoroliekwaliteit en -vis‐
cositeit.
Het gebruik van motorolie met alleen
ACEA A1/B1 of alleen A5/B5-kwaliteit is verboden, omdat deze in bepaalde
omstandigheden langdurige motor‐
schade kan veroorzaken.
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 245.
263Beslagen lampglazen ................126
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 163
Beveiliging van de auto ................28
Binnenspiegels ............................. 32
Binnenverlichting ...............127, 210
Blindehoeksysteem ....................177
BlueInjection ............................... 148
Bolle vorm .................................... 30
Boordgereedschap .....................216
Boordinformatie .........................105
Brandstof .................................... 185
Brandstofmeter ............................ 89
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 188
Brandstof voor benzinemotoren 185
Brandstof voor dieselmotoren ...186
Buitenspiegels .............................. 30
Buitentemperatuur .......................84
Buitenverlichting .........................117
C Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 15, 82
Code ........................................... 105
Conformiteitsverklaring ...............255
Contactslotstanden ....................142
Controlelampen ......................87, 90
Controle over de auto ................141Controles.................................... 197
Cruise control ...................... 98, 163
D Dagrijlicht ................................... 121
Dagteller ...................................... 88
DEF ............................................ 148
Diefstalalarmsysteem ..................28
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 203
Dieseluitlaatvloeistof ...................148
Dimlicht of grootlicht ...................117
Driepuntsgordel ........................... 58
Driver Information Center .............99
E EHBO ........................................... 78
Elektrisch bediende ruiten ...........33
Elektrische aansluitingen .............86
Elektrische handrem .............94, 157
Elektrische stoelverstelling ..........54
Elektrische verstelling ..................30
Elektrisch systeem...................... 211
Elektronische rijprogramma's ....154
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....96
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 160
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............95Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............133
Erkenning van software ..............257
Event Data Recorders (EDR) .....259
F Frontaal airbagsysteem ...............63
Frontaanrijdingswaarschuwing ...166
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................106
Gereedschap ............................. 216
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................78
Gloeilamp vervangen ................203
Gordelverklikker ........................... 93
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display ...................103
Grootlicht ............................. 97, 119
Grootlichtassistentie .............98, 119
H
Halogeenkoplampen .................204
Handgeschakelde versnellingsbak ......................155
Handmatige dimfunctie ................32
Handmatige modus ...................153
Handrem ............................. 156, 157
Handschoenenkastje ...................72